ECLI:NL:RBZWB:2023:8224

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 november 2023
Publicatiedatum
28 november 2023
Zaaknummer
C/02/415455/ KG ZA 23-533 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. Baggel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van beslag en betaling van voorschot in kort geding met betrekking tot onrechtmatige concurrentie en artikel 843a Rv

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 november 2023, is een kort geding aan de orde waarin eisers in conventie, [eiser in conventie 1] en [eiser in conventie 2] B.V., de opheffing van conservatoir beslag vorderen dat door gedaagde in conventie, [gedaagde in conventie] B.V., is gelegd. Het beslag is gelegd naar aanleiding van een vordering van [gedaagde in conventie] die primair is gebaseerd op onrechtmatig handelen van eisers in conventie. De eisers stellen dat het beslag onterecht is gelegd, omdat [gedaagde in conventie] de voorzieningenrechter niet volledig heeft geïnformeerd over een lopende bodemprocedure waarin dezelfde schade wordt gevorderd. De voorzieningenrechter oordeelt dat de schending van artikel 21 Rv, dat vereist dat partijen alle relevante feiten en omstandigheden volledig en naar waarheid aanvoeren, ernstig is. Hierdoor is niet aannemelijk dat het beslag zou zijn verleend als de bodemprocedure was vermeld. De voorzieningenrechter heft daarom de beslagen op en veroordeelt [gedaagde in conventie] in de proceskosten van eisers in conventie.

In reconventie vordert [eiser in reconventie] een voorschot op schadevergoeding en de afgifte van bepaalde documenten op basis van artikel 843a Rv. De voorzieningenrechter oordeelt dat [eiser in reconventie] niet voldoende heeft aangetoond dat aan de vereisten van artikel 843a Rv is voldaan, en wijst de vorderingen in reconventie af. De proceskosten in reconventie worden eveneens toegewezen aan de verweerders in reconventie.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: C/02/415455 / KG ZA 23-533
Vonnis in kort geding van 28 november 2023
in de zaak van

1.[eiser in conventie 1] ,

te [plaats 1] ,
2.
[eiser in conventie 2] B.V.,
te [plaats 1] ,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [eisers in conventie] en afzonderlijk: [eiser in conventie 1] en [eiser in conventie 2] ,
advocaat: mr. M. Franke te Eindhoven,
tegen
[gedaagde in conventie] BV,
te [plaats 2] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde in conventie] ,
advocaat: mr. M.C.J. de Schepper te Eindhoven.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 6 november 2023 met producties genummerd 1 t/m 12,
- de eis in reconventie, tevens akte overlegging producties van [gedaagde in conventie] met producties genummerd 1 t/m 18,
- de akte overlegging producties van [eisers in conventie] met producties genummerd 13 t/m 16,
- de akte overlegging producties van [eisers in conventie] met productie genummerd 17,
- de mondelinge behandeling van 14 november 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de pleitnota van [eisers in conventie]
- de pleitnota van [gedaagde in conventie] .

2.De feiten in conventie en reconventie

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de onbetwiste inhoud van de producties, staat tussen partijen het volgende vast:
  • [gedaagde in conventie] is op 9 december 2016 opgericht en is een vennootschap die een bijdrage probeert te leveren in de transitie naar een duurzamere samenleving door bijvoorbeeld samen met woningcorporaties aan huurders pakketten met energiezuinige ledlampen aan te bieden.
  • [eiser in conventie 2] is een vennootschap die zich bezighoudt met het ontwikkelen van producten, mogelijkheden en oplossingen en de in- en verkoop hiervan op het gebied van innovatie ten behoeve van klimaat, wonen en woningen.
  • [eiser in conventie 1] is enig aandeelhouder en bestuurder van [eiser in conventie 2] . [eiser in conventie 1] heeft een relatie met de heer [naam 1] (‘ [naam 1] ’).
  • [gedaagde in conventie] werd tot eind 2021 gedreven door de heer [naam 2] (‘ [naam 2] ’), de heer [naam 3] , [naam 1] en de heer [naam 4] .
