ECLI:NL:RBZWB:2023:8125

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
C/02/411079 FA RK 23-2982
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. van Term
  • A. Verhulst-Langer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot adoptie van een meerderjarige op basis van wettelijke voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 november 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot adoptie van een meerderjarige vrouw door haar stiefvader. De verzoekers, de vrouw, haar moeder en haar stiefvader, stelden dat de adoptie belangrijk was voor hun gezinsleven en de emotionele ontwikkeling van de vrouw. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw op het moment van indiening van het verzoek, op 26 juni 2023, 36 jaar oud was en dus niet voldeed aan de wettelijke eis van minderjarigheid voor adoptie. De rechtbank overwoog dat, hoewel er sprake was van een sterke emotionele band tussen de vrouw en haar stiefvader, de wettelijke voorwaarden voor adoptie niet waren vervuld. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van het verzoek geen ongeoorloofde inmenging in het gezinsleven van de betrokkenen opleverde, aangezien de bestaande gezinsbanden niet zouden veranderen door de afwijzing van het adoptieverzoek. De rechtbank heeft het verzoek tot adoptie afgewezen en de vrouw en haar moeder niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Enkelvoudige Kamer
Zaaknummer: C/02/411079 FA RK 23-2982
Datum: 21 november 2023
beschikking betreffende adoptie
in de zaak van
[de vrouw],
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1986,
hierna te noemen de vrouw,
en
[de man],
geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 2] 1964,
hierna te noemen de man,
en
[de moeder],
geboren te [geboorteplaats 3] op [geboortedag 3] 1963,
hierna te noemen de moeder,
hierna samen te noemen de verzoekers, allen wonende te [plaats 1] en woonplaats kiezende te [plaats 2] , ten kantore van hun advocaat mr. R.J.M. Sintnicolaas.
Als belanghebbende in deze procedure wordt aangemerkt:
[juridische vader],
hierna te noemen de juridische vader,
wonende te [woonplaats] ,
woonplaats kiezende te [plaats 3] ten kantore van zijn advocaat mr. F. Sánchez.

1.Het procesverloop

Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 26 juni 2023 ontvangen verzoek met bijlagen;
- de op 26 juni 2023 ontvangen brief van mr. Sintnicolaas met bijlagen.
Het verzoek is, met gesloten deuren, mondeling behandeld op 26 oktober 2023. Bij die gelegenheid zijn verschenen de vrouw, de man en de moeder, bijgestaan door hun advocaat.
De juridische vader en zijn advocaat zijn goed opgeroepen, maar zij zijn niet verschenen. De advocaat van de juridische vader heeft mr. Sintnicolaas vooraf geïnformeerd dat zij niet aanwezig zouden zijn.
De rechtbank heeft mevrouw [halfzus] , halfzus van de vrouw, en mevrouw mr. Z.A.M. Visvalingam, in haar hoedanigheid als advocaat-stagiaire en kantoorgenoot van mr. Sintnicolaas, bijzondere toegang tot de besloten mondelinge behandeling verleend.

2.Het verzoek

Het verzoek van de vrouw, de man en de moeder strekt, naar de rechtbank begrijpt, tot (stiefouder)adoptie van de vrouw door de man, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.

