In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 november 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Geertruidenberg beoordeeld. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde van de woning van belanghebbende vastgesteld op € 300.000 per 1 januari 2020, wat leidde tot een aanslag onroerendezaakbelasting voor het jaar 2021. Belanghebbende betwistte deze waardevaststelling en stelde dat de waarde maximaal € 270.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 29 september 2023, waarbij belanghebbende werd bijgestaan door zijn echtgenote en de heffingsambtenaar vertegenwoordigd werd door een taxateur.
De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar niet voldoende rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de woning van belanghebbende en de referentiewoningen die zijn gebruikt voor de waardebepaling. De rechtbank oordeelt dat de waarde te hoog is vastgesteld en stelt deze in goede justitie vast op € 275.000. Het beroep van belanghebbende wordt gegrond verklaard, wat betekent dat de waardebeschikking en de aanslag onroerendezaakbelasting verminderd moeten worden. De heffingsambtenaar wordt ook verplicht om het griffierecht van € 49 aan belanghebbende te vergoeden. De rechtbank biedt verontschuldigingen aan voor de lange duur van de uitspraak.