  • [naam 1] heeft daarnaast tot en met eind december 2021 opdrachten uitgevoerd voor [gedaagde in conventie] op basis van een overeenkomst van opdracht (‘de Opdrachtovereenkomst’). [naam 1] verrichtte werkzaamheden voor [gedaagde in conventie] op het gebied van marketing, sales en communicatie. De maandelijkse facturen werden gestuurd door [eenmanszaak] , de eenmanszaak van [eiser in conventie 1] . [eenmanszaak] is per 31 december 2021 opgeheven.
  • Op 14 december 2021 heeft [gedaagde in conventie] de Opdrachtovereenkomst opgezegd tegen 31 december 2021.
  • Op 7 februari 2022 heeft [eiser in conventie 1] [eiser in conventie 2] opgericht.
  • Na afloop van de Opdrachtovereenkomst is [eiser in conventie 2] een overeenkomst met de gemeente Terneuzen aangegaan waarbij woningcorporaties energiebespaarboxen kunnen bestellen bij [eiser in conventie 2] . Voor dit project is een RREW-subsidie van € 340.000,- verleend.
  • [naam 1] is in april 2022 een bodemprocedure gestart tegen [gedaagde in conventie] en de (indirect) aandeelhouders van [gedaagde in conventie] (‘de Bodemprocedure’). [naam 1] vordert in de Bodemprocedure in conventie betaling van een bedrag van circa € 278.000,- omdat [gedaagde in conventie] tekort zou zijn geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de Opdrachtovereenkomst door na te laten een opzegtermijn te hanteren dan wel een schadevergoeding aan te bieden. Daarnaast legt hij aan zijn vorderingen ten grondslag dat de (indirect) aandeelhouders een bedrag aan schadevergoeding verschuldigd zijn uit hoofde van uitkoop van het aandelenbelang van [naam 1] in [gedaagde in conventie] .
  • [gedaagde in conventie] heeft in de Bodemprocedure reconventionele vorderingen ingesteld omdat sprake zou zijn van ongeoorloofde concurrentie aan de zijde van [naam 1] . [gedaagde in conventie] verwijt [naam 1] in de Bodemprocedure dat hij na beëindiging van de Opdrachtovereenkomst het project voor de gemeente Terneuzen van [gedaagde in conventie] heeft ontnomen.
  • In de Bodemprocedure heeft op 29 juni 2023 een mondelinge behandeling plaatsgevonden en de Bodemprocedure staat op de rol van 20 december 2023 voor vonnis.
  • Bij verzoekschrift van 6 oktober 2023 heeft [gedaagde in conventie] verlof tot het leggen van conservatoir (derden)beslag ten laste van [eisers in conventie] verzocht.
  • Op 6 oktober 2023 heeft [gedaagde in conventie] verlof verkregen tot het leggen van conservatoir (derden)beslag ten laste van [eisers in conventie] voor een bedrag van € 164.380,16. [gedaagde in conventie] grondt deze vordering primair op onrechtmatig handelen van [eisers in conventie] , doordat zij door middel van [naam 1] als hulppersoon, een door de gemeente Terneuzen verleende opdracht, welke [eiser in conventie 1] initieel als opdrachtnemer voor [gedaagde in conventie] had binnengehaald, naar zichzelf en [eiser in conventie 2] heeft toegetrokken. Daarnaast heeft [eisers in conventie] bij [gedaagde in conventie] bekende productkennis en ontwikkelde communicatie-uitingen gekopieerd en gebruikt, welke informatie in handen was van [gedaagde in conventie] .
  • Op 10 oktober 2023 heeft [gedaagde in conventie] beslag gelegd op de woning en de auto van [eiser in conventie 1] en de auto van [eiser in conventie 2] . Daarnaast is op 10 oktober 2023 ook conservatoir derdenbeslag gelegd ten laste van [eiser in conventie 1] onder de ING Bank N.V.

3.Het geschil

in conventie
3.1
[eisers in conventie] vordert - samengevat - de opheffing van de op 10 oktober 2023 gelegde beslagen op straffe van een dwangsom van € 10.000,- per (dagdeel) met een maximum van € 500.000,-, en veroordeling van [gedaagde in conventie] in de proceskosten.
