ECLI:NL:RBZWB:2023:8136

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 november 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
C/02/414666 / JE RK 23-1778
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Triest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 20 november 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2018. De zaak betreft de minderjarige die onder toezicht is gesteld van de Gecertificeerde Instelling (GI) Stichting Jeugdbescherming Brabant. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders van de minderjarige, ondanks hun positieve ontwikkeling, nog steeds in een kwetsbare situatie verkeren. De GI heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor een jaar en de machtiging tot uithuisplaatsing voor drie maanden. De ouders hebben geen bezwaar tegen de verlenging en zijn blij met de vooruitgang richting een thuisplaatsing van de minderjarige. De kinderrechter heeft de verzoeken van de GI toegewezen, met inachtneming van de positieve ontwikkelingen, maar ook de kwetsbaarheid van de situatie bij de ouders. De ondertoezichtstelling is verlengd tot 25 november 2024 en de machtiging tot uithuisplaatsing is verlengd tot 1 januari 2024. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/414666 / JE RK 23-1778
Datum uitspraak: 20 november 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT, gevestigd te Etten-Leur,
hierna te noemen: de GI (Gecertificeerde Instelling),
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2018 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 1] ,
[grootouders moederszijde],
grootouders moederszijde,
wonende te [woonplaats 1] ,
[opa vaderszijde] EN [partner opa],
opa vaderszijde en partner,
wonende te [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 6 oktober 2023;
  • het door de GI ingediende rapport van De Gezinsmanager van 16 november 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 20 november 2023. Daarbij waren aanwezig:
  • een vertegenwoordiger van de GI;
  • de vader;
- de moeder;
- opa vaderszijde.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2.
Bij beschikking van de kinderrechter van 25 november 2022 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 25 november 2022 tot 25 november 2023. Bij diezelfde beschikking is een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een netwerkpleeggezin, zijnde de [opa vaderszijde] en zijn partner (grootouders vaderszijde) en de [grootouders moederszijde] verleend met ingang van 25 november 2022 tot 25 augustus 2023.
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter van 22 augustus 2023 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een netwerkpleeggezin (pleegouders vaderszijde) met ingang van 25 augustus 2023 verlengd tot 25 november 2023.
2.4.
Op basis van de afgegeven machtiging tot uithuisplaatsing verblijft [minderjarige] doordeweeks bij grootouders vaderszijde en in de weekenden vaak bij grootouders moederszijde.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar.
Ook verzoekt de GI een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg (netwerkpleeggezin) voor de duur van drie maanden.
De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI legt aan haar verzoek ten grondslag dat [minderjarige] sinds 22 augustus 2022 bij grootouders verblijft vanwege de grote zorgen in de opvoedsituatie bij ouders (huiselijk geweld, middelengebruik, daardoor onvoldoende basisveiligheid en het onvoldoende voor [minderjarige] beschikbaar kunnen zijn, zowel in emotionele als ook in praktische zin). Intussen hebben beide ouders hun traject bij Novadic-Kentron in positieve zin afgerond. Wel hebben de ouders nog praktische ondersteuning vanuit SoZo. [minderjarige] ontwikkelt zich momenteel in alle opzichten in positieve zin. Begin juni 2023 is het perspectiefonderzoek opgestart door De Gezinsmanager. Uit het recent gereedgekomen rapport hierover blijkt dat toegewerkt kan gaan worden naar een thuisplaatsing van [minderjarige] . Op het moment dat [minderjarige] weer terug thuis kan wonen acht de GI het belangrijk dat de situatie bij ouders thuis nauwgezet gevolgd wordt. De situatie bij ouders blijft kwetsbaar. Op 21 november 2023 zal er een groot overleg plaatsvinden. Op dat moment zal er een veiligheidsplan opgesteld worden. Ook dient bekeken te worden welke ondersteuning grootouders zullen blijven bieden. Mogelijk moet er ook nog ondersteuning ingezet worden voor het versterken van de hechtingsrelatie tussen [minderjarige] en ouders op het moment dat [minderjarige] weer thuis woont. Gelet op de komende thuisplaatsing van [minderjarige] acht de GI een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van 6 weken afdoende. Voor het overige handhaaft de GI haar verzoek.
4.2.
De ouders brengen naar voren blij te zijn dat op korte termijn toegewerkt gaat worden naar een thuisplaatsing van [minderjarige] . De door De Gezinsmanager gegeven adviezen vinden de ouders waardevol. Volgens de moeder heeft zijzelf nog enige begeleiding vanwege haar ADHD, meer niet. De omgang tussen hen en [minderjarige] inmiddels is inmiddels van 2 uren uitgebreid naar 3 uren per week. Tegen het verzoek hebben de ouders geen bezwaar.
4.3.
De opa vaderszijde verklaart het eens te zijn dat [minderjarige] weer bij ouders gaat wonen.
De grootouders van beide zijden zullen de ouders bij de zorg voor [minderjarige] blijven ondersteunen.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
5.2
Op grond van artikel 1:265c lid 2 BW kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:265b lid 1 BW is voldaan, de duur van de machtiging uithuisplaatsing telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
5.3.
De kinderrechter overweegt dat [minderjarige] zich in positieve zin ontwikkelt. Ook de ouders hebben in de afgelopen periode een positieve ontwikkeling doorgemaakt. De kinderrechter complimenteert alle direct betrokkenen rondom [minderjarige] dat zij zich zo goed hebben ingezet. Gelet op de positieve ontwikkelingen gaat toegewerkt worden naar een thuisplaatsing van [minderjarige] . De positieve ontwikkeling is echter nog vrij pril en de situatie bij ouders blijft kwetsbaar. In die zin wordt [minderjarige] nog in zijn ontwikkeling bedreigd en zal het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling worden toegewezen. De GI zal dan nog kunnen toezien op de ontwikkeling van [minderjarige] en indien nodig kunnen bijsturen en ingrijpen. De kinderrechter vindt het in het belang van [minderjarige] om ook het verzoek tot uithuisplaatsing toe te wijzen. Nu de GI verwacht dat de thuisplaatsing van [minderjarige] binnen 6 weken zal zijn gerealiseerd, zal het verzoek worden toegewezen tot 1 januari 2024 en het verzoek voor het overige worden afgewezen. Het voorgaande brengt met zich dat zal worden beslist als volgt.
5.4.
De rechtbank zal, gelet op de aard van de maatregel, de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 25 november 2023 tot 25 november 2024;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg (zijnde het netwerkpleeggezin van pleegouders vaderszijde) tot 1 januari 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2023 door mr. Van Triest, kinderrechter, in aanwezigheid van Van Dongen als griffier, en op schrift gesteld op 23 november 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.