ECLI:NL:RBZWB:2023:8199

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
27 november 2023
Zaaknummer
10512743 CV EXPL 23-1177 (T)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. van der Lende-Mulder Smit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake overeenkomst tot aanneming van werk met betrekking tot gevelrenovatie, betaling aanneemsom en schadevergoeding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is een tussenvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen [eiseres in conventie] B.V. en Zeeland Cleaning B.V. (ZC) over een overeenkomst tot aanneming van werk voor gevelrenovatie. [Eiseres in conventie] vordert betaling van het resterende deel van de aanneemsom van € 12.270,16, terwijl ZC zich beroept op opschorting van betaling vanwege een vermeende tekortkoming in de uitvoering van de werkzaamheden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er onduidelijkheid bestaat over de afspraken tussen partijen met betrekking tot de lengte van de gevelplaten, en heeft ZC in de gelegenheid gesteld bewijs te leveren van haar stelling dat de gevelplaten tot aan straatniveau zouden reiken. In reconventie vordert ZC schadevergoeding voor de door haar geleden schade, waaronder waterschade en schade aan de bekabeling van camera's. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [verweerster in reconventie] aansprakelijk is voor de waterschade, maar dat ZC onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de omvang van de schade. De zaak is aangehouden voor bewijslevering en verdere beoordeling.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 10512743 \ CV EXPL 23-1177
Vonnis van 15 november 2023
in de zaak van
[eiseres in conventie] B.V.,
te [plaats 1] ,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
hierna te noemen: [eiseres in conventie] ,
gemachtigde: mr. C.T. Klepper,
tegen
ZEELAND CLEANING B.V.,
te Vlissingen,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
hierna te noemen: ZC,
gemachtigde: mr. J.A. de Keuning.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 12 juli 2023 en de daarin genoemde stukken;
- de conclusie van antwoord in reconventie, tevens akte overlegging aanvullende producties;
- de mondelinge behandeling van 3 oktober 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
ZC heeft [eiseres in conventie] opdracht gegeven een gevelrenovatie uit te voeren aan haar pand staande en gelegen aan de [adres] te [plaats 2] (hierna: het pand).
2.2.
[eiseres in conventie] heeft voor de gevelrenovatie op 21 maart 2022 een offerte uitgebracht (hierna: de offerte). In de offerte is opgenomen dat de aanneemsom € 32.670,00 (inclusief btw) bedraagt en dat de aanneemsom in drie termijnen in rekening zal worden gebracht: 45% van de aanneemsom voor aanvang van de werkzaamheden, 50% van de aanneemsom na montage van de gevelbeplating en 5% van de aanneemsom na afwerking. Verder staat in de offerte ‘
Bij renovatiewerkzaamheden zijn wij niet aansprakelijk voor eventuele vervolg- en/of waterschade.’ (hierna: het exoneratiebeding). Namens ZC heeft de heer [naam 1] de offerte voor akkoord getekend.
2.3.
[eiseres in conventie] heeft op 22 juli 2022 € 14.701,50 gefactureerd, op 24 augustus 2022 € 16.335,00 en op 20 september 2022 € 1.633,50.
2.4.
ZC heeft op 8 september 2022 € 10.000,00 aan [eiseres in conventie] betaald, op 22 november 2022 € 7.000,00 en op 21 januari 2023 € 5.000,00, derhalve in totaal € 22.000,00. Het restant van de gefactureerde aanneemsom van (in totaal) € 10.670,00 heeft zij onbetaald gelaten.
2.5.
De voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam, locatie Amsterdam, heeft op 17 april 2023 verlof verleend aan [eiseres in conventie] om conservatoir beslag te leggen op de bankrekening van ZC bij ABN AMRO Bank N.V. Het beslag is bij exploot van 21 april 2023 aan zowel ABN AMRO Bank N.V. als ZC betekend.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiseres in conventie] vordert – samengevat – dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, ZC zal veroordelen tot:
I. betaling van € 12.270,16, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente van 10,5% per jaar over € 10.420,00 vanaf 2 mei 2023 tot de dag van volledige betaling en de wettelijke rente over € 881,70 vanaf 2 mei 2023 tot de dag van volledige betaling;
II. betaling van de kosten van deze procedure.
3.2.
