ECLI:NL:RBZWB:2023:8162

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
C/02/403996 / FA RK 22-5452
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Sumner
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gegrondverklaring ontkenning vaderschap en benoeming bijzondere curator in familierechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 november 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de ontkenning van het vaderschap van de juridische vader van twee minderjarige kinderen. De moeder, die in 2009 met de juridische vader is gehuwd, heeft verzocht om gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap, omdat de juridische vader niet de biologische vader zou zijn. De bijzondere curator, mr. V.C. Serrarens, is benoemd om de belangen van de kinderen te behartigen en heeft een gelijkluidend verzoek ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder haar verzoek niet tijdig heeft ingediend, waardoor zij niet kan worden ontvangen in haar verzoek. De bijzondere curator heeft echter het verzoek namens de kinderen tijdig ingediend, wat de rechtbank ontvankelijk achtte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de juridische vader niet de biologische vader is, op basis van de verklaringen van de moeder en de resultaten van een DNA-onderzoek. De rechtbank heeft daarom het verzoek van de bijzondere curator toegewezen en de juridische situatie waarin de juridische vader geregistreerd staat als vader van de kinderen doorgehaald. De rechtbank heeft ook bepaald dat de bijzondere curator niet langer nodig is voor de vertegenwoordiging van de kinderen. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/403996 / FA RK 22-5452
datum uitspraak: 1 november 2023
beschikking betreffende gegrondverklaring ontkenning vaderschap
in de zaak van
[de moeder], hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. M.S. Yap te Bergen op Zoom,
Als belanghebbenden in onderhavige zaak worden aangemerkt:
-
[juridische vader] ,hierna te noemen: [juridische vader] , wonende op een voor de rechtbank onbekende woon- of verblijfplaats;
-
mr. V.C. Serrarens, advocaat te Middelburg, in haar hoedanigheid van bijzondere curator over de minderjarigen:
-
[minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1]
2017;
-
[minderjarige 2] ,geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2018.
Als informant in de onderhavige zaak is aangemerkt:
-
[informant] ,hierna te noemen: [informant] , wonende te [woonplaats 2] , advocaat: mr. M.S.
Yap te Bergen op Zoom.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het op 5 december 2022 ontvangen verzoek met bijlagen;
- het door mr. Yap op 5 januari 2023 ingediende F9-formulier met bijlagen;
- de beschikking van deze rechtbank van 2 februari 2023 tot benoeming van een
bijzondere curator;
- het door de bijzondere curator op 16 februari 2023 ingediende F9-formulier met
bijlage;
- het door mr. Yap op 17 februari 2023 ingediende F9-formulier met bijlagen;
- het e-mailbericht met bijlagen van mr. Yap van 19 juni 2023;
- de e-mail met bijlagen van mr. Yap van 22 juni 2023;
- de mondelinge behandeling van 28 juni 2023;
- het door de bijzonder curator op 20 juli 2023 ingediende zelfstandige verzoek;
- het e-mailbericht van de Raad van 24 augustus 2023;
- het door mr. Yap op 25 september 2023 ingediende F9-formulier met bijlagen.
1.2
De mondelinge behandeling heeft met gesloten deuren plaatsgevonden op 28 juni 2023. Daarbij zijn verschenen de moeder en [informant] , bijgestaan door mr. Yap. Daarnaast is verschenen de bijzondere curator en een vertegenwoordiger namens de Raad. [juridische vader] is correct opgeroepen, maar niet verschenen.

2.De feiten

2.1
De moeder stelt op [trouwdatum] 2009 te [plaats] te zijn gehuwd met [juridische vader] . Bij beschikking van [scheidingsdatum] 2019 is door deze rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De beschikking is op 14 augustus 2020 ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand van ’s-Gravenhage.
2.2
Tijdens het huwelijk van de moeder en [juridische vader] zijn de navolgende thans nog minderjarige kinderen geboren:
-
[minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1]
2017;
-
[minderjarige 2](hierna: [minderjarige 2] ), geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2018.
2.3
De kinderen verblijven bij de moeder.
2.4
Bij beschikking van 2 februari 2023 heeft de rechtbank mr. Serrarens benoemt tot bijzondere curator over de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.5
De moeder en [minderjarige 2] hebben (thans) de Nederlandse nationaliteit. [minderjarige 1] en [juridische vader] hebben vermoedelijk de Somalische nationaliteit. [informant] heeft ook de Nederlandse nationaliteit.

