ECLI:NL:RBZWB:2023:8248

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 augustus 2023
Publicatiedatum
29 november 2023
Zaaknummer
C/02/412561 / JE RK 23-1398
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. van Leuven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing resterende deel spoedmachtiging uithuisplaatsing en toewijzing reguliere machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 augustus 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak betreft een verzoek van de Stichting Jeugdbescherming Brabant, de gecertificeerde instelling (GI), om een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie voor jeugdhulpaanbieders. De kinderrechter heeft eerder op 4 augustus 2023 een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing verleend, die op 25 augustus 2023 zou eindigen. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de moeder en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig waren. De vader was niet verschenen.

Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de situatie van [minderjarige] zorgwekkend is. Zij vertoont agressief gedrag, heeft geen schoolgang en is in toenemende mate geïsoleerd. De GI heeft aangegeven dat de plaatsing bij de grootouders onhoudbaar is geworden en dat er een spoedoverplaatsing naar een stabiele omgeving noodzakelijk is. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er geen nieuwe feiten zijn die de herroeping van de spoedmachtiging rechtvaardigen, maar heeft wel de noodzaak van een reguliere machtiging tot uithuisplaatsing erkend.

De kinderrechter heeft besloten om de resterende deel van de spoedmachtiging af te wijzen en een reguliere machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling, tot 21 oktober 2023. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is om onderzoek te doen naar de gedragsproblematiek van [minderjarige] en dat de mogelijkheden voor contactherstel met de moeder in de toekomst moeten worden onderzocht. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie: Breda
Zaaknummer: C/02/412561 / JE RK 23-1398
datum uitspraak: 23 augustus 2023
nadere beschikking machtiging uithuisplaatsing
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI),
gevestigd te Tilburg,
betreffende
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2011 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende te [plaats 1] ,
advocaat: mr. T. van Riel te Breda, tijdens de mondelinge behandeling waargenomen door kantoorgenoot mr. M. van Loo,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende te [plaats 2] .

1.Het nadere procesverloop

1.1
Het nadere procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter van 4 augustus 2023 en alle daarin vermelde stukken;
- het e-mailbericht van mr. Van Loo van 14 augustus 2023.
1.2
Op 17 augustus 2023 heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren mondeling behandeld. Verschenen zijn:
- mr. Van Loo,
- een vertegenwoordigster van de GI.
De moeder is op haar verzoek tijdens de mondelinge behandeling telefonisch gehoord.
Opgeroepen en niet verschenen is de vader.
Tijdens de mondelinge behandeling bleek dat de uitnodiging voor het gesprek van [minderjarige] met de rechter naar de moeder was verzonden, maar [minderjarige] niet heeft bereikt. De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling toegezegd bij [minderjarige] te informeren of zij de kinderrechter nog wilde spreken. De GI heeft de rechtbank bericht dat dat het geval was, waarna het gesprek met [minderjarige] is georganiseerd. Tijdens de mondelinge behandeling is met de moeder afgesproken dat hetgeen [minderjarige] zou inbrengen verdere schriftelijke afdoening niet in de weg zou staan, behoudens ingeval, naar het oordeel van de kinderrechter, een terugkoppeling en nadere bespreking van de situatie, in het belang van [minderjarige] noodzakelijk zou zijn.
1.3
De kinderrechter heeft [minderjarige] op 21 augustus 2023 telefonisch gesproken over het verzoek van de GI.

2.De feiten

2.1
Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2
Bij beschikking van 22 oktober 2020 is [minderjarige] onder toezicht van de GI gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst bij beschikking van 23 juni 2023 tot
21 oktober 2023. Tevens is bij voormelde beschikking een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verleend met ingang van 24 juni 2023 tot
(eveneens) 21 oktober 2023.
2.3
Bij beschikking van 4 augustus 2023 is een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend met ingang van 4 augustus 2023 tot 25 augustus 2023. Onder aanhouding van iedere verdere beslissing is bepaald dat de moeder en haar advocaat, de vader en de GI op de onderhavige mondelinge behandeling worden gehoord.
2.4
Op basis van de verleende machtiging tot uithuisplaatsing is [minderjarige] geplaatst op [locatie] .

3.Het verzoek

3.1
Ter beoordeling ligt voor of de beschikking van 4 augustus 2023 dient te worden herroepen vanwege nieuwe feiten of omstandigheden sinds het geven van de spoedmachtiging uithuisplaatsing. Daarnaast ligt nog voor het resterende deel van de spoedmachtiging uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder.
3.2
Tevens ligt ter beoordeling voor het reguliere verzoek van de GI om, aansluitend op de spoedmachtiging, een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder te verlenen voor de duur van ondertoezichtstelling (tot 21 oktober 2023).