Aan haar vordering legt [eiseres in conventie] ten grondslag dat tussen partijen een overeenkomst tot aanneming van werk tot stand is gekomen, waarbij [eiseres in conventie] de gevelplaten van het pand zou vervangen met nieuwe gevelplaten van dezelfde lengte (circa een halve meter boven de grond). [eiseres in conventie] heeft deze werkzaamheden uitgevoerd, maar ZC is de overeenkomst niet naar behoren nagekomen door niet de volledige aanneemsom te betalen. Het gevorderde bedrag van € 12.270,16, bestaat uit de hoofdsom van € 10.670,00, € 633,75 aan wettelijke handelsrente tot en met 2 mei 2023, € 301,84 aan beslagkosten, € 881,70 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 47,95 aan wettelijke rente over laatstgenoemde kosten tot en met 2 mei 2023. Op het totaal van € 12.535,24 heeft [eiseres in conventie] € 265,08 in mindering gebracht, omdat zij erkent schade te hebben toegebracht aan de camerabekabeling van ZC bij het uitvoeren van de werkzaamheden.
3.3.
ZC voert verweer. Volgens ZC is met de heer [naam 2] (hierna: [naam 2] ) – destijds werkzaam als verkoper bij [eiseres in conventie] – de mondelinge afspraak gemaakt dat de door [eiseres in conventie] te plaatsen (nieuwe) gevelplaten tot aan straatniveau zouden reiken. Zij verwijst naar een schriftelijke verklaring van [naam 2] . Aangezien [eiseres in conventie] deze (mondelinge) afspraak niet is nagekomen en ook geen passende oplossing heeft geboden (terwijl dat volgens ZC wel was toegezegd nadat zij bij het plaatsen van de gevelplaten direct had geprotesteerd), heeft ZC de betaling opgeschort. Als [eiseres in conventie] de overeenkomst alsnog goed uitvoert, zal ZC het nog resterende deel van de aanneemsom betalen.
3.4.
[eiseres in conventie] betwist dat ZC het recht heeft de betaling op te schorten. Volgens haar is geen sprake van een dergelijke mondelinge afspraak. [naam 2] heeft hierover aan [eiseres in conventie] niets doorgegeven en bovendien zijn de heren [naam 3] (hierna: [naam 3] ) en [naam 4] (hierna: [naam 4] ) enkele dagen na het opstellen van de offerte bij ZC langs gegaan om de werkzaamheden in te meten. Daarbij is door [naam 3] en [naam 4] expliciet met de heer [naam 1] van ZC besproken dat de gevelplaten op dezelfde wijze zouden worden geplaatst als in de oude situatie. [eiseres in conventie] verwijst naar schriftelijke verklaringen van [naam 3] en [naam 4] . Zij stelt verder dat de gevelplaten niet zo maar tot aan straatniveau kunnen worden geplaatst. Daarvoor zouden bouwkundige aanpassingen nodig zijn. Als dat zou zijn afgesproken, dan zou dat in de offerte zijn opgenomen.
in reconventie
3.5.
ZC vordert in reconventie dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [verweerster in reconventie] zal veroordelen de door ZC geleden schade en gemaakte kosten (nader op te maken bij schadestaat) te vergoeden. ZC stelt dat de gemaakte en te maken kosten bestaan uit:
“ -werkzaamheden Zeeland Cleaning B.V., in casu de heer [naam 1] .
-rente derving wegens uitblijven van betaling opdrachtgever.
-kosten juridisch adviseur tm. uitspraak in de procedure.
-de kosten welke zijn veroorzaakt voor gedaagde ten gevolge van de onrechtmatige beslaglegging.
-alle hierboven genoemde kosten nader vast te stellen bij schadestaat.”
Daarnaast vordert ZC een verklaring voor recht dat de overeenkomst door [verweerster in reconventie] alsnog wordt nagekomen en dat [verweerster in reconventie] wordt veroordeeld in de proceskosten.
3.6.
ZC stelt in reconventie (ook) dat bij het uitvoeren van de werkzaamheden schade is ontstaan aan de door [verweerster in reconventie] geplaatste gevelplaten en aan de bekabeling van de camera’s. Het door [verweerster in reconventie] in conventie op de hoofdsom in mindering gebrachte bedrag van € 256,08 is niet voldoende om deze schade te vergoeden. Daarnaast is sprake van waterschade, welke is ontstaan doordat een deel van de dakbedekking (een dakflap) los zat, die de werknemers van [verweerster in reconventie] – ondanks dat zij daarop zijn gewezen – niet hebben vastgemaakt en het vervolgens (hard) is gaan regenen. ZC stelt dat het systeemplafond, het laminaat en een server die opgeslagen stond in het pand, beschadigd zijn geraakt.
3.7.
