ECLI:NL:RBZWB:2023:8089

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 november 2023
Publicatiedatum
21 november 2023
Zaaknummer
C/02/382678 / FA RK 21-864
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. van Triest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van zorg- en opvoedingstaken en kinderalimentatie in een ouderschapsplan

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 november 2023 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verdeling van zorg- en opvoedingstaken en kinderalimentatie. De zaak betreft een minderjarig kind, geboren in 2016, en de betrokken partijen zijn de man en de vrouw, die beiden in Middelburg wonen. De man is vertegenwoordigd door mr. N. Wouters en de vrouw door mr. C.E.J.E. Kouijzer. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen overeenstemming hebben bereikt over een co-ouderschapsregeling, waarbij zij om en om een week voor het kind zorgen. Het wisselmoment vindt plaats op elke maandag, waarbij de ene ouder het kind naar de voorschoolse opvang brengt en de andere ouder het van de buitenschoolse opvang haalt. De rechtbank heeft ook de ouderschapsplannen, die door partijen zijn ondertekend, aan de beschikking gehecht.

Daarnaast is er een regeling getroffen voor kinderalimentatie. De man zal vanaf 1 juli 2023 een bedrag van € 66,00 per maand bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van het kind, met de bepaling dat dit bedrag jaarlijks wordt verhoogd met de wettelijke indexering. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de regeling direct kan ingaan, ook in het geval van hoger beroep. De rechtbank heeft de overige verzoeken van partijen afgewezen, en de beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. Hol.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie: Middelburg
Zaaknummer: C/02/382678 / FA RK 21-864
Datum uitspraak: 17 november 2023
(nadere) beschikking betreffende de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en kinderalimentatie
in de zaak van
[de man],
hierna te noemen: de man,
wonende te [plaats] ,
verzoeker,
advocaat: mr. N. Wouters te Middelburg,
tegen
[de vrouw],
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [plaats] ,
verweerster,
advocaat: mr. C.E.J.E. Kouijzer te Middelburg.
betreffende het nu nog minderjarige kind:
-
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2016, hierna te noemen: [minderjarige] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het (nadere) procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- de beschikking van deze rechtbank van 22 juli 2021 en alle daarin opgenomen en vermelde stukken;
- het e-mailbericht van [scheidingsloket] (hierna: [scheidingsloket] ) van 17 januari 2022, binnengekomen bij de rechtbank op 17 januari 2022;
- het F2-formulier van mr. Wouters van 10 maart 2022, binnengekomen bij de rechtbank op 10 maart 2022;
- het e-mailbericht van [scheidingsloket] van 24 oktober 2022, binnengekomen bij de rechtbank op 24 oktober 2022;
- het e-mailbericht van [scheidingsloket] van 8 mei 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 8 mei 2023;
- het e-mailbericht met bijlagen van [scheidingsloket] van 26 juni 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 26 juni 2023;
- het F9-formulier met bijlagen van mr. Wouters van 29 augustus 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 29 augustus 2023;
- het F9-formulier van mr. Kouijzer van 31 augustus 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 31 augustus 2023;
- het e-mailbericht van mr. Kouijzer van 11 oktober 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 11 oktober 2023.

