ECLI:NL:RBZWB:2023:8123

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
C/02/415812 / JE RK 23-1982
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Duinhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling van een ongeboren baby

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 november 2023 een beschikking gegeven over de voorlopige ondertoezichtstelling van een ongeboren kind. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze ondertoezichtstelling voor de duur van drie maanden, omdat er ernstige zorgen zijn over de veiligheid en ontwikkeling van het ongeboren kind. De moeder is zwanger en de vader heeft het kind nog niet erkend. Er zijn meldingen gedaan bij Veilig Thuis over huiselijk geweld en middelengebruik door de vader, wat de situatie zorgwekkend maakt.

Tijdens de mondelinge behandeling hebben zowel de moeder als de vader hun standpunten toegelicht. De moeder gaf aan dat ze nu beter in staat is om grenzen aan te geven en openstaat voor hulp. De vader beweerde dat hij zijn verslaving heeft overwonnen en zich wil inzetten voor de zorg van het ongeboren kind. De gecertificeerde instelling (GI) steunt het verzoek van de Raad, gezien de zorgen die er zijn.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een ernstig vermoeden bestaat dat de gronden voor een ondertoezichtstelling zijn vervuld. De situatie van de ouders is instabiel en er zijn zorgen over hun vermogen om een veilige omgeving voor het ongeboren kind te waarborgen. Daarom is besloten om het ongeboren kind voorlopig onder toezicht te stellen van de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland, met ingang van 15 november 2023 tot 15 februari 2024. De ouders krijgen de kans om te laten zien dat zij in staat zijn om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van hun kind te dragen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/415812 / JE RK 23-1982
Datum uitspraak: 15 november 2023
Beschikking van de kinderrechter over een voorlopige ondertoezichtstelling
in de zaak van
Raad voor de Kinderbescherming Regio Zuidwest Nederland,
locatie Breda, hierna te noemen: de Raad,
over
[het nog ongeboren kind],
hierna te noemen: het nog ongeboren kind.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [plaats] .
De kinderrechter merkt als informanten aan:
Stichting Jeugdbescherming west Zeeland, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI),
gevestigd te Middelburg,
[de vader] ,
hierna te noemen: de vader,
wonende in [plaats] .

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het op 9 november 2023 ontvangen verzoek met bijlage van 8 november 2023.
1.2.
Op 15 november 2023 heeft de kinderrechter de zaak mondeling en met gesloten deuren behandeld. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder;
  • de vader;
- een vertegenwoordigster van de Raad;
- twee vertegenwoordigsters van de GI.

2.De feiten

2.1.
De moeder is zwanger van het nog ongeboren kind. De zwangerschap is à terme op
13 januari 2024.
2.2.
De vader heeft het ongeboren kind (nog) niet erkend.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de voorlopige ondertoezichtstelling van [het nog ongeboren kind] voor de duur van drie maanden.

4.De standpunten

4.1.
De Raad legt aan het verzoek ten grondslag dat er een ernstig vermoeden is dat het nog ongeboren kind dusdanig opgroeit dat het in de ontwikkeling ernstig wordt bedreigd. Er zijn zorgen gemeld bij Veilig Thuis. Er zijn zorgen over drank- en drugsgebruik door de vader, huiselijk geweld dat plaatsvindt en de moeite die de moeder heeft met het aangeven van grenzen. Het ontbreekt de ouders aan inzicht wat betreft de onveiligheid van het nog ongeboren kind. De situatie is nu weliswaar betrekkelijk rustig, maar er zijn zorgen als de situatie omslaat, de stress toeneemt en welke uitwerking dit zal hebben op het nog ongeboren kind. Het nog ongeboren kind is enorm kwetsbaar en moet beschermd worden. De vader is bereid zich te laten behandelen, maar voorkomen moet worden dat er een situatie ontstaat waarbij er onmiddellijk ingegrepen moet worden. De Raad heeft er onvoldoende vertrouwen in dat het de aanstaande ouders lukt om de veiligheid van het nog ongeboren kind te waarborgen. Daarom kiest de Raad voor indiening van dit verzoek, zodat er preventief ingestoken kan worden op regievoering en het maken van veiligheidsafspraken. Het vrijwillig kader heeft namelijk tot onvoldoende resultaat geleid.
4.2.
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling gezegd dat ze de ontwikkelingen van de laatste tijd spannend vindt. Doordat haar zelfwaarde en zelfrespect in vorige relaties was gezakt, was het eerder lastig voor haar om grenzen aan te geven. Dat is nu anders. Ze zegt wat op haar hart ligt en neemt standpunten in. Ze staat er samen met de vader voor open om alle hulp te accepteren. Samen hebben zij er ook voor gekozen om hulp te vragen voor hun financiën, waardoor zij zich hiervoor hebben aangemeld bij de gemeente.
4.3.
De vader stelt dat hij zijn best doet en dat hij zich begint te hechten aan het nog ongeboren kind. Drank- en drugsgebruik zijn voor hem verleden zijn. Hij was verslaafd, maar dat is nu niet meer het geval. Hij is al een aantal maanden gestopt. De vader begrijpt het verzoek gelet op wat er allemaal aan informatie in het verzoek staat. Hij wil voor zowel de moeder als het nog ongeboren kind zorgen.
4.4.
De GI vindt het rapport dat ten grondslag ligt aan het verzoek zorgelijk. Zij vraagt zich af wat er in het vrijwillig kader wel of niet is geprobeerd, maar ondersteunt het verzoek van de Raad volledig gelet op de zorgen.