[verweerster in reconventie] voert tegen de onder 3.5 geciteerde kosten (c.q. schade) het verweer dat ZC haar schade onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. Verder stelt zij dat zij aansprakelijkheid voor vervolg- en waterschade contractueel heeft uitgesloten, zodat ZC de gestelde waterschade niet op haar kan verhalen. De schade aan de bekabeling van de camera’s wordt door [verweerster in reconventie] wel erkend, maar door een bedrag van € 265,08 in mindering te brengen op de in conventie gevorderde hoofdsom, is deze schade reeds gecompenseerd. Ook de schade aan de gevelplaten wordt erkend. [verweerster in reconventie] heeft aangeboden die schade te herstellen.
in conventie en in reconventie
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
ZC betwist op zichzelf niet dat zij gehouden is de volledige aanneemsom te voldoen, maar zij beroept zich voor het nog openstaande deel op opschorting ex artikel 6:262 lid 1 BW. Gelet op de standpunten van partijen en aangezien de offerte geen uitsluitsel geeft over de tussen partijen gemaakte afspraken over de lengte van de gevelplaten, oordeelt de kantonrechter het van belang dat er antwoord komt op de vraag wat partijen in dat kader met elkaar hebben afgesproken. De hoofdregel van artikel 150 Rv brengt mee dat het bewijs van een stelling rust op de partij die zich beroept op het rechtsgevolg van die stelling. In dit geval beroept ZC zich op opschorting, omdat [eiseres in conventie] volgens haar de overeenkomst niet naar behoren is nagekomen. Dit betekent dat op ZC de bewijslast rust van de door haar gestelde afspraak over de lengte van de gevelplaten.
4.2.
Gelet op de gemotiveerde betwisting door [eiseres in conventie] zal ZC in de gelegenheid worden gesteld nader bewijs te leveren van haar stelling dat partijen met elkaar hebben afgesproken dat de gevelplaten tot aan straatniveau zouden reiken. De door [eiseres in conventie] betwiste schriftelijke verklaring van [naam 2] is onvoldoende bewijs. De kantonrechter verwijst de zaak naar de hierna te melden rolzitting. ZC kan dan schriftelijk laten weten wie zij als getuigen wil laten horen en de verhinderdata van haarzelf en de te horen getuigen opgeven. [eiseres in conventie] kan op die rolzitting haar eigen verhinderdata opgeven.
in reconventie
4.3.
ZC vordert vergoeding van de door haar geleden schade en gemaakte kosten (nader op te maken bij schadestaat), zoals hiervoor onder 3.5 geciteerd. De kantonrechter overweegt dat ZC alleen de kosten ten gevolge van het volgens haar onrechtmatig gelegde beslag heeft toegelicht. Deze post komt nader aan de orde als op de vordering in conventie is beslist. De post ‘kosten voor de juridisch adviseur’ zal aan de orde komen bij de beoordeling van de proceskosten. Ten aanzien van de overige onder 3.5 geciteerde kosten (c.q. schade) is onduidelijk wat ZC beoogt te vorderen. Bovendien heeft ZC niet toegelicht, laat staan aannemelijk gemaakt, wat deze posten behelzen en op welke wijze die een gevolg zouden zijn van het niet deugdelijk nakomen van de overeenkomst door [verweerster in reconventie] . Voor verwijzing naar de schadestaatprocedure is in ieder geval voor deze twee posten onvoldoende gesteld. Vooralsnog oordeelt de kantonrechter overigens ook dat geen aanleiding voor verwijzing naar de schadestaatprocedure bestaat, aangezien niet valt in te zien waarom ZC eventueel door haar geleden schade niet al in deze procedure concreet zou kunnen maken.
4.4.
De door ZC gestelde waterschade, de schade aan de camerabekabeling en de schade aan de door [verweerster in reconventie] geplaatste gevelplaten, zijn niet (expliciet) opgenomen in de vordering van ZC zoals door haar geformuleerd (en hiervoor onder 3.5 geciteerd). De kantonrechter begrijpt dat ZC er wel van uitging dat zij deze schade heeft gevorderd. Uit het debat tussen partijen blijkt dat ook [verweerster in reconventie] daarvan uitging. Partijen hebben deze schadeposten uitvoerig besproken, zowel in de schriftelijke stukken als ter zitting.
4.5.