4.De standpunten

4.1
De GI heeft, onder verwijzing naar haar verzoekschrift van 4 augustus 2023, aangevoerd dat de zorgen over [minderjarige] , die eind mei 2023 bij haar opa en oma is geplaatst, in de afgelopen maanden zijn toegenomen. [minderjarige] laat steeds meer agressief gedrag zien. Zij wordt snel boos en heeft daarbij meerdere keren huisraad vernield. Ook heeft zij haar vader eenmaal aangevallen. Daarnaast gaat [minderjarige] nog steeds niet naar school. Zij zit al zeven maanden thuis zonder dagbesteding en zondert zich steeds meer af. [minderjarige] is niet te motiveren voor activiteiten buitenshuis en zit voornamelijk binnen achter haar laptop. Zij heeft geen contact met leeftijdsgenootjes. Deze situatie, waarbij de moeder voorts een groot beroep doet op de oma door haar regelmatig te bellen en berichten te sturen, leidt tot veel spanningen en stress bij de opa en oma en overschrijdt hun draagkracht. Opa, die kampt met gezondheidsklachten, geeft aan zich een gevangene te voelen in eigen huis en het niet langer te pikken. De oma laat weten het zwaar te vinden en over te lopen. De vrees groeide dat de opa en oma [minderjarige] op korte termijn, vanwege de onhoudbare situatie, terug zouden brengen naar de moeder. Dit maakte een spoedoverplaatsing van [minderjarige] naar een neutrale, stabiele woonomgeving waar [minderjarige] tot rust kan komen, aan haar ontwikkelingstaken kan werken en waar aandacht is voor de trauma’s die zij in haar vroege kind jaren heeft opgedaan, noodzakelijk. Op dit moment verblijft [minderjarige] op [locatie] . [minderjarige] is aangemeld bij Crossroads voor een residentiële plaatsing voor onderzoek, diagnostiek en behandeling. Vooralsnog is het de bedoeling om [minderjarige] te plaatsen bij [observatiecentrum] gezien haar complexe gedragsproblematiek. Op het terrein van de [observatiecentrum] zit bovendien een schoolvoorziening waarvan [minderjarige] , onder begeleiding van [naam] , gebruik zou kunnen maken. De GI betreurt het dat zaken eerder zijn blijven liggen waardoor de voor [minderjarige] noodzakelijke geachte behandeling en hulpverlening langere tijd is uitgebleven. Met de huidige plaatsing van [minderjarige] bij Sterk Huis is echter sprake van een gewijzigde situatie. [minderjarige] gaat inmiddels naar dagbesteding, heeft contact met groepsgenootjes en op de groep is sprake van een behandelklimaat hetgeen een eerste stap richting therapie is. De doelen waaraan in de komende periode gewerkt gaat worden is het verrichten van onderzoek naar het gedrag van [minderjarige] en welke behandeling zij nodig heeft voor haar problematiek. Daarnaast zal ingezet worden op het contact tussen [minderjarige] en haar beide ouders. Daarbij zal worden beoordeeld wat mogelijk is in het contact tussen [minderjarige] en haar ouders en of een thuisplaatsing van [minderjarige] op termijn tot de mogelijkheden behoort of dat een plaatsing van [minderjarige] elders meer in haar belang is. Beide trajecten zullen naast elkaar lopen.
4.2
Door en namens de moeder is tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat de moeder bezwaar maakt tegen de (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder. De moeder vraagt al meer dan een jaar om hulp, maar door de GI is tot voor kort nagenoeg niets opgestart. Daarmee heeft de GI nalatig gehandeld, en is de situatie van [minderjarige] alleen maar verslechterd. De moeder wil dat er een onderzoek gaat plaatsvinden naar de gang van zaken binnen de GI. Zij heeft haar vertrouwen in de GI verloren. Door het handelen van de GI is [minderjarige] steeds verder van de moeder verwijderd, terwijl de moeder graag met [minderjarige] een toekomst wil opbouwen. Zij mist [minderjarige] heel erg, en ook [minderjarige] geeft volgens de moeder aan weer graag bij haar te willen wonen. De moeder acht het noodzakelijk dat [minderjarige] wordt onderzocht en dat er hulp voor haar komt. In plaats van een plaatsing van [minderjarige] op een crisisgroep moet prioriteit worden gegeven aan behandeling, dagbesteding en pleegzorgondersteuning. Ook is het belangrijk dat er wordt gewerkt aan een verbetering van de relatie tussen de moeder en [minderjarige] . Er dient ingezet te worden op een structureel contact tussen hen, dat steeds verder wordt uitgebreid. Dit dient plaats te vinden aan de hand van een stappenplan zodat zowel voor [minderjarige] als de moeder inzichtelijk is waar zij aan toe zijn in het onderlinge contact.
4.3
[minderjarige] heeft in het gesprek met de kinderrechter verteld dat zij haar plaatsing op de crisisgroep leuker begint te vinden vanwege de verschillende activiteiten waaraan zij kan deelnemen, zoals knutselen, spelletjes spelen en ook doordat korte uitstapjes mogelijk zijn geworden. [minderjarige] wil op deze groep blijven of misschien weer bij haar opa en oma gaan wonen. Zij weet niet of zij meer contact met haar moeder wil. [minderjarige] weet wel dat zij op dit moment niet bij haar moeder wil wonen. Wel zou zij graag [naam hond] willen zien, die zij mist. [naam hond] is nog niet zo lang geleden door haar moeder voor [minderjarige] in huis gehaald. [minderjarige] zou graag willen dat [naam hond] regelmatig een dagje of een ochtend of middag bij haar op de groep kan zijn.