3.De verzoeken

3.1
De moeder verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen:
I. een bijzondere curator te benoemen die de belangen van beide kinderen kan behartigen in de onderhavige procedure;
II. tot gegrondverklaring van de ontkenning over te gaan van het vaderschap van [juridische vader] betreffende de kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
3.2
De bijzondere curator verzoekt tot gegrondverklaring van de ontkenning over te gaan van het vaderschap van [juridische vader] betreffende de kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]
3.3
[juridische vader] is niet in de procedure verschenen en heeft geen verweer gevoerd tegen de verzoeken.
3.4
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van de verzoeken, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Nu er reeds bij beschikking van 2 februari 2023 een bijzondere curator over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is benoemd, behoeft dit verzoek geen verdere beoordeling meer.
Ontkenning vaderschap
4.2
De moeder heeft verzocht het verzoek tot ontkenning van het vaderschap van de heer [juridische vader] met betrekking de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gegrond te verklaren. De bijzondere curator heeft, bij wijze van zelfstandig verzoek, een gelijkluidend verzoek ingediend.
Internationale bevoegdheid
4.3
Nu de moeder – als zijnde de verzoekende partij - in Nederland woont, is de Nederlandse rechter internationaal bevoegd op grond van artikel 3 aanhef en onder a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering om kennis te nemen van het verzoek.
Toepasselijk recht
4.4
Op grond van artikel 10:93 lid 1 juncto artikel 10:92 lid 1 en 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) wordt de vraag of en onder welke voorwaarden het vaderschap van een man kan worden ontkend in beginsel bepaald door het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van de (juridische) vader en de moeder ten tijde van de geboorte van het kind, of, indien dit ontbreekt, door het recht van de staat van hun gemeenschappelijke gewone verblijfplaats ten tijde van de geboorte van het kind, of, indien ook dit ontbreekt, door het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind. Lid 3 van dit artikel bepaalt dat het tijdstip van de geboorte van het kind bepalend is.
4.5
De rechtbank stelt vast dat de moeder op dit moment de Nederlandse nationaliteit heeft. Zij stelt dat zij deze in 2018 heeft verkregen, maar zij beschikt niet meer over de stukken om dit te onderbouwen. Aangenomen wordt dat zij voorafgaand aan haar naturalisatie over een verblijfsvergunning asiel beschikte. Dit wordt ondersteund door de tijdens de mondelinge behandeling ter inzage getoonde verblijfstitel van [minderjarige 1] , zijnde een verblijfsvergunning regulier bepaalde tijd, met ingangsdatum [geboortedag 1] 2017 en geldig tot 26 juni 2027. Dit doet vermoeden dat de moeder ten tijde van de geboorte van [minderjarige 1] beschikte over een verblijfsvergunning, dan wel dat zij ten tijde van de geboorte van [minderjarige 2] reeds over de Nederlandse nationaliteit beschikte. Indien de moeder ten tijde van de geboorte van de minderjarigen reeds over een verblijfsvergunning bepaalde tijd asiel of onbepaalde tijd asiel beschikte, heeft dat tot gevolg dat op grond van art. 10:17 lid 1 BW betreffende [minderjarige 1] wordt aangeknoopt bij de woonplaats van de moeder, zijnde in Nederland, in plaats van het recht van haar nationaliteit. Dit kan echter niet met zekerheid worden vastgesteld. De nationaliteit van de juridische vader [juridische vader] kan ook niet met zekerheid worden vastgesteld, hoewel hij vermoedelijk de Somalische nationaliteit heeft. Door de hiervoor genoemde onduidelijkheid vervalt in alle denkbare situaties de aanknoping met de gemeenschappelijke nationaliteit van de moeder en [juridische vader] . Aangezien partijen ook ten tijde van de geboorte van de minderjarigen geen gemeenschappelijke gewone verblijfplaats hadden, is het recht van de gewone verblijfplaats van het kind van toepassing op het bestaan van de familierechtelijke betrekking.
4.6
De minderjarigen zijn in Nederland geboren en wonen sindsdien in Nederland, zodat kan worden vastgesteld dat hun gewone verblijfplaats in Nederland is. Aangezien op grond van artikel 10:92 lid 1 BW het Nederlandse recht van toepassing is op het ontstaan van de familierechtelijke betrekking, is het Nederlands recht ook op grond van artikel 10:93 lid 1 BW van toepassing op het verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning van het ouderschap.
Ontvankelijkheid en inhoudelijke beoordeling
4.7
In artikel 1:199 BW is bepaald dat de vader van een kind is de man die op het tijdstip van de geboorte van het kind met de vrouw uit wie het kind is geboren is gehuwd. De moeder en [juridische vader] zijn op [trouwdatum] 2009 te [plaats] , Somalië, met elkaar gehuwd. Dit huwelijk wordt in Nederland erkend, zoals ook blijkt uit de beschikking van [scheidingsdatum] 2019 van de Nederlandse rechter waarin de echtscheiding tussen hen is uitgesproken. Nu de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn geboren op [geboortedag 1] 2017 en [geboortedag 2] 2018, zijn zij geboren binnen het huwelijk van de moeder en [juridische vader] en daarmee staat het juridisch ouderschap van [juridische vader] vast.
4.8
