ECLI:NL:RBZWB:2023:8182

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 november 2023
Publicatiedatum
24 november 2023
Zaaknummer
C/02/410146 / HA RK 23-107 (T)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • M. Stoof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot benoeming van een vereffenaar in complexe nalatenschappen met geschillen tussen erfgenamen

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 november 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot benoeming van een vereffenaar in de nalatenschappen van de ouders van verzoeker, broer [verzoeker]. De procedure is gestart door een verzoekschrift dat op 31 mei 2023 is ingediend. De verzoeker, vertegenwoordiger van zijn minderjarige kinderen, heeft verzocht om de benoeming van een vereffenaar, omdat er onduidelijkheid bestaat over de afwikkeling van de nalatenschappen van zijn overleden ouders, vader [erflater 1] en moeder [erflater 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de nalatenschap van vader niet goed beheerd wordt en dat er geschillen zijn tussen de erfgenamen, wat de afwikkeling bemoeilijkt. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verzoeker onvoldoende heeft aangetoond dat de nalatenschap van vader onbeheerd is gelaten en dat de taken van de executeur niet zijn volbracht. Ook in de nalatenschap van moeder is er sprake van een complexe situatie, maar de rechtbank heeft geconcludeerd dat de afwikkeling niet onbehoorlijk is en dat er al een voorschot aan verzoeker is uitgekeerd. De verzoeken tot benoeming van een vereffenaar en een executeur zijn afgewezen, en de rechtbank heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling door de kantonrechter.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Breda
zaaknummer / rekestnummer: C/02/410146 / HA RK 23-107
Beschikking van 20 november 2023
in de zaak van
[verzoeker], in zijn hoedanigheid van:
- ( mede-)erfgenaam van de nalatenschap van
[erflater 1], en;
- legitimaris in de nalatenschap van
[erflater 2], en;
- wettelijk vertegenwoordiger van
[kleinkind 1]en
[kleinkind 2](verder te noemen: de kleinkinderen), beiden legatarissen van de nalatenschap van
[erflater 2],
wonende te [woonplaats 1] ,
verzoeker,
advocaat mr. R.J.M. Sintnicolaas en mr. Z.A.M. Visvalingam te Oosterhout,
tegen
1.
[verweerder 1], in haar hoedanigheid van (mede)erfgenaam van de nalatenschap van
[erflater 1]en in haar hoedanigheid van enig erfgenaam en medebewindvoerder in de nalatenschap van
[erflater 2],
2.
[verweerder 2], in zijn hoedanigheid van medebewindvoerder in de nalatenschap van
[erflater 2],
beiden wonende te [woonplaats 2] ,
verweerders,
advocaat mr. A.J.C. Odekerken te Breda.
Partijen worden hierna aangeduid als “broer [familienaam ] ”, “zus [familienaam ] ” en “ [verweerder 2] ”.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het op 31 mei 2023 ter griffie ontvangen verzoekschrift met producties;
  • het daarop ontvangen verweerschrift met producties;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 2 oktober 2023;
  • de ter mondelinge behandeling overgelegde pleitnota van broer [verzoeker] .

2.De feiten

Tussen partijen staat het volgende vast:
- broer [verzoeker] en zus [verzoeker] , zijn kinderen van de heer [erflater 1] (hierna: vader) en mevrouw [erflater 2] (hierna: moeder). Vader is op [datum 1] 2016 overleden. Moeder is op [datum 2] 2022 overleden. Vader en moeder waren in algehele gemeenschap van goederen gehuwd;
- vader heeft bij testament van 14 mei 2014 over zijn nalatenschap beschikt. Hierin heeft vader de wettelijke verdeling als bedoeld in artikel 4:13 BW op zijn nalatenschap van toepassing verklaard. Vader heeft moeder tot executeur van zijn nalatenschap benoemd. De nalatenschap van vader is door alle erfgenamen (broer [verzoeker] , zus [verzoeker] en moeder) zuiver aanvaard;
- op 8 februari 2018 is door moeder ter zake van de nalatenschap van vader de aangifte erfbelasting ingediend;
- bij mondelinge uitspraak d.d. 24 oktober 2019 met het zaaknummer 'BRE 18/7289' heeft de enkelvoudige Belastingkamer van deze Rechtbank een beslissing gewezen ten aanzien van de aanslag erfbelasting ter zake van de nalatenschap van vader. Ter vaststelling van de aanslag erfbelasting heeft de rechtbank onder andere de nalatenschap van vader op geschatte wijze in kaart gebracht. Van de mondelinge uitspraak d.d. 24 oktober 2019 is een proces-verbaal opgemaakt;
- moeder heeft op 6 maart 2020 over haar nalatenschap beschikt. Moeder heeft zus [verzoeker] als haar enige erfgename benoemd en aan de kleinkinderen een bedrag in contanten gelegateerd ter grootte van 1/4 deel van haar nalatenschap. Ten aanzien van deze legaten zijn zus [verzoeker] en [verweerder 2] benoemd tot gezamenlijk bevoegde bewindvoerders. Zus [verzoeker] heeft de nalatenschap zuiver aanvaard en de notaris heeft de executeursbenoeming zoals opgenomen in het testament van moeder niet aanvaard;
- door het overlijden van moeder op [datum 2] 2022 zijn de vorderingen van broer en zus [verzoeker] ter zake van de nalatenschap van vader opeisbaar geworden;
- bij brief d.d. 1 juni 2022 heeft broer [verzoeker] aanspraak gemaakt op zijn erfdeel ter zake de nalatenschap van vader, waarbij hij zijn erfdeel heeft opgeëist;
- op 14 juli 2022 heeft broer [verzoeker] een bedrag van € 179.772,98 ontvangen als voorschot op zijn erfdeel uit de nalatenschap van vader;
- bij brieven d.d. 14 september 2022 heeft broer [verzoeker] voor het eerst aanspraak gemaakt op zijn legitieme portie ter zake van de nalatenschap van moeder, waarbij hij zijn legitieme portie ook heeft opgeëist;
- op 15 mei 2023 heeft de kantonrechter te Breda broer [verzoeker] , in zijn hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger van de kleinkinderen, gemachtigd een procedure tegen zus [verzoeker] en [verweerder 2] te starten.

