ECLI:NL:RBZWB:2023:8137

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
C/02/357779 / FA RK 19-2079
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Combee
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van zorg- en opvoedingstaken in een omgangszaak met een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 november 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de zorg- en opvoedingstaken van een minderjarige, geboren in 2012. De rechtbank constateert dat er momenteel geen omgangsregeling tussen de man en de minderjarige bestaat. De vrouw, de moeder van de minderjarige, heeft verzocht om de man, de vader, het contact met de minderjarige te verbieden, terwijl de man verzoekt om een zorgregeling. De rechtbank heeft de verzoeken van de man afgewezen, omdat de minderjarige op dit moment aangeeft geen contact te willen met de man. De rechtbank heeft daarbij de zorgen van de minderjarige over spanning en onveiligheid door het contact met de man meegewogen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd dat de man een stap terugdoet om de minderjarige de ruimte te geven om haar schooljaar in rust af te maken. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van de minderjarige is om geen contactregeling vast te stellen, gezien de huidige situatie en de wensen van de minderjarige. De rechtbank heeft ook overwogen dat het verbieden van contact een te vergaande maatregel zou zijn, maar heeft vastgesteld dat er op dit moment geen zorg- en contactregeling tussen de man en de minderjarige geldt. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, waarbij iedere ouder zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaakgegevens: C/02/357779 / FA RK 19-2079
Datum uitspraak: 21 november 2023
Nadere beschikking over wijziging verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van:
[de vrouw],
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. P.S.R.N. Maas te Dongen,
tegen
[de man],
hierna te noemen: de man,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. V.K.S. Deetman te Dordrecht,
ouders van de minderjarige:
-[minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2012, hierna te noemen: [minderjarige] .
De rechtbank merkt als informant in deze zaak aan:
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT, locatie Tilburg,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI).
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over de verzoeken te adviseren.

1.Het verdere procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- de beschikking van 4 januari 2022 en alle daarin genoemde en vermelde stukken;
- het verslag van de GI van 16 september 2022;
- de brief van mr. Maas van 27 september 2022 inhoudende een aanhoudingsverzoek;
- een reactie op het verslag van de GI van mr. Deetman van 5 oktober 2022;
- het verslag van de GI van 19 mei 2023;
- een reactie op het verslag van de GI van mr. Maas van 9 juni 2023;
- een reactie op het verslag van de GI van mr. Deetman van 18 juni 2023;
- de brief van de GI van 3 augustus 2023;
- het bericht van mr. Deetman van 12 oktober 20023 met bijlagen;
- het bericht van mr. Maas van 16 oktober 2023 met bijlagen.
1.2
Bij beschikking van 11 december 2019 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI. De maatregel is laatstelijk verlengd tot en met 11 december 2023.
1.3
Op 24 oktober 2023 heeft de rechtbank de verzoeken, met gesloten deuren, nader mondeling behandeld. Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen en gehoord:
  • de vrouw, bijgestaan door mr. Maas;
  • de man, bijgestgaan door mr. Deetman;
  • een vertegenwoordigster van de GI;
  • een vertegenwoordigster van de Raad.
1.4
[minderjarige] heeft op 23 oktober 2023 met de rechter gesproken.

2.De nadere beoordeling

2.1
De rechtbank verwijst naar de beschikking van 4 januari 2022. Hierbij heeft de rechtbank, samengevat en voor zover hier van belang, de voorliggende verzoeken aangehouden in afwachting van het verslag van de GI over het verdere verloop en de resultaten van de hulpverlening in het kader van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] .
2.2
Aan de orde zijn nog de verzoeken van de vrouw, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
-
primair: de man het contact met [minderjarige] te verbieden;
-
subsidiair: de man het contact met [minderjarige] te verbieden voor de duur van een onderzoek van de Raad, een en ander met wijziging in zoverre van de in de beschikking van de rechtbank vastgestelde zorg- en contactregeling, althans een zodanige regeling te treffen als de rechtbank in goede justitie zal bepalen.