Op grond van artikel 1:200 BW kan, voor zover hier van belang, gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap worden verzocht door de moeder, op de grond dat de juridische vader niet de biologische vader is van het kind. Het verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap door de moeder dient, gelet op artikel 1:200, vijfde lid, BW, te worden ingediend binnen één jaar na de geboorte van het kind. De rechtbank stelt vast dat de moeder haar verzoek niet tijdig heeft ingediend, waardoor zij niet kan worden ontvangen in haar verzoek. Haar verzoek zal daarom worden afgewezen.
4.9
De bijzondere curator heeft een verslag uitgebracht met haar bevindingen. Kort samengevat stelt zij zich op het standpunt dat er een DNA-onderzoek verricht moet worden naar de vraag of [informant] de biologische vader van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is. Aanvullend heeft zij namens [minderjarige 1] en [minderjarige 2] een zelfstandig verzoek ingediend, strekkende tot de gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap van [juridische vader] over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De Raad heeft geadviseerd dit verzoek toe te wijzen en heeft daarbij verklaard in te stemmen met een schriftelijke afdoening van de zaak. Ook mr. Yap heeft namens de moeder en [informant] ingestemd met het verzoek van de bijzondere curator. Verzocht wordt om dit verzoek toe te wijzen en de zaak schriftelijk af te doen.
4.1
Op grond van artikel 1:200 lid 1 BW kan gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap worden verzocht door het kind, op de grond dat de juridische vader niet de biologische vader is van het kind. Uit artikel 1:200 lid 6 BW blijkt dat de termijn voor een kind om tot indiening van een dergelijk verzoek over te gaan is bepaald op drie jaar nadat het kind bekend is geworden met het feit dat de man vermoedelijk niet zijn biologische vader is. Indien het kind gedurende zijn minderjarigheid bekend is geworden met dit feit, kan het verzoek tot uiterlijk drie jaren nadat het kind meerderjarig is geworden, worden ingediend. De rechtbank stelt vast dat de bijzondere curator daarmee het verzoek namens de kinderen tijdig heeft ingediend, waardoor de bijzondere curator kan worden ontvangen in het verzoek.
4.11
Alvorens tot toewijzing van het verzoek tot ontkenning van het vaderschap kan worden overgegaan, dient vast te staan dat de juridische vader niet de biologische vader van de kinderen is. De rechtbank acht voldoende aangetoond dat [juridische vader] niet de biologische vader van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] kan zijn. De moeder heeft stellig en onweersproken verklaard dat zij in 2011 alleen in Nederland is aangekomen en dat het contact met [juridische vader] reeds voor die tijd was verbroken. [juridische vader] is ook nimmer in Nederland geweest. In Nederland heeft de moeder [informant] ontmoet en daar is zij zwanger van geraakt. Zowel [minderjarige 1] als [minderjarige 2] zijn tijdens de relatie met [informant] door hem verwekt, evenals het derde kindje dat zij thans samen verwachten. Dit standpunt van de moeder wordt onderbouwd door de uitslag van het DNA-onderzoek dat via een thuistest in het bijzijn van mr. Yap en (via videobellen) de bijzondere curator is verricht. Uit de onderzoeksresultaten blijkt immers dat met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid gesteld kan worden dat [informant] de biologische vader is van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Op basis van de overgelegde stukken en tijdens de mondelinge behandeling van 28 juni 2023 besproken informatie staat is voor de rechtbank voldoende vast komen te staan dat [juridische vader] niet de verwekker van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] kan zijn. Hiermee wordt aan het wettelijk vereiste voor de gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap van [juridische vader] over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voldaan. De toewijzing van het verzoek zal de juridische situatie waarin [juridische vader] geregistreerd staat als (juridisch) vader van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] namelijk doorhalen en dit zal er voor zorgen dat [informant] de mogelijkheid heeft om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te erkennen en er samen met de moeder voor te kiezen dat de kinderen zijn geslachtsnaam zal dragen, zoals zij (zo de rechtbank begrijpt) graag wensen. Dit komt de rechtbank wenselijk voor. Gelet op het voorgaande zal het verzoek van de bijzondere curator worden toegewezen.
4.12
Uit de te nemen beslissing volgt dat vertegenwoordiging van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] door de bijzondere curator niet meer nodig is. De rechtbank beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator voor deze procedure – in eerste aanleg – daarom als beëindigd.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1
verklaart gegrond de ontkenning van het door het huwelijk ontstane vaderschap van
[juridische vader] over de minderjarigen
- [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2017 en
- [minderjarige 2] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2018;
5.2
verzoekt de griffier – op grond van artikel 1:20e lid 1 BW – op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking – en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld – een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Bergen op Zoom;
5.3
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Sumner, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 1 november 2023 in tegenwoordigheid van mr.Van Ginneke, griffier.
(KG)
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.