In deze civiele zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 november 2023 uitspraak gedaan in een vordering tot terugbetaling van een geldlening van € 200.000,- die in 2007 door de Diaconie aan de Stichting is verstrekt. De Diaconie vorderde de terugbetaling van de resterende hoofdsom van € 120.000,- en een bedrag van € 1.424,66 aan rente, vermeerderd met wettelijke handelsvertragingsrente. De Stichting voerde aan dat de vordering was verjaard, omdat er periodieke aflossingen waren afgesproken die niet tijdig waren voldaan. De rechtbank oordeelde echter dat de partijen een nadere afspraak hadden gemaakt dat de lening niet tussentijds afgelost hoefde te worden, waardoor de verjaring niet van toepassing was. De rechtbank concludeerde dat de vordering van de Diaconie niet verjaard was en wees de vordering tot terugbetaling toe. Tevens werden de proceskosten aan de Diaconie vergoed, omdat de Stichting in het ongelijk was gesteld. De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.