3.De beoordeling

3.1
Blijkens de stukken en de stellingen staat het volgende vast.
- Op [trouwdatum 1] 1985 zijn de moeder en de juridische vader met elkaar gehuwd.
- Binnen dit huwelijk is op [geboortedag 1] 1986 de vrouw geboren.
- De echtscheiding tussen de vrouw en de juridische vader is op [scheidingsdatum] 1990 ingeschreven in het register van de burgerlijke stand.
- De man en de moeder zijn op [trouwdatum 2] 1991 met elkaar gehuwd.
- De arrondissementsrechtbank te ’s-Gravenhage heeft op 6 februari 1991 beslist dat de moeder de voogdij over de vrouw zal uitoefenen en de juridische vader tot toeziend voogd over de vrouw benoemd.
- Op [geboortedag 4] 1991 is de halfzus van de vrouw geboren.
- Bij Koninklijk besluit van 9 maart 1994 is de geslachtsnaam van de vrouw
gewijzigd in [naam] ’.
- De man, de moeder, de vrouw en de juridische vader beschikken over de Nederlandse
nationaliteit. De juridische vader woont in [plaats 4] .
3.2
De Nederlandse rechter is op grond van artikel 3, sub a, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bevoegd om van het verzoek kennis te nemen.
3.3
Op dit verzoek is, gelet op het bepaalde in artikel 10:105, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) het Nederlandse recht toepasselijk.
3.4
Aan het verzoek wordt het volgende ten grondslag gelegd. Aan alle vereisten van artikel 1:228, eerste lid, van het BW voor stiefouderadoptie is voldaan, met uitzondering van de eis dat het kind bij indiening van het verzoek minderjarig is. Dit staat echter niet aan de toewijzing van het verzoek in de weg, omdat er sprake is van bijzondere omstandigheden, waardoor het weigeren van de adoptie een inbreuk op artikel 8 Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) met zich meebrengt.
De adoptieregeling strekt als maatregel ter bescherming van de sociaal-emotionele ontwikkeling van een kind en de meerderjarigheid van de vrouw maakt dat niet anders. De juridische vader en de vrouw hebben al ruim 34 jaar geen contact meer met elkaar en hij heeft geen rol in haar leven gespeeld. Er is tussen hen nooit sprake geweest van een nauwe persoonlijke betrekking noch family life als bedoeld in artikel 8 EVRM. Er is sprake van een sterke emotionele en langdurige band tussen de vrouw en de man, die zij, de moeder en de halfzus juridisch bevestigd willen zien. Tussen hen is wel sprake van een nauwe persoonlijke betrekking en daarmee van family life als bedoeld in artikel 8 EVRM. De vrouw heeft haar geslachtsnaam gewijzigd in die van de man en zij voelt zich zo goed als haar hele leven de dochter van de man. Voor haar verdere identiteitsontwikkeling en persoonlijke ontwikkeling is het van wezenlijk belang dat zij formeel juridisch een volwaardig gezins-/familielid wordt. Dit geldt ook voor de zoon van de vrouw, die eveneens een nauwe persoonlijke betrekking en daarmee family life als bedoeld in artikel 8 EVRM met de man heeft. Wanneer de vrouw geconfronteerd wordt met haar gegevens bij (overheids)instanties, zoals de gemeente, in het bijzonder bij burgerzaken, heeft zij er emotioneel last van dat een volslagen vreemde haar juridische vader is. Dit doet de vrouw beseffen dat zij als enige in het gezin en in de naaste familie een andere juridische positie heeft, waar zij emotioneel veel last van heeft. De afwijzing van de gevraagde adoptie zou ertoe leiden dat de vrouw en haar zoon in hun persoonlijke - en identiteitsontwikkeling bedreigd worden, dat zij grote nadelige erfrechtelijke gevolgen zullen ervaren en dat de feitelijke situatie niet zal overeenkomen met de juridische. Op grond van het versterfrecht kan de vrouw - en zodoende ook haar zoon -alleen via een testament erfgenaam van de man zijn. Zolang de vrouw juridisch niet wordt aangemerkt als een kind van de man, zal zij nooit legitimaris van hem zijn.