3.Het geschil

3.1.
Broer [verzoeker] verzoekt om bij beschikking, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, met betrekking tot beide nalatenschappen:
  • primair te bepalen dat mr. J.A.H. Bogaarts, advocaat te Deurne, wordt benoemd tot vereffenaar;
  • subsidiair te bepalen dat een gecertificeerd NOVEX-lid, dan wel een andere onafhankelijke deskundige derde, wordt benoemd tot vereffenaar;
  • meer subsidiair te bepalen dat mr. J.A.H. Bogaarts wordt benoemd tot (opvolgend) executeur-afwikkelingsbewindvoerder;
  • nog meer subsidiair te bepalen dat een gecertificeerd NOVEX-lid, dan wel een andere onafhankelijke deskundige derde, wordt benoemd tot (opvolgend) executeur-afwikkelingsbewindvoerder;
  • nog meer subsidiair te bepalen dat mr. J.A.H. Bogaarts wordt benoemd tot (opvolgend) (beheers)executeur;
  • nog meer subsidiair te bepalen dat een gecertificeerd NOVEX-lid, dan wel een andere onafhankelijke deskundige derde, wordt benoemd tot (opvolgend) (beheers)executeur;
  • uiterst subsidiair te bepalen dat partijen binnen tien dagen na deze beschikking een onafhankelijke notaris de opdracht geven een notariële boedelbeschrijving op te stellen, waarbij hij bevoegd is alle werkzaamheden te verrichten die hij in dat kader nodig acht;
  • te bepalen dat zus [verzoeker] en [verweerder 2] (desgevraagd) hun medewerking dienen te verlenen aan de te benoemen vereffenaar en/of executeur, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
  • zus [verzoeker] en [verweerder 2] te veroordelen in de proces- en nakosten.
3.2.
Zus [verzoeker] en [verweerder 2] voeren verweer en concluderen tot afwijzing van de verzoeken, met veroordeling van Broer [verzoeker] in de proces- en nakosten.

