ECLI:NL:RBZWB:2023:8246

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 augustus 2023
Publicatiedatum
29 november 2023
Zaaknummer
C/02/411379 / JE RK 23-1166
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. van Leuven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In de zaak van de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2010 te [geboorteplaats], heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 augustus 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd voor de duur van een jaar, tot 22 augustus 2024, en de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie jeugdhulpaanbieder eveneens verlengd voor dezelfde periode. De kinderrechter oordeelde dat de minderjarige nog steeds ernstige problematiek vertoont die haar ontwikkeling bedreigt en dat de huidige plaatsing in het gezinshuis noodzakelijk is voor haar verzorging en opvoeding.

Het procesverloop begon met een verzoekschrift van de gecertificeerde instelling (GI) op 25 juni 2023, waarin werd verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing. De ouders van [minderjarige] waren niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling, maar hadden eerder aangegeven achter het verzoek van de GI te staan. De kinderrechter heeft de situatie van [minderjarige] beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat zij in het gezinshuis redelijk goed functioneert, maar dat er nog steeds grote zorgen zijn over haar ontwikkeling. De kinderrechter benadrukte het belang van de betrokkenheid van de GI om de voortgang van de hulpverlening te waarborgen.

De beslissing van de kinderrechter is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De ouders hebben de mogelijkheid om binnen drie maanden na de uitspraak hoger beroep aan te tekenen bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie: Breda
Zaaknummer: C/02/411379 / JE RK 23-1166
Datum uitspraak: 17 augustus 2023
beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging uithuisplaatsing

in de zaak van

WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,

hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI),
gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[minderjarige] ,

geboren op [geboortedag] 2010 te [geboorteplaats] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[de vader] ,

hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 25 juni 2023, ingekomen bij de griffie op
29 juni 2023;
- het door [minderjarige] ingezonden reactieformulier, ingekomen bij de griffie op 31 juli 2023.
Op 17 augustus 2023 heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren mondeling behandeld.
Verschenen en gehoord zijn:
- een vertegenwoordigster van de GI.
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
- de moeder,
- de vader.
[minderjarige] is in de gelegenheid gesteld om met de kinderrechter over het verzoek van de GI te praten tijdens een kindgesprek op 15 augustus 2023. Zij heeft hiervan gebruik gemaakt.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van 22 augustus 2022 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 22 augustus 2022 tot 22 augustus 2023. Bij diezelfde beschikking heeft de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verleend in een accommodatie jeugdhulpaanbieder met ingang van (eveneens) 22 augustus 2022 tot 22 augustus 2023.
Bij beschikking van 30 december 2022 is met spoed een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verleend in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 4 januari 2023 tot
19 januari 2023. Bij beschikking van 12 januari 2023 is voormelde machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 22 augustus 2023.
Bij beschikking van 13 februari 2023 is met spoed een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verleend in een accommodatie jeugdhulpaanbieder met ingang van 13 februari 2023 tot 27 februari 2023. Bij beschikking van 24 februari 2023 is voormelde machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 22 augustus 2023.

[minderjarige] verblijft vanaf medio februari 2023 in een gezinshuis in [plaats] .

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling. Daarbij verzoekt de GI om de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

De standpunten

De GI legt aan haar verzoek ten grondslag dat het naar omstandigheden redelijk goed met [minderjarige] gaat. [minderjarige] lijkt haar plekje te hebben gevonden in het gezinshuis, heeft een fijn contact met de gezinshuismoeder en de overige leden van het gezin en gaat (in grote lijnen) mee in het ritme van het gezin. Wel heeft [minderjarige] veel last van hetgeen zij heeft meegemaakt. Zij benoemt flashbacks en kan behoorlijk heftig (externaliserend) gedrag laten zien dat voort lijkt te komen uit triggers. De moeder is weg gegaan bij haar partner en verblijft sinds 13 juni 2023 samen met het broertje van [minderjarige] , te weten [naam] , op een crisisplek van [zorgorganisatie] . Zij komt mogelijk op kortere termijn in aanmerking voor een woning waarbij zij aanspraak kan maken op 24-uurs begeleiding van Amarant. [minderjarige] ziet haar moeder één keer per twee weken gedurende een tot twee uur onder begeleiding van De GezinsManager. Tussen [minderjarige] en haar vader heeft omgang plaatsgevonden van september 2022 tot mei 2023. De omgang is daarna stil komen te liggen vanwege een time-out die door de GI is ingelast. Gezien werd namelijk dat [minderjarige] enorm heftig reageerde op de bezoeken met de vader. De vader heeft toen besloten zich terug te trekken in het contact met [minderjarige] . Tot op heden vindt er geen omgang tussen [minderjarige] en de vader plaats. Een verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] is noodzakelijk aangezien nog niet alle doelen zijn behaald. [minderjarige] wordt nog steeds bedreigd in haar ontwikkeling omdat zij nog onvoldoende structurele veiligheid ervaart, niet weet wat een passende rol van haar beide ouders in haar leven is en ingrijpende gebeurtenissen uit het verleden nog onvoldoende heeft kunnen verwerken. Belangrijk is dat [minderjarige] de juiste hulp en behandeling gaat krijgen en dat er duidelijkheid komt over haar perspectief. Een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder is ook nog noodzakelijk nu bij beide ouders sprake is van een onveilige en/of onstabiele thuissituatie en het gezinshuis voor [minderjarige] op dit moment de meest passende plek voor haar is om de voor haar noodzakelijke behandeling te krijgen.
[minderjarige] heeft in het gesprek met de kinderrechter verteld dat het wel goed met haar gaat, maar dat zij af en toe last heeft van spanningen en stress. Zij ziet haar moeder één keer per week onder begeleiding op een donderdag. Soms is [naam] daarbij aanwezig. [minderjarige] ziet haar vader op dit moment niet. [naam] is voor [minderjarige] de belangrijkste persoon in haar leven. Zij heeft altijd voor hem gezorgd. Volgens [minderjarige] ziet zij [naam] op dit moment voldoende. [minderjarige] hoopt in de toekomst geen last meer te hebben van de zaken die zijn voorgevallen, maar een fijn leven te hebben met een eigen woning al dan niet samen met een partner. Ook hoopt zij dat gesprekken tussen haar en haar ouders alsook gesprekken tussen haar ouders onderling zonder ruzie kunnen plaatsvinden.
Doordat de ouders niet op de mondelinge behandeling zijn verschenen en zij de kinderrechter evenmin voorafgaand aan de mondelinge behandeling (schriftelijk) hebben bericht, is het standpunt van de ouders met betrekking tot het verzoek van de GI onbekend. Volgens het verzoekschrift hebben de ouders aan de GI echter laten weten dat zij achter het verzoek staan. Daarbij is vermeld dat de moeder snapt dat een ondertoezichtstelling van [minderjarige] nog nodig is en dat [minderjarige] op dit moment nog niet bij haar kan komen, maar dat zij wel hoopt daar naar toe te kunnen werken. De vader vindt de situatie heel lastig aangezien hij in zijn beleving niets fout heeft gedaan. Hij ziet wel in dat [minderjarige] hulp nodig heeft.

De beoordeling

Wettelijk kader
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255, eerste lid, van het BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255, tweede lid, van het BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, van het BW, in staat zijn te dragen.
Ingevolge artikel 1:265b, eerste lid, van het BW kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
Op grond van artikel 1:265c, tweede lid, van het BW kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:265b, eerste lid, van het BW is voldaan, de duur van de machtiging uithuisplaatsing telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Overwegingen
Uit de voorliggende stukken en de mondelinge behandeling is naar voren gekomen dat het naar omstandigheden redelijk gaat met [minderjarige] . [minderjarige] lijkt te kunnen aarden in het gezinshuis. Dit neemt niet weg dat er nog steeds grote zorgen over [minderjarige] zijn. Bij [minderjarige] is sprake van ernstige problematiek die haar belemmert in haar ontwikkeling. De ouders lijken de problematiek van [minderjarige] te erkennen alsook de noodzaak van hulp en behandeling voor [minderjarige] . Gezien de moeizame relatie tussen de ouders is het ook van belang dat de GI betrokken blijft om de inzet en voortgang van de noodzakelijk geachte hulpverlening en behandeling voor [minderjarige] te waarborgen en daar waar nodig regie te voeren. De doelen die in het kader van de ondertoezichtstelling in het afgelopen jaar zijn gesteld, zijn bovendien niet of slechts deels behaald. Hieruit volgt dat nog altijd wordt voldaan aan het wettelijke criterium van artikel 1:255, eerste lid, van het BW. De kinderrechter zal daarom het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de verzochte periode van een jaar toewijzen.
Gedurende de ondertoezichtstelling zal, zoals weergegeven in het verzoekschrift en besproken tijdens de mondelinge behandeling, aan de volgende doelen worden gewerkt:
1. [minderjarige] heeft duidelijkheid over haar opgroeiperspectief en de rol die haar ouders (kunnen) hebben in haar leven;
2. [minderjarige] ervaart in haar opvoedsituatie veiligheid en rust zodat ze zich kan ontwikkelen. Zij wordt door haar opvoeders benaderd op een wijze die past bij haar ontwikkeling, waarbij haar structuur, eenduidigheid en nabijheid wordt geboden, sprake is van een positieve communicatie en [minderjarige] het gevoel wordt gegeven dat zij gehoord en gezien wordt;
3. [minderjarige] heeft ingrijpende gebeurtenissen in haar leven kunnen verwerken, is gelukkig en ontwikkelt zich naar haar mogelijkheden;
4. [minderjarige] wordt niet geconfronteerd met ruzies, geweld en spanningen tussen haar moeder en (stief)vader en ervaart dat belangrijke volwassenen om haar heen op een onbelaste en constructieve manier met elkaar communiceren en tot afspraken komen;
5. [minderjarige] heeft een veilig, onbelast en structureel contact met haar vader.
Tevens acht de kinderrechter een uithuisplaatsing van [minderjarige] nog steeds noodzakelijk in het belang van haar verzorging en opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b van het BW. [minderjarige] verblijft sinds februari 2023 in het gezinshuis. Gebleken is dat de gezinshuismoeder de juiste vaardigheden bezit om aan te sluiten bij wat [minderjarige] nodig heeft. Zij biedt [minderjarige] een opvoedklimaat die [minderjarige] in staat stelt om te werken aan haar ontwikkeling en de voor noodzakelijk geachte hulp en behandeling aan te gaan. Een terugkeer naar (een van) de ouders is op dit moment niet mogelijk. Groei Jeugdhulp is gestart met een breed systeemonderzoek om meer zicht te krijgen op de (on)mogelijkheden van de ouders met betrekking tot de verzorging en opvoeding van [minderjarige] . Dit onderzoek loopt nog en de resultaten hiervan zijn nog niet bekend. Van belang is aldus dat de huidige plaatsing van [minderjarige] in het gezinshuis wordt gecontinueerd. Conform het verzoek van de GI zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing dan ook verlengen met een periode van een jaar, zoals verzocht.
Gelet op de aard van de maatregelen zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 22 augustus 2023 tot
22 augustus 2024;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder met ingang van 22 augustus 2023 tot 22 augustus 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 augustus 2023 door mr. Van Leuven, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Snatersen als griffier, en op schrift gesteld op 31 augustus 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
's-Hertogenbosch