ECLI:NL:RBZWB:2023:8247

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 augustus 2023
Publicatiedatum
29 november 2023
Zaaknummer
C/02/411383 / JE RK 23-1167
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Leuven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 augustus 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2013. De zaak is behandeld met gesloten deuren, waarbij de Gecertificeerde Instelling (GI) het verzoek heeft ingediend om de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen voor de duur van een jaar. De minderjarige verbleef op dat moment bij zijn moeder, die samen met hem was vertrokken van de stiefvader naar een crisisplek van Sterk Huis. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er grote zorgen waren over de veiligheid van de minderjarige in de thuissituatie van de moeder en de stiefvader. De moeder heeft aangegeven dat zij nu kiest voor de minderjarige en dat er ondersteuning nodig is voor een lange termijn plan. De vader heeft zich teruggetrokken uit het contact met de minderjarige, wat de situatie verder compliceert.

De kinderrechter heeft de feiten en het procesverloop in overweging genomen, evenals de standpunten van de GI en de ouders. De kinderrechter concludeert dat de opvoedsituatie van de minderjarige is gewijzigd en dat er nog steeds zorgen zijn over zijn ontwikkeling. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de inzet van hulpverlening in het gedwongen kader noodzakelijk blijft, omdat de doelen van de ondertoezichtstelling nog niet zijn behaald. Daarom heeft de kinderrechter het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor een periode van een jaar toegewezen, met de beslissing dat deze uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd van 22 augustus 2023 tot 22 augustus 2024.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie: Breda
Zaaknummer: C/02/411383 / JE RK 23-1167
Datum uitspraak: 17 augustus 2023

beschikking verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,

hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI),
gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[minderjarige] ,

geboren op [geboortedag] 2013 te [geboorteplaats] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[de vader] ,

hierna te noemen de vader,
wonende te [plaats] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het volgende stuk:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 25 juni 2023, ingekomen bij de griffie op
29 juni 2023.
Op 17 augustus 2023 heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren mondeling behandeld.
Verschenen en gehoord zijn:
- een vertegenwoordigster van de GI.
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
- de moeder,
- de vader.
[minderjarige] is in de gelegenheid gesteld om met de kinderrechter over het verzoek van de GI te praten tijdens een kindgesprek op 15 augustus 2023. Hij heeft hiervan geen gebruik gemaakt.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van 22 augustus 2022 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 22 augustus 2022 tot 22 augustus 2023.
[minderjarige] verblijft bij de moeder.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Daarbij verzoekt de GI om de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

De standpunten

De GI legt aan haar verzoek ten grondslag dat [minderjarige] samen met zijn moeder woonde bij zijn stiefvader en zijn drie kinderen. Ook zijn [zus] heeft daar gewoond, maar zij verblijft vanaf november 2022 elders. Er waren grote zorgen over de veiligheid van [minderjarige] in de thuissituatie van de moeder en de stiefvader. De moeder is op 13 juni 2023 samen met [minderjarige] weg gegaan bij de stiefvader en zij verblijven sindsdien op een crisisplek van Sterk Huis. De moeder komt mogelijk op kortere termijn in aanmerking voor een woning waarbij zij aanspraak kan maken op 24-uurs begeleiding van Amarant. Hierdoor lijkt de thuissituatie voor [minderjarige] veiliger en stabieler te worden. Tussen [minderjarige] en zijn vader heeft omgang plaatsgevonden van september 2022 tot mei 2023. De omgang is daarna stil komen te liggen vanwege een time-out die door de GI is ingelast. De vader heeft toen besloten zich terug te trekken in het contact met [minderjarige] . Tot op heden vindt er geen omgang tussen [minderjarige] en de vader plaats. Een verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] is noodzakelijk aangezien nog niet alle doelen zijn behaald. [minderjarige] wordt nog steeds bedreigd in zijn ontwikkeling omdat hij nog onvoldoende structurele veiligheid ervaart, niet weet wat een passende rol van de vader in zijn leven is en ingrijpende gebeurtenissen uit het verleden nog onvoldoende heeft kunnen verwerken. De ingezette hulp heeft nog niet het beoogde resultaat gehad en daarvoor is meer tijd nodig.
Doordat de ouders niet op de mondelinge behandeling zijn verschenen en zij de kinderrechter evenmin voorafgaand aan de mondelinge behandeling (schriftelijk) hebben bericht, is het standpunt van de ouders met betrekking tot het verzoek van de GI onbekend. Volgens het verzoekschrift hebben de ouders aan de GI echter laten weten dat zij achter het verzoek staan. Daarbij is vermeld dat de moeder nu kiest voor [minderjarige] , maar dat zij ook beseft dat er nog een lange termijn plan moet komen en dat er ondersteuning nodig is. De vader vindt de situatie heel lastig.

