Uitspraak
1.[gedaagde 1] ,
2.
[gedaagde 2],
1.De procedure
2.De verdere beoordeling
€ 132,00
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 22 november 2023 een vonnis gewezen in de zaak tussen [eiser] B.V. en [gedaagden]. De partijen zijn in geschil over betalingen die in mindering zouden moeten strekken op de vordering van eiseres. Eiseres vordert een bedrag van € 99,58, dat voortvloeit uit parkbijdrages en nutsverbruik, na een eerdere beoordeling in een tussenvonnis van 30 augustus 2023. De kantonrechter heeft in dit tussenvonnis reeds geoordeeld dat eiseres recht heeft op een bedrag van € 17.634,35 voor parkbijdrages en nutsverbruik, maar dat er een bedrag van € 17.534,77 aan betalingen door gedaagden in mindering kan worden gebracht. Dit resulteert in een te vorderen bedrag van € 99,58.
De kantonrechter heeft de argumenten van gedaagden met betrekking tot de betalingen die zij hebben gedaan, beoordeeld. Gedaagden hebben een lijst van betalingen ingediend die volgens hen in mindering zouden moeten strekken op de vordering van eiseres. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de meeste van deze betalingen niet in mindering kunnen worden gebracht, omdat ze niet betrekking hebben op de vordering van eiseres of omdat ze onvoldoende zijn onderbouwd. De kantonrechter heeft de vordering van eiseres tot betaling van € 99,58 toegewezen, evenals de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van het vonnis.
Daarnaast heeft de kantonrechter de gevorderde incassokosten afgewezen, omdat niet is aangetoond dat de vereiste aanmaning heeft plaatsgevonden. Eiseres is in de proceskosten veroordeeld, omdat zij grotendeels ongelijk heeft gekregen. De proceskosten zijn vastgesteld op € 957,00. Dit vonnis is uitgesproken door mr. Ponds en is uitvoerbaar bij voorraad.