5.De beoordeling

5.1.
Nu het belang van het thans nog ongeboren kind zulks vordert, merkt de kinderrechter het op grond van artikel 1:2 BW als reeds geboren aan.
5.2.
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld (artikel 1:255 Burgerlijk Wetboek (BW)). De kinderrechter overweegt hiertoe dat er veel zorgen zijn over de situatie van de ouders. Er zijn verschillende meldingen ontvangen bij Veilig Thuis, waarbij het huiselijk geweld vanuit de vader richting de moeder centraal staat. De escalaties tussen hen lijken met name te ontstaan na drank- en/of middelengebruik door de vader. De moeder heeft eerder aangegeven het geweld te accepteren zolang het geweld niet gericht is op het nog ongeboren kind. Tijdens de mondelinge behandeling heeft zij zich anders uitgelaten, namelijk dat zij steviger in haar schoenen staat en dat zij in staat is om voor zichzelf en de nog ongeboren baby op te komen. Het gegeven dat dit kort geleden nog anders was, maakt wel dat hier zorgen over zijn. Daarnaast zijn er nog zorgen over schulden, huisvesting en de bestendigheid van de relatie van de ouders. De situatie is dus om een verscheidenheid aan redenen zeer zorgwekkend.
5.3.
Los van de eigen veiligheid, dienen beide ouders de veiligheid van het nog ongeboren kind te allen tijde voorop te stellen. Een situatie waarin sprake is van middelengebruik, escalaties met (fysiek) geweld, stress en instabiliteit zijn geen factoren die bijdragen aan een veilige en stabiele opvoedomgeving. In tegenstelling, ook nu de baby nog niet geboren is kan de situatie zoals deze zich voordoet al schade toebrengen aan het nog ongeboren kind. De beide ouders dragen reeds voor de geboorte al de verantwoordelijkheid en plicht om hun ongeboren kind te verzorgen en de veiligheid van het kind te waarborgen. Hoewel ouders stellen dat het middelengebruik van de vader is gestopt en dat het momenteel rustig is, zijn de zorgen inmiddels al erg groot. Er is dan ook een ernstig vermoeden dat aan de gronden voor een ondertoezichtstelling wordt voldaan. Ouders stellen open te staan voor hulpverlening, maar het is de vraag in hoeverre zij de hulpverlening ook daadwerkelijk accepteren en voldoende kunnen benutten. De kinderrechter vindt het daarom belangrijk dat er per direct een regievoerder betrokken raakt om een veiligheidsplan met afspraken te maken met de ouders, samen met de ouders een gedegen bevallingsplan op te stellen en te zorgen dat het nog ongeboren kind in een harmonieuze opvoedomgeving ter wereld mag komen. Om dit in werking te stellen zal het nog ongeboren kind voorlopig onder toezicht worden gesteld voor de duur van drie maanden.
5.4.
De komende periode zal de Raad onderzoek verrichten of een (definitieve) ondertoezichtstelling nodig is. De ouders kunnen de komende tijd dus profiteren van de begeleiding die zij zullen ontvangen en zij kunnen deze periode tevens aangrijpen om aan te tonen dat zij zelfstandig in staat zijn om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van het nog ongeboren kind te dragen, zoals zij zelf graag wensen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [het nog ongeboren kind] voorlopig onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Zeeland met ingang van 15 november 2023 tot 15 februari 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 november 2023 door mr. Duinhof, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Vork als griffier, en op schrift gesteld op 23 november 2023.
(KG)