3.2
[eisers in conventie] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. [gedaagde in conventie] heeft nagelaten de voorzieningenrechter te Oost-Brabant te informeren over de Bodemprocedure. In deze procedure heeft [gedaagde in conventie] in reconventie dezelfde vordering ingesteld tegen [naam 1] als de vordering die [gedaagde in conventie] ten grondslag legt aan haar beslag ten laste van [eisers in conventie] Bovendien neemt [gedaagde in conventie] in de Bodemprocedure andere (tegenstrijdige) feitelijke stellingen in ten opzichte van haar stellingen in haar verzoekschrift tot het leggen van conservatoir (derden)beslag. [gedaagde in conventie] handelt in strijd met artikel 21 Rechtsvordering (‘Rv’). Daarnaast blijkt summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door [gedaagde in conventie] gepretendeerde vorderingsrecht en leidt een belangenafweging eveneens tot opheffing van de gelegde beslagen. In het beslagrekest is niet duidelijk vermeld wat de grondslag is van de gepretendeerde vordering van [gedaagde in conventie] . Daarbij is van belang dat geen sprake is van een contractuele verhouding tussen [gedaagde in conventie] en [eiser in conventie 1] en/of [eiser in conventie 2] . Ook is niet gemotiveerd of onderbouwd dat sprake zou zijn van ongeoorloofde concurrentie aan de zijde van [eiser in conventie 1] en/of [eiser in conventie 2] , althans dat aan de vereisten voor aansprakelijkheid op basis van ongeoorloofde concurrentie zou zijn voldaan. Er is bovendien niet gesteld en niet bewezen dat [eiser in conventie 1] als bestuurder van [eiser in conventie 2] aansprakelijk is. Elke juridische grondslag om [eiser in conventie 1] of [eiser in conventie 2] aansprakelijk te stellen ontbreekt. Er is niet voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. [eisers in conventie] stelt dat zij enkel betrokken is omdat de betalingen via [eenmanszaak] en [eiser in conventie 2] liepen. [naam 1] heeft een ex-partner die anders aanspraak zou willen maken op de inkomsten van [naam 1] .
3.3
[gedaagde in conventie] voert verweer. [gedaagde in conventie] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eisers in conventie]
3.4
[gedaagde in conventie] voert het volgende aan. [gedaagde in conventie] heeft het verzoekschrift tot het verlenen van verlof om conservatoir beslag te mogen leggen ingediend omdat [eisers in conventie] de opdracht die de gemeente Terneuzen had toegekend aan [gedaagde in conventie] heeft ontnomen via [naam 1] als hulppersoon. [eisers in conventie] had de wetenschap dat de opdracht initieel was toegekend aan [gedaagde in conventie] . Er is sprake van ongeoorloofde concurrentie en strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betamelijk is. [eiser in conventie 1] is verantwoordelijk hiervoor als bestuurder van [eiser in conventie 2] . [gedaagde in conventie] betwist dat sprake is van een spoedeisend belang tot het opheffen van het beslag op de woning van [eiser in conventie 1] en de auto van [eiser in conventie 1] . Daarnaast wordt betwist dat sprake is van hinder door de gelegde beslagen. Er is nog steeds sprake van vrees voor verduistering, nu [eisers in conventie] heeft aangevoerd dat zij slechts als katvanger fungeert, en het project Terneuzen eigenlijk van [naam 1] is met als achtergrond dat men wil voorkomen dat de ex-echtgenote van [naam 1] betalingen van [naam 1] claimt. [eisers in conventie] vindt het verstoppen van verhaalsmogelijkheden aldus normaal waardoor er gegronde redenen zijn om te vrezen dat zij verhaalsmogelijkheden zal verduisteren. [gedaagde in conventie] betwist dat in strijd met artikel 21 Rv is gehandeld. Er is wel een procedure tussen [gedaagde in conventie] en [naam 1] maar in die procedure zijn de verkeerde partijen gedagvaard door de verkeerde persoon. [eisers in conventie] is geen partij bij die procedure. Daarnaast zijn partijen allebei een andere waarheid toebedeeld en is geen sprake van onjuiste informatie in haar beslagrekest.