2.3
Daarnaast zijn nog aan de orde de zelfstandige verzoeken van de man, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat als zorgregeling tussen de man en [minderjarige] geldt:
- als
opbouwende (voorlopige) regeling: op dagen dat [minderjarige] naar de buitenschoolse opvang gaat (in verband met het werk van de vrouw) haalt de man [minderjarige] van school, waarna zij bij de man verblijft van 14:15 uur tot 18:30 uur en zij bij de man eet. De vrouw kan [minderjarige] ophalen om 18:30 uur. In de toekomst zal deze regeling worden uitgebreid tot de volgende ochtend zodat [minderjarige] bij de man kan slapen. De man brengt [minderjarige] vervolgens weer naar school;
- als
vaste regeling: eenmaal per twee weken van vrijdag 17:00 uur tot en met zondag 17:00 uur, alsmede om de week op woensdag van 12:00 uur tot 18:00 uur en gedurende de helft van de vakanties en feestdagen, waarbij [minderjarige] ook op de verjaardag van de man bij hem zal verblijven.
2.4
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI, samengevat en voor zover hier van belang, aangegeven dat ondanks alle inzet van de hulpverlening om tot een contactregeling te komen de conclusie is de resultaten niet zijn behaald. Alle middelen zijn uitgeput. Te zien is dat [minderjarige] veel spanning, stress en onveiligheid ervaart tijdens en door de contactregeling met de man. De man kan onvoldoende aansluiten bij [minderjarige] en daarin is geen verandering te zien. De therapie van [minderjarige] vanuit [praktijk] is gestopt, omdat het maximaal haalbare is bereikt. [minderjarige] heeft nog onbehandelde onderliggende trauma’s. De Gezinsmanager heeft niet naar [minderjarige] geluisterd, omdat [minderjarige] zelf steeds heeft aangegeven dat zij geen contact met de man wilt. [minderjarige] wil in rust haar schooljaar afmaken. De ouders blijven altijd de ouders van [minderjarige] en zij kan aangeven als zij contact wenst met de man. De vrouw is niet in staat dit contact te stimuleren, maar kan wel naar [minderjarige] luisteren.
2.5
Namens en door de vrouw wordt het verzoek om de man het contact met [minderjarige] te verbieden gehandhaafd. [minderjarige] wil geen contactregeling, waardoor het niet in het belang van [minderjarige] is om een dergelijke regeling vast te stellen.
2.6
Namens en door de man aangevoerd dat er sprake is van ouderverstoting. Volgens de GI doet de vader alles fout, terwijl de vrouw hulpverlening nodig heeft, omdat zij geen emotionele toestemming kan geven aan [minderjarige] voor het hebben van contact met de man.
De man vindt het belangrijk dat er een contactregeling komt, omdat dit goed is voor [minderjarige] . Het is niet dat [minderjarige] het niet aankan, maar de vrouw kan het niet aan. De man is het er niet mee eens, maar dwingt geen contact met [minderjarige] af.
De vader zal geen brief schrijven aan [minderjarige] , omdat hij de toegevoegde waarde hiervan niet inziet. [minderjarige] wil nu geen contact en na een brief wordt het definitief. [minderjarige] is nog niet sterk genoeg om in de omgeving waarin zij zit aan te geven dat zij contact wenst met de man.
2.7
De Raad adviseert dat de vader middels een brief of onder begeleiding aangeeft dat hij het gevoel van [minderjarige] erkent en dit respecteert en daarom een stap terug doet. Hierdoor ziet [minderjarige] dat haar vader contact wil, maar begrijpt dat het niet tot de mogelijkheden behoort. [minderjarige] krijgt dan de kans om in alle rust haar schooljaar af te maken en te beginnen aan de middelbare school. Een contactregeling behoort nu niet tot de mogelijkheden tussen de man en [minderjarige] .
2.8
Naar aanleiding van de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, overweegt de rechtbank dat [minderjarige] op dit moment zegt geen contact en vastgelegde contactregeling met de man te willen. [minderjarige] ervaart spanning, stress en een gevoel van onveiligheid door contact met de man.
