Op 14 november 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiseres B.V. en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. Eiseres had beroep aangetekend tegen een besluit van het college van 13 maart 2023, waarin het bezwaar van eiseres tegen de afwijzing van een handhavingsverzoek ongegrond werd verklaard. Dit handhavingsverzoek betrof de bewoning van een bedrijfswoning aan een specifiek adres. De rechtbank heeft de zaak behandeld op zitting, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde en de derde-partijen ook aanwezig waren. Het college had zich afgemeld voor de zitting.
De rechtbank oordeelde dat het beroep van eiseres gegrond was. De rechtbank stelde vast dat het college in zijn besluit op bezwaar niet had onderkend dat eiseres, tussen het moment van het indienen van het bezwaar en het moment van het bestreden besluit, het perceel in eigendom had overgedragen aan een andere vennootschap. Hierdoor had eiseres geen rechtstreeks belang meer en was zij niet langer als belanghebbende aan te merken. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en verklaarde het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk.
De rechtbank droeg het college op om het betaalde griffierecht van € 365,- aan eiseres te vergoeden en veroordeelde het college tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiseres. De uitspraak werd openbaar gedaan en partijen werden gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.