Dat sprake is van schade aan de bekabeling van de camera’s en aan de gevelplaten staat tussen partijen vast. [verweerster in reconventie] heeft haar aansprakelijkheid voor deze schades erkend. Ten aanzien van de bekabeling voert zij aan dat zij in vergoeding hiervan heeft voorzien, door het bedrag van € 265,08 (inclusief rente) dat zij op haar vordering in conventie in mindering heeft gebracht. Volgens ZC is dit bedrag echter niet toereikend en is de rekening voor het herstel van de bekabeling hoger. Aangezien deze rekening door ZC niet in het geding is gebracht, zal de kantonrechter haar in de gelegenheid stellen dit op de bepaalde rolzitting alsnog te doen. Ten aanzien van de schade aan de gevelplaten geldt dat [verweerster in reconventie] heeft aangeboden die te herstellen. Mogelijk heeft [verweerster in reconventie] dat inmiddels gedaan. In beginsel moet ZC [verweerster in reconventie] daartoe in de gelegenheid stellen. Hoe dat moet gebeuren hangt mede af van de beoordeling van de vordering in conventie. De kantonrechter komt hierop later terug.
4.6.
De aansprakelijkheid voor de door ZC gestelde waterschade wordt door [verweerster in reconventie] betwist. Volgens [verweerster in reconventie] brengt de aard van de werkzaamheden aan de gevel mee dat zij geen garanties kan geven op het gebied van waterdichtheid. [verweerster in reconventie] voert aan dat zij daarom (alle) waterschade contractueel heeft uitgesloten door middel van het exoneratiebeding. ZC stelt zich op het standpunt – althans zo begrijpt de kantonrechter – dat het in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [verweerster in reconventie] een beroep zou kunnen doen op dit exoneratiebeding. De kantonrechter overweegt als volgt. De beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid ex artikel 6:248 lid 2 BW brengt met zich dat aansprakelijkheid voor schade ten gevolge van opzet of bewuste roekeloosheid niet kan worden uitgesloten. Bij de beoordeling zijn alle omstandigheden van het geval van belang. In dit geval is ter zitting naar voren gekomen dat de voorman van de monteurs heeft vastgesteld dat in verband met de uitvoering van het zetwerk nog een dakflap los zat en dat hij die dag tegen de monteurs heeft gezegd dat deze nog moest worden vastgezet. Dat is niet gebeurd. In het geval van een niet sluitend deel van de dakbedekking bestaat de aanmerkelijke kans dat in geval van een flinke regenbui wateroverlast ontstaat. Dit is voor iedereen voorzienbaar. Het gaat om een metershoge loods. Het dak was waterdicht. Het openmaken van een stukje van het dak, waardoor het niet meer waterdicht was, hield verband met de uitvoering van het zetwerk voor de nieuwe gevelbeplating. De monteurs waren door hun leidinggevende op het werk gemaand het dak nog dicht te maken. Het is onder deze omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar het risico van schade door na te laten de dakflap vast te zetten bij ZC te laten. [verweerster in reconventie] komt in dit geval geen beroep toe op het exoneratiebeding. [verweerster in reconventie] is dus aansprakelijk voor de waterschade.
4.7.
ZC heeft de omvang van de waterschade tot nog toe niet onderbouwd. De enkele verklaring van de gemachtigde van ZC dat de schade € 25.000,00 bedraagt is onvoldoende. ZC zal in de gelegenheid worden gesteld op de bepaalde rolzitting de (kosten die zijn gemoeid met het herstel van de) waterschade (deugdelijk) te onderbouwen.
in conventie en in reconventie
4.8.
In afwachting van de opgelegde bewijsvoering zullen alle beslissingen zowel in conventie als in reconventie worden aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie en in reconventie
5.1.
laat ZC toe te bewijzen dat zij en [eiseres in conventie] zijn overeengekomen dat [eiseres in conventie] de gevelbeplating tot aan straatniveau zou aanbrengen,
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 13 december 2023voor uitlating door ZC of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
5.3.
bepaalt dat, als ZC geen bewijs door het horen van getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, zij die stukken dan direct in het geding moet brengen,
5.4.
bepaalt dat, als ZC
getuigenwil laten horen, zij de getuigen en de verhinderdagen van haarzelf en de getuigen in de maanden
maarttot en met
juli 2024dan direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald; [eiseres in conventie] dient dan haar eigen verhinderdata op te geven,
5.5.
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de zitting van mr. Van der Lende-Mulder Smit, in het gerechtsgebouw te Middelburg, Kousteensedijk 2,
5.6.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de kantonrechter en de wederpartij moeten toesturen, waaronder door ZC stukken ter onderbouwing van de kosten van herstel van de bekabeling (4.5) en van de waterschade (4.7),
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Lende-Mulder Smit en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 15 november 2023.