3.5
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.6
[eiser in reconventie] vordert – samengevat:
I. veroordeling van [verweerders in reconventie] tot betaling van een voorschot van € 60.000,00,
II. veroordeling van [verweerders in reconventie] om op straffe van een dwangsom van € 600,- per dag, aan [eiser in reconventie] de volgende stukken – in kopie – te verstrekken:
A) de met woningcorporatie Stg. Woongoed Zeeuws-Vlaanderen, met hoofdvestiging aan het adres Communicatielaan 2 te Terneuzen gesloten raamovereenkomst, alsmede alle in dit kader aan deze rechtspersoon verzonden facturen;
B) de met woningcorporatie Stg. Clavis, gevestigd aan het adres Rosegracht 2 te Terneuzen, gesloten raamovereenkomst, alsmede alle in dit kader aan deze rechtspersoon verzonden facturen;
III. veroordeling van [verweerders in reconventie] in de proceskosten.
3.7
[eiser in reconventie] legt aan de vorderingen het volgende ten grondslag. [eiser in reconventie] heeft schade geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van [verweerders in reconventie] In het kader van deze rechtsverhouding meent [eiser in reconventie] aanspraak te hebben op deze documenten. De overeenkomsten en facturen tonen de omvang van de ontvreemde opdracht aan en de als gevolg daarvan door [eiser in reconventie] geleden schade. [eiser in reconventie] heeft er belang bij om de exacte omvang van de gepleegde onrechtmatige daad en de daaruit voortvloeiende schade te kunnen vaststellen. Bovendien is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat [verweerders in reconventie] de documentatie niet verstrekt met het enkele doel het aantonen van de door haar onrechtmatig veroorzaakte schade te bemoeilijken. [eiser in reconventie] heeft daarnaast recht op een voorschot op de schadevergoeding.
3.8
[verweerders in reconventie] voert verweer. [verweerders in reconventie] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser in reconventie] , met veroordeling van [eiser in reconventie] in de kosten van deze procedure.
3.9
[verweerders in reconventie] voert het volgende aan. Er is niet voldaan aan de vereisten die gelden om een voorschot op schadevergoeding in kort geding toegekend te krijgen. De vordering van [eiser in reconventie] staat niet voldoende vast en er is geen sprake van spoedeisendheid. Daarnaast is sprake van een restitutierisico. Ten aanzien van de vordering op grond van artikel 843a Rv heeft eveneens te gelden dat niet voldaan is aan het spoedeisend belang. Aan de eisen van 843a Rv is evenmin voldaan. [eiser in reconventie] heeft geen rechtmatig belang. Uit de door [eiser in reconventie] overgelegde stukken blijkt dat de opdracht aan [naam 1] via [eiser in conventie 2] is verstrekt en ook welk bedrag aan RREW-subsidie is overgemaakt aan Woongoed en Clavis. Onduidelijk is wat de relevantie is van de gevraagde bescheiden ten aanzien van de vermeende vordering van [eiser in reconventie] .
3.1
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
Spoedeisend belang
4.1
De voorzieningenrechter overweegt dat in een procedure als de onderhavige, waarin de opheffing van het beslag wordt gevorderd, het bestaan van spoedeisend belang ingevolge het bepaalde in artikel 705 lid 1 Rv geen vereiste is.
Artikel 21 Rv
4.2
Gelet op de stellingen van [eisers in conventie] dat [gedaagde in conventie] de voorzieningenrechter in haar beslagrekest niet volledig en onjuist heeft ingelicht, ligt ten eerste de beoordeling van het beroep op artikel 21 Rv voor.
4.3
Uit artikel 21 Rv vloeit voort dat partijen de voor de beslissing van belang zijnde feiten en omstandigheden volledig en naar waarheid moeten aanvoeren. Indien een partij niet aan deze verplichting voldoet, kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht. De nauwgezette naleving van de in artikel 21 Rv neergelegde verplichting klemt te meer bij een beslagrekest, aangezien toewijzing van een dergelijk verzoek tot zeer ingrijpende gevolgen voor de wederpartij kan leiden en de voorzieningenrechter na een summier onderzoek en in beginsel zonder de partij ten laste van wie beslag wordt gelegd te horen, op het verzoekschrift beslist. Dit laatste brengt mee dat de verzoeker, bij het vragen van verlof om conservatoir beslag te leggen, de voorzieningenrechter volledig moet inlichten over alle voor de beslissing van belang zijnde feiten. Een onvoldoende toelichting in het beslagrekest kan de voorzieningenrechter reden geven om een beslagverlof te weigeren of om een latere vordering tot opheffing van het beslag reeds om die reden toe te wijzen. In de beslagsyllabus is om die reden ook opgenomen dat in het beslagrekest melding gemaakt moet worden van alle in Nederland of in het buitenland lopende, doorlopen of beëindigde procedures die relevant zijn voor een goede beoordeling van de zaak.
4.4
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde in conventie] erkend dat de vordering die in reconventie is ingesteld jegens [naam 1] in de Bodemprocedure dezelfde schade betreft als de schadevergoedingsvordering die [gedaagde in conventie] stelt te hebben op [eisers in conventie] [gedaagde in conventie] heeft vervolgens toegelicht dat zij zich op het standpunt stelt dat [naam 1] samen met [eisers in conventie] onrechtmatig heeft gehandeld. [naam 1] heeft via [eenmanszaak] het project bij de gemeente Terneuzen voor [gedaagde in conventie] binnengehaald. Vervolgens is de Opdrachtovereenkomst opgezegd en heeft [naam 1] dit project via [eiser in conventie 2] en [eiser in conventie 1] uitgevoerd. [naam 1] heeft in de Bodemprocedure de verkeerde partijen gedagvaard, [eisers in conventie] was in die procedure geen partij en daarom wordt de vordering nu jegens [eisers in conventie] ingesteld.
4.5
Anders dan [gedaagde in conventie] kennelijk meent, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de Bodemprocedure relevant is voor een goede beoordeling van het beslagrekest. In de Bodemprocedure wordt immers door [gedaagde in conventie] op basis van hetzelfde feitencomplex vergoeding van dezelfde schade gevorderd, met dien verstande dat in de Bodemprocedure vergoeding van de schade wordt gevorderd van [naam 1] , die de feitelijke handelingen zou hebben verricht, en in deze procedure van de mogelijk betrokken rechtspersoon en haar bestuurder (de partner van [naam 1] ). De Bodemprocedure verkeert bovendien al in een vergevorderd stadium. Het in het geheel niet melden van de Bodemprocedure heeft daarom te gelden als een schending van artikel 21 Rv.
4.6
Niet kan worden uitgesloten dat de vermelding van de Bodemprocedure de beslagrechter aanleiding zou hebben gegeven tot het stellen van vragen. Zo heeft [eisers in conventie] bijvoorbeeld naar voren gebracht dat [gedaagde in conventie] in het beslagrekest met de Bodemprocedure strijdige standpunten heeft ingenomen. De mogelijkheid tot het stellen van vragen is de voorzieningenrechter ontnomen. Dit brengt met zich mee dat niet voldoende aannemelijk is geworden dat de beslagrechter het verlof ook zou hebben verleend in het geval [gedaagde in conventie] de Bodemprocedure wel had vermeld. De voorzieningenrechter acht de schending van artikel 21 Rv dermate ernstig, dat dit tot opheffing van de beslagen moet leiden.
4.7
Gelet op het voorgaande zullen de beslagen worden opgeheven en behoeven de overige stellingen van partijen in conventie geen bespreking. De voorzieningenrechter zal op de voet van artikel 705 Rv de uit hoofde van het onderhavige verlof gelegde conservatoire (derden)beslagen zelf opheffen. Een dwangsom zoals gevorderd is zodoende niet nodig.
4.8
[gedaagde in conventie] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eisers in conventie] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
132,42
- griffierecht
676,00
- salaris advocaat
1.079,00
Totaal
1.887,42
in reconventie
Voorschot
4.9
Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande uit een veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De voorzieningenrechter zal daarbij niet alleen moeten onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. In de afweging van de belangen van partijen moet de voorzieningenrechter mede betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling mocht de bodemrechter anders beslissen.
4.1
De voorzieningenrechter begrijpt dat [eiser in reconventie] haar vordering uit hoofde van schadevergoeding primair baseert op onrechtmatige gedragingen van [verweerders in reconventie] en subsidiair op het profiteren van een wanprestatie en bestuurdersaansprakelijkheid. Zij stelt het volgende. Er is sprake van ongeoorloofde concurrentie en strijd met hetgeen volgens het ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betamelijk is. De onrechtmatige gedragingen bestaan uit het ontnemen van een project van de gemeente Terneuzen dat aan [eiser in reconventie] zou zijn toegekend en het gebruiken en kopiëren van bij [eiser in reconventie] bekende productkennis en ontwikkelde communicatie-uitingen. [verweerder in reconventie 1] is verantwoordelijk hiervoor als bestuurder van [verweerder in reconventie 2] .