4.De beoordeling

4.1.
Alvorens in te gaan op de verzoeken overweegt de rechtbank dat de kleinkinderen in het verzoekschrift als verzoeksters worden aangemerkt. Zij zijn echter minderjarig, zodat zij zichzelf niet kunnen vertegenwoordigen in een procedure. Op grond van artikel 1:253i van het Burgerlijk Wetboek (BW) en de overgelegde machtiging van de kantonrechter van 15 mei 2023 is broer [verzoeker] bevoegd namens hen te handelen, zodat hij enkel als verzoeker zal worden aangemerkt.
4.2.
De rechtbank zal de zaak per verzoek behandelen, waarbij op dat moment, voor zover nodig, wordt ingegaan op de standpunten van partijen.
Verzoek tot het benoemen van een vereffenaar
4.3.
Broer [verzoeker] stelt dat sinds het overlijden van moeder een executeur in de nalatenschap van vader ontbreekt. De omvang van de nalatenschap van vader is niet duidelijk en de nalatenschap is nog steeds niet afgewikkeld. Het betreft een complexe nalatenschap en er is sprake van een complexe familieverhouding. Tussen partijen spelen meerdere discussies en geschillen over de afwikkeling van de nalatenschap, waarover partijen zonder tussenkomst van een derde geen overeenstemming kunnen bereiken. Eén van de geschilpunten is dat zus [verzoeker] meent dat de nalatenschap van vader al zou zijn afgewikkeld. Bovendien is er discussie over de waarde van de bestanddelen van de nalatenschap. Ook heeft zus [verzoeker] steeds aangegeven dat de door broer [verzoeker] te betalen erfbelasting door moeder was voldaan, hetgeen niet het geval bleek te zijn. De nalatenschap van vader lijkt dan ook onbeheerd te zijn op dit moment. De omvang van de nalatenschap van vader en zodoende het erfdeel van moeder daarvan, zijn voorts van invloed op de omvang van de nalatenschap van moeder en dus op de omvang van de legaten van de kleinkinderen en de legitieme portie van Broer [verzoeker] . De legaten van de kleinkinderen zijn schulden van de nalatenschap van moeder. Zij hebben er als belanghebbenden en als schuldeisers van de nalatenschap belang bij dat de nalatenschap van moeder behoorlijk wordt beheerd en tijdig wordt afgewikkeld. Moeder had ook de wens dat haar nalatenschap voortvarend zou worden afgewikkeld. Dit blijkt uit het testament, waarin zij heeft bepaald dat de boedelbeschrijving binnen acht maanden na haar overlijden zou worden opgesteld. Voor zover bekend heeft zus [verzoeker] nog geen aangifte erfbelasting gedaan ten aanzien van de nalatenschap van moeder en is er nog geen boedelbeschrijving opgemaakt, zodat de actuele stand van zaken niet bekend is. De kleinkinderen en broer [verzoeker] hebben recht en belang bij het verkrijgen van duidelijkheid over de omvang van de nalatenschap van moeder en de omvang van hun vorderingen, zodat ook met betrekking tot de nalatenschap van moeder het verzoek toewijsbaar is.
4.4.
Zus [verzoeker] en [verweerder 2] voeren aan dat het verzoek moet worden afgewezen, nu geen sprake is van de gronden, zoals opgenomen in artikel 4:204 lid 1 onder a, b of c BW. Bovendien is de nalatenschap van vader afgewikkeld. Het is juist dat de afwikkeling van de nalatenschap van moeder op zich laat wachten, maar dat komt doordat het onroerend goed nog niet is verkocht, terwijl dit al lange tijd te koop staat. Dat is de reden dat al een voorschot aan broer [verzoeker] is uitgekeerd. Voor zover er wel een grond bestaat om het verzoek toe te wijzen verzetten zus [verzoeker] en [verweerder 2] zich tegen de benoeming van de voorgestelde vereffenaar, nu deze een oud-kantoorgenoot van de advocaat van Broer [verzoeker] is. Hij kan niet worden gezien als een onafhankelijke partij.
4.5.
Op grond van artikel 4:204 lid 1 BW kan de rechtbank een vereffenaar benoemen in een nalatenschap, die niet onder voorrecht van boedelbeschrijving is aanvaard:
op verzoek van een belanghebbende of van het openbaar ministerie als er geen erfgenamen zijn, het niet bekend is of er erfgenamen zijn of de nalatenschap niet door een executeur wordt beheerd en de erfgenamen die bekend zijn haar geheel of ten dele onbeheerd laten;
op verzoek van een schuldeiser van de nalatenschap, als tot een verdeling van de nalatenschap wordt overgegaan voordat de opeisbare schulden daarvan zijn voldaan of als het gevaar bestaat dat de schulden niet ten volle of niet binnen redelijke tijd zullen worden voldaan, omdat de nalatenschap niet toereikend is, niet behoorlijk beheerd en afgewikkeld wordt of omdat een schuldeiser zich op de goederen van de nalatenschap gaat verhalen;
op verzoek van een of meer andere schuldeisers van een erfgenaam, wanneer hun belangen door een gedraging van de erfgenamen of van de executeur ernstig worden geschaad.
4.6.
De rechtbank begrijpt dat broer [verzoeker] zich beroept op de hiervoor onder a en b genoemde gronden.
4.7.