2.De (nadere) beoordeling

2.1
De rechtbank verwijst naar de beschikking van 22 juli 2021. Hierbij zijn partijen voor (jeugd)hulpverlening ten behoeve van de in die beschikking genoemde resultaten verwezen naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio Zeeland. De rechtbank heeft dat loket verzocht om uiterlijk 31 januari 2022 pro forma een eindrapportage van de in te zetten zorgaanbieder over het verloop en de resultaten van het zorgtraject in te dienen, zulks met inachtneming van hetgeen in rechtsoverweging 4.6 van de genoemde beschikking is overwogen. Ook heeft de rechtbank de Raad verzocht om, indien de eindrapportage van de zorgaanbieder daartoe aanleiding geeft, de rechtbank te adviseren ter beantwoording van de in de genoemde beschikking vermelde vragen, zulks onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift van zijn rapport en advies aan de advocaten van partijen.
2.2
Bij e-mailbericht met bijlagen van [scheidingsloket] van 26 juni 2023 heeft [scheidingsloket] gerapporteerd en geadviseerd. Door [scheidingsloket] is de conclusie getrokken dat het partijen is gelukt om afspraken te maken en beslissingen te nemen in het belang van [minderjarige] . Dit heeft geresulteerd in het ouderschapsplan dat door partijen is ondertekend. [scheidingsloket] vindt het wel belangrijk dat aan partijen langdurige ondersteuning blijft worden gegeven bij het vormgeven en uitvoeren van het ouderschap, zodat [minderjarige] in een stabiele opvoedingssituatie opgroeit. Partijen hebben ingestemd om de huidige hulpverlening en casusregie te continueren.
2.3
Bij brief van mr. Wouters van 29 augustus 2023, die als bijlage gevoegd zit bij het F9-formulier van diezelfde datum, is namens de man aangegeven dat partijen een ouderschapsplan hebben ondertekend, alsmede een aanvullende ouderschapsplan. Partijen vinden dat er een eindbeschikking gewezen kan worden. Zij verzoeken dan ook om het ouderschapsplan en het aanvullende ouderschapsplan aan de beschikking te hechten. Ook verzoeken partijen vast te leggen dat:
- er geldt een co-ouderschap, waarbij ouders om en om een week voor [minderjarige] zorgen, waarbij het wisselmoment zal plaatsvinden iedere maandag. De ene ouder brengt [minderjarige] naar de voorschoolse opvang en de andere ouder haalt [minderjarige] van de buitenschoolse opvang;
- de verdere afspraken over de uitvoering van het co-ouderschap zijn neergelegd in een ouderschapsplan en een aanvullend ouderschapsplan, die aan de beschikking worden gehecht;
- de man zal vanaf 1 juli 2023 bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] , voornoemd, een bedrag van € 66,00 per maand, voor de toekomst bij vooruitbetaling aan de vrouw te voldoen, onder de bepaling dat de door de man te betalen bijdrage zal worden verhoogd met de wettelijke indexering als bedoeld in artikel 1:402a van het Burgerlijk Wetboek (BW) voor het eerst per 1 januari 2024.
2.4
Namens de vrouw is door mr. Kouijzer op 31 augustus 2023 verklaard dat zij kan instemmen met hetgeen namens de man is verzocht.
2.5
Bij e-mailbericht van mr. Kouijzer van 11 oktober 2023 is namens de vrouw bij wijze van aanvullend (zelfstandig) verzoek verzocht te bepalen dat de man vanaf 1 juli 2023 zal bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] , voornoemd, een bedrag van € 66,00 per maand, voor de toekomst bij vooruitbetaling aan de vrouw te voldoen, onder de bepaling dat de door de man te betalen bijdrage zal worden verhoogd met de wettelijke indexering als bedoeld in artikel 1:402a van het Burgerlijk Wetboek (BW) voor het eerst per 1 januari 2024.
2.6
De rechtbank overweegt als volgt.
2.6.1
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a BW kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt alsdan een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt. De rechtbank kan op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag, welke regeling – onder meer – kan omvatten de toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken.
Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
2.6.2
De rechtbank stelt vast dat partijen over de inhoud van de zorgregeling tot overeenstemming zijn gekomen. In samenwerking met de hulpverlening hebben partijen een ouderschapsplan met aanvullend ouderschapsplan opgesteld van respectievelijk 26 mei 2023 en 18 augustus 2023. Uit die plannen leidt de rechtbank af dat partijen wensen om met een co-ouderschapsregeling om en om een week voor [minderjarige] te zorgen. Het wisselmoment zal plaatsvinden op iedere maandag. Hierbij zal de ene ouder [minderjarige] naar de voorschoolse opvang brengen en de andere ouder haalt [minderjarige] bij de buitenschoolse opvang op. De verdere afspraken over de uitvoering van het co-ouderschap zijn neergelegd in het voornoemde ouderschapsplan en voornoemde aanvullend ouderschapsplan. Gezien de overeenstemming tussen partijen over de inhoud van de zorgregeling, waarbij het de rechtbank niet is gebleken dat de belangen van [minderjarige] zich tegen die regeling verzetten, zal de rechtbank de overeengekomen zorgregeling vastleggen en het genoemde ouderschapsplan met aanvullend ouderschapsplan door aanhechting onderdeel laten uitmaken van deze beschikking.
Kinderalimentatie
2.6.3
Partijen zijn, gelet op het vorenstaande en het aanvullende (zelfstandig) verzoek van de vrouw, tot overeenstemming gekomen dat de man vanaf 1 juli 2023 zal bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] een bedrag van € 66,00 per maand, voor de toekomst bij vooruitbetaling aan de vrouw te voldoen, onder de bepaling dat de door de man te betalen bijdrage zal worden verhoogd met de wettelijke indexering als bedoeld in artikel 1:402a BW voor het eerst per 1 januari 2024.
2.6.4
Gelet op de overeenstemming tussen partijen en nu het verzochte de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal de rechtbank dienovereenkomstig beslissen.
2.6.5
De rechtbank zal deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
Ouderschapsplan met aanvullend ouderschapsplan
2.6.6
Partijen zijn, zoals al eerder overwogen, ook tot overeenstemming gekomen met betrekking tot het ouderschapsplan en het aanvullende ouderschapsplan dat partijen op respectievelijk 26 mei 2023 en 18 augustus 2023 in Middelburg hebben ondertekend. Partijen hebben beiden verzocht dat ouderschapsplan en dat aanvullende ouderschapsplan aan deze beschikking te hechten. Nu niet is gebleken dat de belangen van [minderjarige] zich hiertegen verzetten, zal de rechtbank het door partijen ondertekende ouderschapsplan en aanvullende ouderschapsplan conform hun beider verzoek hechten aan deze beschikking.
2.7
Hetgeen meer of anders door partijen is verzocht zal de rechtbank afwijzen. Dit leidt tot de volgende (nadere) beslissing.

3.De (nadere) beslissing

De rechtbank:
3.1
bepaalt dat de man en de vrouw en [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2016, in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar waarbij de man en de vrouw om en om een week voor [minderjarige] zorgen en het wisselmoment zal plaatsvinden op iedere maandag;
3.2
bepaalt dat de man vanaf 1 juli 2023 zal bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] een bedrag van € 66,00 per maand, voor de toekomst bij vooruitbetaling aan de vrouw te voldoen, onder de bepaling dat de door de man te betalen bijdrage zal worden verhoogd met de wettelijke indexering als bedoeld in artikel 1:402a BW voor het eerst per 1 januari 2024;
3.3
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.4
bepaalt dat het aangehechte, door de griffier gewaarmerkte en door partijen op 26 mei 2023 en 18 augustus 2023 getekende ouderschapsplan respectievelijk aanvullende ouderschapsplan, deel uitmaken van deze beschikking;
3.5
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van Triest, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 17 november 2023 in tegenwoordigheid van mr. Hol, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op: [1]

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.