ECLI:NL:RBZWB:2023:8104

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 november 2023
Publicatiedatum
22 november 2023
Zaaknummer
BRE 22/266
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van dwangsom en proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 20 november 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar en de daaropvolgende uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar beoordeeld. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking van 26 februari 2021 en stelde de heffingsambtenaar in gebreke wegens het niet tijdig beslissen. Na het indienen van beroep op 17 januari 2022, deed de heffingsambtenaar op 29 januari 2022 uitspraak op bezwaar, waarbij het bezwaar ongegrond werd verklaard. Tevens werd een dwangsom van € 253 toegekend wegens het niet tijdig beslissen.

Belanghebbende verzocht om vergoeding van de proceskosten, die bestonden uit kosten voor rechtsbijstand. De heffingsambtenaar concludeerde dat belanghebbende recht had op een proceskostenvergoeding van € 209,25. De rechtbank oordeelde dat belanghebbende recht had op deze vergoeding, omdat het beroep enkel slaagde vanwege de toekenning van de dwangsom. De rechtbank bepaalde dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50 aan belanghebbende moest vergoeden en de proceskostenvergoeding van € 209,25 moest betalen.

De uitspraak werd gedaan door mr. M.L. Weerkamp, in aanwezigheid van mr. B.W. Liu, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Partijen zijn geïnformeerd over hun recht om hoger beroep in te stellen binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/266

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 november 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Etten-Leur, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar en de nadien gedane uitspraak op bezwaar en tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 29 januari 2022.
1.1.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking met dagtekening 26 februari 2021.
1.2.
Bij brief van 1 januari 2022 heeft belanghebbende de heffingsambtenaar in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op bezwaar.
1.3.
Belanghebbende heeft op 17 januari 2022 beroep ingesteld, omdat de heffingsambtenaar nog geen uitspraak op bezwaar heeft gedaan.
1.4.
De heffingsambtenaar heeft op 29 januari 2022 uitspraak op bezwaar gedaan. Daarbij heeft de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard.
1.5.
De heffingsambtenaar heeft op 31 januari 2022 op het verzoek om toekenning van een dwangsom beslist en een dwangsom van € 253 toegekend wegens het niet tijdig beslissen.
1.6.
Belanghebbende heeft bij brief van 10 maart 2022 aangegeven dat hij het beroep wil intrekken onder de voorwaarde dat de proceskosten voor het ingediende beroep worden vergoed. In zijn brief van 18 oktober 2022 heeft belanghebbende de rechtbank verzocht het beroep gegrond te verklaren wat betreft de proceskostenvergoeding.
1.7.
De heffingsambtenaar heeft op 20 september 2023 een verweerschrift ingediend dat op 22 september 2023 naar de wederpartij is doorgestuurd.
1.8.
Partijen zijn uitgenodigd voor de behandeling van het beroep op 3 november 2023. Partijen hebben zich desgevraagd akkoord verklaard dat de rechtbank uitspraak doet zonder zitting.

Overwegingen

2. De heffingsambtenaar heeft de ingebrekestelling op dinsdag 4 januari 2022 ontvangen. Woensdag 19 januari 2022 is derhalve de eerste dag waarover een dwangsom is verschuldigd. [1] De heffingsambtenaar heeft op 29 januari 2022 uitspraak op bezwaar gedaan en heeft de verschuldigde dwangsom berekend op 11 dagen maal € 23 per dag [2] (zijnde € 253). Belanghebbende heeft de juistheid daarvan niet betwist zodat de rechtbank daarvan uit zal gaan.
3. Belanghebbende heeft verzocht om een vergoeding van de proceskosten, bestaande uit de kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor het indienen van het beroepschrift. De heffingsambtenaar concludeert dat belanghebbende in aanmerking komt voor een proceskostenvergoeding van € 209,25 (1 punt voor het beroepschrift en een wegingsfactor 0,25) vanwege het niet tijdig beslissen op bezwaar. De rechtbank zal, gelet op het verzoek van belanghebbende, alleen een beslissing nemen over de hoogte van de toe te kennen proceskostenvergoeding en de vergoeding van het griffierecht.
4. De rechtbank overweegt dat nu het beroep enkel slaagt vanwege de toekenning van een dwangsom belanghebbende in aanmerking voor de vergoeding van zijn proceskosten. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 837. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend. Omdat de zaak een zeer licht gewicht heeft, is op de waarde de factor 0,25 toegepast. [3] De vergoeding bedraagt dan in totaal € 209,25. De heffingsambtenaar moet deze vergoeding betalen.
5. De heffingsambtenaar moet het griffierecht aan belanghebbende vergoeden, omdat belanghebbende in beroep heeft moeten komen vanwege het niet tijdig beslissen op het bezwaarschrift.

Beslissing

De rechtbank:
  • bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50 aan belanghebbende moet vergoeden;
  • veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van € 209,25 aan proceskosten aan belanghebbende.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. B.W. Liu, griffier op 20 november 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 4.17, lid 3, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 4.17, lid 2, Awb.
3.Zie Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 11 november 2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:3315, bijlage: richtsnoer proceskostenvergoeding, rov. 1.2.2.