In de nalatenschap van vader is de rechtbank van oordeel dat door broer [verzoeker] onvoldoende is onderbouwd dat moeder haar taken als executeur niet heeft volbracht. Uit het testament en de wet volgt niet dat moeder verplicht was een boedelbeschrijving op te maken. Zij was enkel verplicht de nalatenschap te beheren en de schulden van de nalatenschap te voldoen. Het feit dat er een aangifte erfbelasting is gedaan, impliceert dat de erfdelen door moeder inzichtelijk zijn gemaakt. Broer [verzoeker] heeft ook niet gesteld, en de rechtbank is niet gebleken, welke taken moeder als executeur nog moest verrichten. Dat moeder de aangifte erfbelasting namens broer [verzoeker] niet heeft voldaan, is onvoldoende om tot een ander oordeel te leiden. Dit betekent dat het verzoek van broer [verzoeker] om een vereffenaar in de nalatenschap van vader te benoemen wordt afgewezen.
4.8.
In de nalatenschap van moeder staat tussen partijen vast dat sprake is van een complexe nalatenschap. Het is dan ook niet onbegrijpelijk dat de afwikkeling van de nalatenschap op zich laat wachten. Tussen partijen staat voorts (als onweersproken) vast dat er al een voorschot aan broer [verzoeker] is uitgekeerd en dat zus [verzoeker] bezig is het onroerend goed uit de nalatenschap te verkopen. Er kan dus niet worden vastgesteld dat de nalatenschap niet of niet behoorlijk wordt beheerd. Ook blijkt hieruit niet dat broer [verzoeker] als schuldeiser van de nalatenschap niet ten volle of niet binnen een redelijke tijd zal worden voldaan. Het verzoek tot benoeming van een vereffenaar in de nalatenschap van moeder wordt daarom afgewezen.
4.9.
Voor zover broer [verzoeker] de verstoorde familieverhoudingen, het gebrek aan inlichtingen en overleg tussen partijen aan het verzoek tot benoeming van een vereffenaar in de nalatenschap van moeder ten grondslag wenst te leggen, overweegt de rechtbank dit geen gronden zijn als bedoeld in artikel 4:204 lid 1 BW.
Verzoek tot het benoemen van een executeur/afwikkelingsbewindvoerder en het verzoek tot het opstellen van een notariële boedelbeschrijving
4.10.
Broer [verzoeker] verzoekt (meer subsidiair) een executeur te benoemen in de nalatenschappen, andere afwikkelingsbewindvoerders te benoemen, dan wel te bevelen dat een notariële boedelbeschrijving wordt opgemaakt van beide nalatenschappen.
4.11.
Zus [verzoeker] en [verweerder 2] voeren als meest verstrekkende verweer aan dat de rechtbank onbevoegd is om van de eerste twee verzoeken kennis te nemen. Met betrekking tot de notariële boedelbeschrijving voeren zij als meest verstrekkende verweer aan dat er geen grondslag wordt genoemd door broer [verzoeker] voor zijn verzoek.
4.12.
Op grond van artikel 4:142 lid 1 BW en de bepalingen uit de testamenten van vader en moeder volgt dat de kantonrechter bevoegd is kennis te nemen van het verzoek tot benoeming van een executeur. Hetzelfde geldt voor de benoeming van een bewindvoerder ex artikel 4:157 lid 1 BW en het verzoek tot het bevelen van een notariële boedelbeschrijving, waarvan de grondslag is gelegen in artikel 672 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Deze verzoeken zijn gebaseerd op een andere grondslag dan het verzoek tot het benoemen van een vereffenaar. Er is dan ook geen sprake van een vordering die als het mindere kan worden beschouwd, zodat de rechtbank daar haar bevoegdheid niet aan kan ontlenen. De rechtbank is dan ook voorshands van oordeel dat het team Civiel recht, Cluster I, van de rechtbank Zeeland-West-Brabant de verzoeken dient te behandelen en hierop dient te beslissen.
4.13.
Ingevolge het tweede lid van artikel 71 Rv zou de rechtbank de zaak dan ook ambtshalve, in de stand waarin deze zich thans bevindt, moeten verwijzen naar voornoemd Cluster.
4.14.
Alvorens daartoe over te gaan worden partijen in de gelegenheid gesteld zich hierover uit te laten.
4.15.
Daarnaast worden partijen in de gelegenheid gesteld om zich over het volgende uit te laten. De thans behandelend rechter is eveneens bevoegd op te treden als kantonrechter binnen deze rechtbank. Partijen kunnen ervoor kiezen de thans behandelend rechter ook op de overige verzoeken te laten beslissen, maar dan als kantonrechter. In dat geval hoeft, na verwijzing, geen nieuwe mondelinge behandeling plaats te vinden. Dit kan echter alleen met instemming van beide partijen, zodat als één van partijen er niet mee instemt de behandeling van de zaak na verwijzing door een andere kantonrechter zal worden overgenomen.
Verzoek tot het verlenen van de medewerking aan de vereffenaar, executeur, bewindvoerder en/of een notariële boedelbeschrijving:
4.16.
Voor zover dit verzoek ziet op de vereffenaar wordt het verzoek afgewezen, nu geen vereffenaar wordt benoemd. Voor het overige volgt dit verzoek de verzoeken, die mogelijk worden verwezen naar de kantonrechter.
4.17.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
stelt partijen in de gelegenheid
om binnen vier weken na hedenbij akte te reageren op hetgeen is overwogen over de absolute bevoegdheid en de verdere voortzetting van de procedure als in overweging 4.12, 4.13 en 4.15 is aangegeven;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. Stoof en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2023.