In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 augustus 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak betreft een verzoek van de Stichting Jeugdbescherming Brabant, de gecertificeerde instelling (GI), om een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie voor jeugdhulpaanbieders. De kinderrechter heeft eerder op 4 augustus 2023 een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing verleend, die op 25 augustus 2023 zou eindigen. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de moeder en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig waren. De vader was niet verschenen.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de situatie van [minderjarige] zorgwekkend is. Zij vertoont agressief gedrag, heeft geen schoolgang en is in toenemende mate geïsoleerd. De GI heeft aangegeven dat de plaatsing bij de grootouders onhoudbaar is geworden en dat er een spoedoverplaatsing naar een stabiele omgeving noodzakelijk is. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er geen nieuwe feiten zijn die de herroeping van de spoedmachtiging rechtvaardigen, maar heeft wel de noodzaak van een reguliere machtiging tot uithuisplaatsing erkend.
De kinderrechter heeft besloten om de resterende deel van de spoedmachtiging af te wijzen en een reguliere machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling, tot 21 oktober 2023. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is om onderzoek te doen naar de gedragsproblematiek van [minderjarige] en dat de mogelijkheden voor contactherstel met de moeder in de toekomst moeten worden onderzocht. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.