In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 augustus 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2013. De zaak is behandeld met gesloten deuren, waarbij de Gecertificeerde Instelling (GI) het verzoek heeft ingediend om de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen voor de duur van een jaar. De minderjarige verbleef op dat moment bij zijn moeder, die samen met hem was vertrokken van de stiefvader naar een crisisplek van Sterk Huis. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er grote zorgen waren over de veiligheid van de minderjarige in de thuissituatie van de moeder en de stiefvader. De moeder heeft aangegeven dat zij nu kiest voor de minderjarige en dat er ondersteuning nodig is voor een lange termijn plan. De vader heeft zich teruggetrokken uit het contact met de minderjarige, wat de situatie verder compliceert.
De kinderrechter heeft de feiten en het procesverloop in overweging genomen, evenals de standpunten van de GI en de ouders. De kinderrechter concludeert dat de opvoedsituatie van de minderjarige is gewijzigd en dat er nog steeds zorgen zijn over zijn ontwikkeling. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de inzet van hulpverlening in het gedwongen kader noodzakelijk blijft, omdat de doelen van de ondertoezichtstelling nog niet zijn behaald. Daarom heeft de kinderrechter het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor een periode van een jaar toegewezen, met de beslissing dat deze uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd van 22 augustus 2023 tot 22 augustus 2024.