3.5
Tijdens de mondelinge behandeling is door en namens de man nog aangevuld dat hij de adoptie graag wil voor de vrouw en dat deze voor haar en voor hen als gezin belangrijk is. In het verleden hebben zij wel eens over adoptie gesproken, maar dit is destijds op de lange baan geschoven omdat er toen geen reden voor was. Wel is in het verleden de geslachtsnaam van de vrouw in die van de man gewijzigd. Voor de man hebben zij gevoelsmatig altijd een gezin gevormd. De man is altijd betrokken geweest bij de emotionele ontwikkeling van de vrouw, die niet glad is verlopen, en hij heeft haar hierbij ondersteund. De vrouw heeft een Wajong-uitkering, omdat zij emotioneel gezien niet volwaardig kan functioneren. Zij zit nu in een ontspannen fase van haar leven, maar dit gaat met golfbewegingen. Recent is de moeder van de man overleden en zij had geld opzij gezet voor de kleinkinderen. Partijen zijn zich er hierdoor van bewust geworden dat de vrouw niet automatisch erft terwijl dit bij de halfzus van de vrouw wel het geval is. Voor het geval de man zou overlijden moet dit fiscaal door de man worden geregeld door een testament te maken. De adoptie zou dit juridisch eenvoudiger maken. Namens verzoeker is aangeboden om, mocht de rechtbank daar behoefte aan hebben, aanvullend bewijs te overleggen.
3.6
Door en namens de vrouw is tijdens de mondelinge behandeling gezegd dat haar wens tot adoptie met name gevoelsmatig is. De vrouw kent de man haar hele leven en de juridische vader kent zij niet. Zij vindt dat de man de plek verdient die de juridische vader nu inneemt. Ook wil de vrouw dat de man formeel de opa van haar kind wordt en haar halfzus formeel haar zus wordt. Zij is pas tijdens haar meerderjarigheid geconfronteerd met fiscale gevolgen, die niet tijdens haar minderjarigheid speelden. Deze consequenties zijn bij testament gedeeltelijk weg te nemen, maar deze zijn niet helemaal op te lossen. Emotioneel grijpt het bij haar dieper in dan bij andere mensen. Het emotionele aspect kan alleen door de adoptie worden weggenomen. Eenmaal per vier weken komt er iemand van MEE bij de vrouw thuis om te bespreken hoe het met haar gaat en of er (extra) hulpverlening nodig is. Op dit moment heeft de vrouw geen aanvullende hulpverlening, bijvoorbeeld van een psycholoog. Zij heeft een netwerk en haar familie die haar opvangen als het slechter gaat. Het gaat nu goed, maar zij hoopt niet dat zij nogmaals een dieptepunt hoeft mee te maken.
3.7
Door en namens de moeder is tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat zij het verzoek strikt genomen niet zelf doet. Zij wil echter wel graag dat de vrouw door de man wordt geadopteerd. Voor de moeder is de vrouw vanaf haar derde levensjaar de dochter van de man geweest. De wens tot adoptie is volgens haar pas gaan spelen toen de vrouw in officiële documenten geconfronteerd werd met de naam van haar juridische vader. Op dat moment kreeg de vrouw hier last van en gingen haar emoties een rol hierin spelen. Volgens de moeder zou het de vrouw helpen als het verzoek wordt toegewezen.
3.8
De juridische vader heeft op 26 april 2023 schriftelijk verklaard dat hij kennis heeft genomen van het adoptieverzoek en dat hij daartegen geen bezwaar heeft. Hij heeft daarbij een kopie van zijn paspoort gevoegd.
3.9
De rechtbank overweegt als volgt.
De moeder is van rechtswege juridisch ouder van de vrouw, dus zij kan niet om adoptie van de vrouw door haarzelf verzoeken. Ook de vrouw kan niet om haar eigen adoptie verzoeken. Een verzoek tot adoptie kan slechts worden gedaan door een verzoeker die via een adoptie in een familierechtelijke betrekking tot het kind wil komen te staan. Hoewel de rechtbank begrijpt dat de vrouw en de moeder eveneens de wens hebben tot adoptie, kan in juridische zin alleen de man verzoeken om adoptie van de vrouw. De vrouw en de moeder zullen daarom beiden niet ontvankelijk worden verklaard in hun verzoek. Dit houdt in dat de rechtbank hierna alleen het verzoek tot (stiefouder)adoptie van de vrouw door de man inhoudelijk zal beoordelen.