4.11
Op grond van het arrest
Boogaard/Vesta(
NJ1956, 157) is van onrechtmatige concurrentie sprake indien voldaan is aan een drietal cumulatieve vereisten, te weten: 1) het stelselmatig en substantieel afbreken van 2) het duurzame bedrijfsdebiet van de voormalige werkgever, dat de voormalige werknemer in het kader van de arbeidsovereenkomst heeft meehelpen opbouwen 3) met de hulpmiddelen die hij daartoe vertrouwelijk van zijn voormalige werkgever ter beschikking kreeg. Deze vereisten lenen zich voor overeenkomstige toepassing indien, zoals in het onderhavige geval, gesteld wordt dat sprake is van voormalige zakenpartners. Of aan deze vereisten is voldaan moet worden beoordeeld aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval.
4.12
[eiser in reconventie] heeft onvoldoende gesteld, laat staan in het licht van het gemotiveerde verweer van [verweerders in reconventie] voldoende nader toegelicht, dat aan deze vereisten is voldaan. Bovendien heeft te gelden dat een nader onderzoek naar de feiten vereist zou zijn (waarvoor het kort geding zich niet leent) om te bezien of onrechtmatig is gehandeld, nu de gestelde onrechtmatige gedragingen door [verweerders in reconventie] gemotiveerd zijn betwist. Hetzelfde geldt voor de subsidiaire grondslag van de vordering. De vordering tot betaling van een voorschot wordt gelet op voorgaande afgewezen.
843a-vordering
4.13
[eiser in reconventie] vordert afgifte van twee stukken die zij nodig zou hebben om de exacte omvang van de gepleegde onrechtmatige daad en de daaruit voortvloeiende schade vast te kunnen stellen. Artikel 843a Rv verbindt vier cumulatieve voorwaarden aan de toewijsbaarheid van een vordering tot overlegging van stukken:
1. degene die de vordering doet, dient op het moment dat hij de vordering doet een rechtmatig belang te hebben;
2. het moet gaan om bepaalde bescheiden;
3. aangaande een rechtsbetrekking waarin de eiser of zijn rechtsvoorganger partij is; en
4. degene van wie de bescheiden worden gevraagd moet deze tot zijn beschikking of onder zijn berusting hebben.
4.14
In het licht van de gemotiveerde betwisting van [verweerders in reconventie] had het op de weg van [eiser in reconventie] gelegen om te stellen dat aan de vereisten van artikel 843a Rv is voldaan. [eiser in reconventie] heeft alleen in het kader van het rechtmatig belang aangevoerd dat zij de exacte omvang van de schade wil kunnen vaststellen en dat het bedrag dat is verstrekt aan subsidie niet gelijk is aan de door [eiser in reconventie] geleden schade. Dit is onvoldoende om aan te nemen dat sprake is van een rechtmatig belang nu door [eiser in reconventie] niet weersproken is dat zij op de hoogte is van het feit dat de overeenkomst tussen de gemeente Terneuzen en [verweerder in reconventie 2] is gesloten en voor welk bedrag er aan subsidie is verstrekt. Dat aan de overige vereisten van artikel 843a Rv is voldaan is niet gesteld. Gelet op voorgaande worden de vorderingen van [eiser in reconventie] afgewezen.
4.15
[eiser in reconventie] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van [verweerders in reconventie] worden tot dit vonnis vastgesteld op € 1.079,-.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1
heft op het op 10 oktober 2023 ten laste van [eiser in conventie 1] onder ING Bank N.V. gelegde derdenbeslag, alsmede de op 10 oktober 2023 ten laste van [eisers in conventie] gelegde beslagen op de woning en auto van [eiser in conventie 1] en de auto van [eiser in conventie 2] ,
5.2
veroordeelt [gedaagde in conventie] in de proceskosten, aan de zijde van [eisers in conventie] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.887,42, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.3
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.5
wijst de vorderingen van [eiser in reconventie] af,
5.6
veroordeelt [eiser in reconventie] in de proceskosten, aan de zijde van [verweerders in reconventie] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.079,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. Baggel en in het openbaar uitgesproken op 28 november 2023.