De GI stelt dat eind 2022 en begin 2023 is gewerkt aan uitbreiding van de contacten tussen de man en [minderjarige] . In maart 2023 kwamen er signalen vanuit de school dat het niet goed gaat met [minderjarige] . Volgens de GI lukt het de man onvoldoende om aan te sluiten bij de behoeftes van [minderjarige] en is de opvoedstijl van vaders gezin een totaal andere dan die bij de vrouw.
De ouders van [minderjarige] komen ondanks de signalen die [minderjarige] afgeeft op geen enkele wijze dichter tot elkaar en komen niet tot overeenstemming. Het belang van [minderjarige] staat voor beide ouders voorop. De vrouw is beschermend en ziet liever geen contact tussen de man en [minderjarige] . De man wil een band opbouwen met [minderjarige] en wil haar in zijn leven en in zijn nieuwe gezin. De man gelooft niet dat de signalen die [minderjarige] afgeeft ook van haar komen.
[minderjarige] zit duidelijk klem tussen de ouders en draagt een enorme last met zich mee.
Het is uiterst triest dat het de ouders niet is gelukt om een gezamenlijke oplossing voor [minderjarige] tot stand te brengen.
De rechtbank is met de GI en de Raad van oordeel dat het vaststellen van een passende contactregeling tussen de man en [minderjarige] op dit moment niet tot de mogelijkheden behoort, ondanks alle inzet van de hulpverlening. Het is risicovol en niet in het belang van [minderjarige] om een structurele contactregeling tussen haar en de man vast te stellen en af te dwingen onder de geschetste omstandigheden, terwijl [minderjarige] dat zelf niet wil. De rechtbank wil voorkomen dat [minderjarige] zich daartegen zal verzetten met als gevolg dat zij het contact tussen haar en de man zelf voor langere tijd verbreekt. De rechtbank zal de verzoeken van de man om een opbouwende (voorlopige) regeling of vaste regeling tussen hem en [minderjarige] vast te stellen daarom afwijzen.
2.9
Ten aanzien van de verzoeken van de vrouw overweegt de rechtbank als volgt. Het primaire verzoek van de vrouw is om de man het contact met [minderjarige] te verbieden. De rechtbank oordeelt dat het verbieden van contact tussen [minderjarige] en de man een brug te ver is.
Uitgangspunt is dat in het geval beide ouders het gezag uitoefenen er ook contact is tussen het kind en de beide ouders. De rechter ontzegt het recht op contact slechts, indien:
a. omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of
b. de ouder of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
c. het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder of met degene met wie hij in een nauwe persoonlijke betrekking staat heeft doen blijken, of
d. omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
De beperking van het recht op contact is altijd tijdelijk.
De man erkent dat [minderjarige] nu geen contact wil. Hij respecteert dit en doet een stap terug. Op dit moment vindt er dan ook geen contact plaats.
Gelet hierop en de in de voorgaande rechtsoverweging geschetste omstandigheden oordeelt de rechtbank dat niet aan de voorwaarden voor een tijdelijke ontzegging van het contact is voldaan.
Wel zal de rechtbank vaststellen dat er op dit moment geen sprake is van een zorg- en contactregeling tussen de man en [minderjarige] , zodat dit ook voor met name [minderjarige] duidelijkheid geeft.
De rechtbank hoopt dat hiermee enerzijds rust komt voor [minderjarige] , maar ook anderszijds de weg naar de man voor [minderjarige] in de toekomst niet wordt afgesneden.
Zodra [minderjarige] aangeeft dat zij op enige wijze contact met de man wenst, wordt van de vrouw verwacht dat zij dit faciliteert.
2.1
Gelet op de partnerrelatie die tussen de ouders heeft bestaan en de ouderrelatie die blijvend tussen hen bestaat, zal de rechtbank de kosten van de ouders in deze procedure tussen hen compenseren in die zin dat iedere ouder de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank:
stelt vast dat tussen de man en [minderjarige] geen zorg- en contactregeling geldt;
wijst het meer of anders verzochte af;
compenseert de proceskosten aldus dat ieder de eigen kosten draagt.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2023 door mr. Combee, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Can als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.