3.1
Op grond van het bepaalde in artikel 1:228, eerste lid, aanhef en onder a, van het BW is een voorwaarde voor adoptie, voor zover hier van belang, dat het kind op de dag van het eerste verzoek minderjarig is. Vaststaat dat de vrouw ten tijde van de indiening van het verzoek op 26 juni 2023 36 jaar oud en dus meerderjarig was. Aan het minderjarigheidsvereiste is dus niet voldaan. Aan de overige wettelijke vereisten voor adoptie is wel voldaan.
3.11
Aan de rechtbank ligt ter beoordeling voor of een weigering om adoptie toe te staan in dit geval een ongeoorloofde inmenging in het gezins- of familieleven of privéleven van de man, de moeder en de vrouw oplevert, als bedoeld in artikel 8, leden 1 en 2, EVRM, en of om die reden toepassing van artikel 1:228, eerste lid, aanhef en onder a, BW achterwege dient te blijven.
3.12
Hoewel adoptie door de wetgever primair werd gezien als een maatregel van kinderbescherming, gaat adoptie in haar effecten verder dan voor het doel van kinderbescherming vereist is. Bovendien grijpt zij in in het afstammingsrecht, in het bijzonder ten aanzien van het tot stand brengen van familierechtelijke betrekkingen tussen de adoptiefouders en hun bloed- en aanverwanten enerzijds, en het adoptiefkind en diens eventuele toekomstige echtgenoot en nakomelingen anderzijds, welke betrekkingen ook na het meerderjarig worden van een kind blijven bestaan en nog kunnen ontstaan. Daarnaast worden de familierechtelijke banden met de bestaande familieleden beëindigd. Betrokkenen kunnen bij het ontstaan van de hiervoor bedoelde familierechtelijke betrekkingen ook tijdens die meerderjarigheid nog belang hebben, ook al kan de adoptie wegens de bereikte meerderjarigheid niet meer het karakter van een maatregel van kinderbescherming hebben. De wet voorziet niet in een (andere) manier waarop die familiebanden na de bereikte meerderjarigheid nog zouden kunnen ontstaan.
3.13
De verzoeker heeft een beroep gedaan op artikel 8 van het EVRM. Aan artikel 8, eerste lid, EVRM kan echter geen ongeclausuleerd recht op adoptie worden ontleend. Dat adoptie slechts mogelijk is indien wordt voldaan aan de door de nationale wet daaraan gestelde eisen, levert dus op zichzelf bezien geen ongeoorloofde inbreuk op een door artikel 8, eerste lid, EVRM beschermd recht op. Aan artikel 8, eerste lid, EVRM kan wel het recht op bescherming van het gezinsleven tussen een (stief)ouder en een door hem of haar in het gezin opgenomen kind worden ontleend, maar niet het recht om dat kind te adopteren zonder dat wordt voldaan aan de door de wet in de artikelen 1:227 en 1:228 BW aan adoptie gestelde vereisten en voorwaarden (vgl. HR 30 juni 2000, NJ 2001, 103). Die voorwaarden zijn van openbare orde. Buiten toepassing laten van zo’n voorwaarde kan daarom slechts plaatsvinden, als bijzondere omstandigheden daartoe nopen.
3.14
De verzoeker heeft gesteld dat er sprake is van voornoemde bijzondere omstandigheden. De rechtbank overweegt daarover als volgt. Uit de stukken en de mondelinge behandeling van het verzoek is gebleken dat de vrouw vanaf haar derde levensjaar is opgegroeid in het gezin van de man en de moeder, tezamen met haar halfzus, en dat zij ook jarenlang met elkaar in gezinsverband hebben geleefd. De juridische vader heeft sinds de echtscheiding van de moeder geen rol van betekenis gespeeld bij de verzorging en de opvoeding van de vrouw en de vrouw kent hem niet. Door een geslachtsnaamswijziging heeft zij jaren geleden al blijk gegeven van de sterke onderlinge band die zij met de man voelt. Voor de rechtbank staat vast dat de man in het leven van de vrouw een vaderrol heeft vervuld en nog altijd vervult. Uit het vorenstaande leidt de rechtbank af dat er tussen de man, de moeder, de vrouw en de halfzus sprake is van een harmonieuze gezinssituatie. De rechtbank twijfelt niet aan hun oprechte wens om te komen tot adoptie van de vrouw door de man. De rechtbank begrijpt dat deze wens bij de vrouw leeft omdat zij de juridische vader niet wil terugzien in officiële documenten en dat zij graag wil dat de man in juridische zin haar vader en de opa van haar zoon wordt. Daarnaast is het de rechtbank duidelijk geworden dat de adoptie ook fiscale en juridische voordelen voor de betrokken familieleden oplevert.
De geschetste feiten en omstandigheden zijn echter naar het oordeel van de rechtbank niet dermate uitzonderlijk dat sprake is van een ongeoorloofde inbreuk op het familieleven, indien adoptie geweigerd zou worden vanwege de enkele omstandigheid dat het verzoek niet ten tijde van de minderjarigheid is gedaan. Daarbij betrekt de rechtbank dat er al jarenlang een bijzondere band bestaat tussen de vrouw en de man en dat zij hem als haar vader ziet. Deze situatie zal niet wijzigen als het adoptieverzoek wordt afgewezen, zodat het tussen hen bestaande familie- en gezinsleven daardoor niet wordt aangetast. Bovendien is er tijdens de mondelinge behandeling gezegd dat, hoewel haar psychische gesteldheid golfbewegingen kent, de vrouw zich op dit moment in een rustige fase van haar leven bevindt. Daaruit leidt de rechtbank af dat het onderhavige verzoek en de spanningen rondom deze procedure, de vrouw emotioneel niet volkomen uit balans hebben gebracht. Weliswaar is gesteld dat de vrouw er last van zou hebben gehad toen zij in officiële documenten geconfronteerd werd met de naam van haar juridische vader, bijvoorbeeld bij haar huwelijk en de geboorte van haar zoon, maar deze gebeurtenissen dateren van 2019 en verzoeker niets heeft gesteld over de reden waarom het vervolgens ruim vier jaar heeft geduurd voordat het onderhavige verzoek werd ingediend. Van enige (emotionele) urgentie tot indiening van het verzoek tot adoptie in dat kader is dus niet gebleken. De rechtbank zal het bewijsaanbod namens verzoeker op dit punt passeren, omdat dit onvoldoende gespecificeerd is. De erfrechtelijke en fiscale gevolgen van het ontbreken van een familierechtelijke band tussen de man en de vrouw vormen evenmin een zodanig bijzondere omstandigheid dat op grond daarvan voorbij moet worden gegaan aan het in de nationale adoptiewetgeving vastgelegde wettelijke vereiste van minderjarigheid. Immers gelden deze financiële consequenties voor een ieder die niet in familierechtelijke betrekking tot elkaar staat en kunnen erfrechtelijke en fiscale gevolgen door de verzoeker gecompenseerd of rechtgetrokken worden bij testament. Dat de juridische vader uitdrukkelijk instemt met het adoptieverzoek, maakt het voorgaande niet anders. De rechtbank zal het verzoek tot adoptie daarom afwijzen.

4.De beslissing

De rechtbank
verklaart de vrouw en de moeder niet-ontvankelijk in hun verzoek;
wijst het verzoek van de man af.
Deze beschikking is door mr. Van Term, in tegenwoordigheid van mr. Verhulst-Langer, griffier, in het openbaar uitgesproken op 21 november 2023.
Mededeling van de griffier:
Tegen deze beschikking kan voor zover het een eindbeschikking betreft hoger beroep worden ingesteld:
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Het beroepschrift moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend bij het gerechtshof te
's-Hertogenbosch.