De beoordeling

Wettelijk kader
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255, eerste lid, van het BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255, eerste lid, van het BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, van het BW, in staat zijn te dragen.
Overwegingen
Op basis van de voorliggende stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht stelt de kinderrechter vast dat de opvoedsituatie van [minderjarige] is gewijzigd. Hij woont niet langer samen met zijn moeder bij de stiefvader en zijn kinderen, maar verblijft sinds 13 juni 2023 op een crisisplek van Sterk Huis samen met de moeder. Mogelijk komt de moeder op korte termijn in aanmerking voor een eigen woning met 24-uurs begeleiding van Amarant. De kinderrechter is van oordeel dit een eerste stap is in het creëren van een meer veilige en stabiele opvoedomgeving van [minderjarige] . Dit neemt niet weg dat de zorgen over [minderjarige] nog steeds erg groot zijn. [minderjarige] heeft veel meegemaakt in zijn leven en afgewacht dient te worden in hoeverre de moeder in staat is aan [minderjarige] een passende opvoedomgeving te bieden die tegemoet komt aan hetgeen hij nodig heeft om zich zo optimaal mogelijk te kunnen ontwikkelen. Ook is de rol van de vader in het leven van [minderjarige] nog onduidelijk. [jeugdinstelling] is bovendien gestart met een breed systeemonderzoek om meer zicht te krijgen op de (on)mogelijkheden van de ouders met betrekking tot de verzorging en opvoeding van [minderjarige] . Dit onderzoek loopt nog en de resultaten hiervan zijn nog niet bekend.
Gelet op dit alles acht de kinderrechter de inzet van hulpverlening in het gedwongen kader nog steeds noodzakelijk. Belangrijk is dat de belangen van [minderjarige] worden gewaarborgd en dat de noodzakelijk geachte hulpverlening en/of behandeling wordt ingezet en/of wordt gecontinueerd. De doelen die in het kader van de ondertoezichtstelling in het afgelopen jaar zijn gesteld, zijn bovendien niet of slechts deels behaald. Hieruit volgt dat nog altijd wordt voldaan aan het wettelijke criterium van artikel 1:255, eerste lid, van het BW. De kinderrechter zal daarom het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor een periode van een jaar toewijzen.
Gedurende de ondertoezichtstelling zal, zoals weergegeven in het verzoekschrift en besproken tijdens de mondelinge behandeling, aan de volgende doelen worden gewerkt:
1. [minderjarige] heeft een veilige en stabiele basis thuis van waaruit hij zich kan ontwikkelen naar zijn mogelijkheden;
2. [minderjarige] heeft ingrijpende gebeurtenissen in zijn leven kunnen verwerken, is gelukkig en ontwikkelt zich naar zijn mogelijkheden;
3. [minderjarige] wordt niet geconfronteerd met ruzies, geweld en spanningen tussen zijn moeder en (stief)vader en ervaart dat belangrijke volwassenen om hem heen op een onbelaste en constructieve manier met elkaar communiceren en tot afspraken komen;
4. [minderjarige] heeft een veilig, onbelast en structureel contact met zijn vader.
Gelet op de aard van de maatregel zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 22 augustus 2023 tot
22 augustus 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 augustus 2023 door mr. Van Leuven, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Snatersen als griffier, en op schrift gesteld op 31 augustus 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
's-Hertogenbosch