In de zaak van de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2010 te [geboorteplaats], heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 augustus 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd voor de duur van een jaar, tot 22 augustus 2024, en de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie jeugdhulpaanbieder eveneens verlengd voor dezelfde periode. De kinderrechter oordeelde dat de minderjarige nog steeds ernstige problematiek vertoont die haar ontwikkeling bedreigt en dat de huidige plaatsing in het gezinshuis noodzakelijk is voor haar verzorging en opvoeding.
Het procesverloop begon met een verzoekschrift van de gecertificeerde instelling (GI) op 25 juni 2023, waarin werd verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing. De ouders van [minderjarige] waren niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling, maar hadden eerder aangegeven achter het verzoek van de GI te staan. De kinderrechter heeft de situatie van [minderjarige] beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat zij in het gezinshuis redelijk goed functioneert, maar dat er nog steeds grote zorgen zijn over haar ontwikkeling. De kinderrechter benadrukte het belang van de betrokkenheid van de GI om de voortgang van de hulpverlening te waarborgen.
De beslissing van de kinderrechter is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De ouders hebben de mogelijkheid om binnen drie maanden na de uitspraak hoger beroep aan te tekenen bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch.