ECLI:NL:RBZWB:2023:8205

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 november 2023
Publicatiedatum
27 november 2023
Zaaknummer
AWB- 23_1347
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Hindriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring van bezwaar inzake omgevingsvergunning voor kap van bomen

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van 11 januari 2023, waarin haar bezwaar tegen de verleende omgevingsvergunning voor de kap van 21 bomen niet-ontvankelijk werd verklaard wegens het ontbreken van belanghebbendheid. De rechtbank heeft het beroep op 6 oktober 2023 behandeld, waarbij eiseres aanwezig was en het college werd vertegenwoordigd door mr. [vertegenwoordiger college 1] en [vertegenwoordiger college 2].

De rechtbank concludeert dat het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de kapvergunning, maar de rechtbank oordeelt dat er geen procesbelang meer is, aangezien de bomen al gekapt zijn. Eiseres betoogde dat zij nog steeds belang had bij een inhoudelijke beoordeling, omdat zij uitsluitsel wilde over haar status als belanghebbende voor eventuele toekomstige kap van bomen. De rechtbank oordeelt echter dat er geen concrete plannen zijn voor toekomstige kap, waardoor het procesbelang ontbreekt.

Daarnaast overweegt de rechtbank dat, zelfs als de bomen niet gekapt zouden zijn, eiseres niet als belanghebbende kan worden aangemerkt. De rechtbank verwijst naar de definitie van belanghebbende in de Algemene wet bestuursrecht, waarbij een persoon een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang moet hebben dat hem of haar in voldoende mate onderscheidt van anderen. Eiseres kan zich emotioneel onderscheiden, maar juridisch gezien niet, omdat zij feitelijk niet verschilt van andere bezoekers van de begraafplaats. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en wijst erop dat eiseres geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/1347 WABOA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 november 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlissingen, het college.

Inleiding

1 In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van 11 januari 2023 inzake de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar van eiseres wegens het ontbreken van belanghebbendheid.
1.1
De rechtbank heeft het beroep op 6 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en namens het college mr. [vertegenwoordiger college 1] en [vertegenwoordiger college 2] .

Beoordeling door de rechtbank

2 De rechtbank beoordeelt of het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Zij doet dat mede aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3 De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

4 Feiten en omstandigheden

De gemeente Vlissingen heeft op 15 juli 2022 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor de kap van 21 bomen op de [locatie] .
Een medewerker van team stadsbeheer, bedrijf en beheer heeft geadviseerd om de gevraagde omgevingsvergunning voor de kap te verlenen, omdat de bomen in de fase van aftakeling zijn beland.
Het college heeft met het besluit van 12 augustus 2022 de omgevingsvergunning verleend.
Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt op 3 september 2022.
De Commissie bezwaarschriften Vlissingen heeft op 25 november 2022 geadviseerd om het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren wegens het ontbreken van belanghebbendheid.
Het college heeft met het bestreden besluit het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van belanghebbendheid en heeft daarnaast gemotiveerd dat met ‘slechte bomen’ wordt bedoeld dat de bomen niet vitaal zijn.

5 Procesbelang

5.1
In beginsel wordt geen procesbelang aangenomen als het beroep een vergunning betreft voor een eenmalige activiteit die al ten uitvoer is gelegd. [1] In het geval van een kapvergunning kan dan namelijk met het beroep niet meer worden bereikt wat wordt beoogd, namelijk het voorkomen van de kap van de bomen. Procesbelang kan wel om een andere reden aanwezig zijn, bijvoorbeeld als het gestelde belang bestaat uit het verkrijgen van een schadevergoeding of proceskostenvergoeding of het opnemen van vergunningsvoorschriften. Het college heeft ter zitting gesteld dat de bomen reeds gekapt zijn. Eiseres heeft dat bevestigd.
5.2
Eiseres heeft betoogd dat zij nog procesbelang heeft bij inhoudelijke beoordeling van haar beroep. Zij wil namelijk graag uitsluitsel over de vraag of zij aan te merken is als belanghebbende bij de kap van bomen op de begraafplaats, voor het geval in de toekomst meer bomen gekapt zullen worden.
5.3
Procesbelang blijft behouden bij een uitgewerkt besluit als sprake zal zijn van toekomstige besluitvorming waarbij het inhoudelijke oordeel over het besluit kan worden betrokken. Het moet daarvoor wel aannemelijk zijn dat die toekomstige besluitvorming zal plaatsvinden. Niet is gebleken dat er concrete plannen liggen om in de toekomst opnieuw een omgevingsvergunning voor de activiteit kappen aan te vragen. Het is daarmee niet aannemelijk dat toekomstige besluitvorming met betrekking tot het kappen van bomen op de begraafplaats zal plaatsvinden. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiseres geen procesbelang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep.
5.4
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat, ook als de bomen niet gekapt zouden zijn, eiseres met deze procedure niet had kunnen bereiken dat ze als belanghebbende werd aangemerkt bij de verleende omgevingsvergunning. Een belanghebbende is namelijk degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. [2] De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen dat uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 1:2 van de Awb [3] blijkt dat met de woorden ‘wiens belang rechtstreeks is betrokken’ een zekere begrenzing wordt beoogd. Een louter subjectief gevoel van betrokkenheid bij een besluit is, hoe sterk dat gevoel ook mag zijn, niet voldoende om te kunnen spreken van een rechtstreeks bij het besluit betrokken belang. Maar ook een persoon die enig belang heeft, maar zich op dat punt niet onderscheidt van grote aantallen anderen, kan niet worden beschouwd als een persoon met een rechtstreeks betrokken belang. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, moet een natuurlijk persoon een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang hebben dat hem of haar in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het besluit. [4] Voor de beoordeling of eiseres is aan te merken als belanghebbende, zou dus van belang zijn of zij zich in voldoende mate onderscheidt van anderen.
5.5
Dat eiseres ervaart dat zij zich in emotioneel opzicht onderscheidt van anderen, omdat zij op de begraafplaats dagelijks haar zoon bezoekt en de begraafplaats voelt als haar thuis, maakt nog niet dat zij juridisch gezien aangemerkt kan worden als belanghebbende. Hiervoor is vereist dat eiseres zich feitelijk gezien onderscheidt van andere bezoekers van de begraafplaats. Eiseres onderscheidt zich feitelijk gezien niet van andere bezoekers van de begraafplaats. Ter zitting is nog de vraag opgeworpen wie dan mogelijk wel belanghebbende kan zijn bij de kap van de bomen op de begraafplaats, nu op de begraafplaats geen personen wonen. Een belanghebbende zou bijvoorbeeld een omwonende op korte afstand of een belangenorganisatie kunnen zijn.

Conclusie en gevolgen

6 Het beroep is niet-ontvankelijk. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Hindriks, rechter, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier, op 17 november 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld: ABRvS 25 oktober 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AZ0835.
2.Artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
3.Kamerstukken II 1988/89, 21 221, nr. 3, blz. 32 e.v.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 september 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3107.