Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het verdere verloop van de procedure
- de moeder;
- de vader;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 november 2023 een beschikking gegeven over de voorlopige ondertoezichtstelling van een ongeboren kind. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze ondertoezichtstelling voor de duur van drie maanden, omdat er ernstige zorgen zijn over de veiligheid en ontwikkeling van het ongeboren kind. De moeder is zwanger en de vader heeft het kind nog niet erkend. Er zijn meldingen gedaan bij Veilig Thuis over huiselijk geweld en middelengebruik door de vader, wat de situatie zorgwekkend maakt.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben zowel de moeder als de vader hun standpunten toegelicht. De moeder gaf aan dat ze nu beter in staat is om grenzen aan te geven en openstaat voor hulp. De vader beweerde dat hij zijn verslaving heeft overwonnen en zich wil inzetten voor de zorg van het ongeboren kind. De gecertificeerde instelling (GI) steunt het verzoek van de Raad, gezien de zorgen die er zijn.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een ernstig vermoeden bestaat dat de gronden voor een ondertoezichtstelling zijn vervuld. De situatie van de ouders is instabiel en er zijn zorgen over hun vermogen om een veilige omgeving voor het ongeboren kind te waarborgen. Daarom is besloten om het ongeboren kind voorlopig onder toezicht te stellen van de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland, met ingang van 15 november 2023 tot 15 februari 2024. De ouders krijgen de kans om te laten zien dat zij in staat zijn om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van hun kind te dragen.