5.De beoordeling

5.1
Ten aanzien van de spoedmachtiging van 4 augustus 2023: naar aanleiding van de gevoerde gesprekken is naar het oordeel van de kinderrechter niet gebleken dat sprake is van nieuwe feiten en/of omstandigheden waardoor de beslissing van 4 augustus 2023 zou moeten worden herroepen. Het verblijf van [minderjarige] bij de opa en oma was onhoudbaar geworden en niet langer meer verantwoord.
Omdat hierna op het reguliere verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder zal worden beslist, zal de kinderrechter het resterende deel van het spoedverzoek machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder afwijzen.
5.2
Ingevolge artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
Op basis van de stukken, hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht en op basis van het gesprek met [minderjarige] stelt de kinderrechter vast dat op dit moment nog altijd sprake is van grote zorgen over [minderjarige] en haar ontwikkeling. De problematiek van [minderjarige] is dusdanig van ernst en omvang dat zij is aangewezen op onderzoek naar de achterliggende oorzaken en vervolgens op de passende specialistische zorg en hulp. Een plaatsing van [minderjarige] in een professionele instelling waar haar onderzoek, zorg en behandeling zullen worden geboden is dan ook noodzakelijk in het kader van haar opvoeding en verzorging. De kinderrechter zal derhalve, aansluitend aan de verleende spoedmachtiging uithuisplaatsing, een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling. Hetgeen [minderjarige] heeft verklaard, met name dat zij op dit moment niet bij haar moeder wil wonen, onderschrijft de noodzaak tot onderzoek in een accommodatie. Een plaatsing bij opa en oma is op dit moment niet mogelijk, evenmin als een terugkeer naar de moeder. Een terugkoppeling van het gesprek met [minderjarige] naar moeder, alvorens definitief te beslissen over het voorliggende verzoek acht de kinderrechter derhalve niet nodig.
[minderjarige] verblijft nu op een crisisgroep. Met de GI is de kinderrechter echter van oordeel dat op korte termijn onderzoek moet worden gedaan naar de (gedrags)problematiek van [minderjarige] . Waar komen de gedragingen van [minderjarige] vandaan en welke behandeling is nodig om [minderjarige] daarin te ondersteunen? Daarvoor is nodig dat [minderjarige] zo snel als mogelijk op een behandelgroep wordt geplaatst waar onderzoek en behandeling zo optimaal mogelijk kunnen plaatsvinden. Vooralsnog beoogt de GI een plaatsing van [minderjarige] bij [observatiecentrum] waar ook een schoolvoorziening op het terrein aanwezig is. Daarnaast acht de kinderrechter het met de GI van belang dat onderzocht gaat worden wat voor [minderjarige] een passende en fijne woonplek is: kan [minderjarige] op langere termijn bij de moeder wonen of is een plaatsing elders meer in haar belang en zo ja, waar?
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling uitdrukkelijk gevraagd om in te zetten op contactherstel tussen haar en [minderjarige] , waarbij gewerkt gaat worden aan een verbetering van hun onderlinge relatie. Zij mist [minderjarige] enorm en geeft aan van [minderjarige] begrepen te hebben dat zij ook naar haar verlangt en weer bij haar wenst te wonen. Tijdens het kindgesprek heeft [minderjarige] aangegeven niet te weten of zij meer contact met haar moeder wil. Wel heeft zij stellig verklaard dat zij op dit moment in ieder geval niet bij haar moeder wil wonen. Daarmede staat voor de kinderrechter vast dat inzetten op onmiddellijke terugkeer naar wonen bij de moeder niet aan de orde kan zijn. Prioriteit dient te worden gegeven aan goed onderzoek naar de (gedrags)problematiek van [minderjarige] . Daaruit zal volgen waar in aansluiting op dat onderzoek kan worden ingezet.
De mogelijkheden en behoeften van [minderjarige] zijn hierbij leidend.
[minderjarige] heeft te kennen gegeven haar [naam hond] te missen. Het zou voor [minderjarige] goed kunnen uitpakken als zij haar [naam hond] met enige regelmaat kan zien. Het is aan de GI om hierin naar creatieve oplossingen te zoeken, passend bij de situatie.
Voor zover de moeder heeft verzocht om een onderzoek naar de gang van zaken binnen de GI, overweegt de kinderrechter dat dit - gelet op de reikwijdte van het onderhavige geschil - niet ter beoordeling voorligt.
De kinderrechter zal, gelet op de aard van de maatregel, de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dit betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen de beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
wijst het resterende deel van de spoedmachtiging uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder af;
verleent, uitvoerbaar bij voorraad, een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder met ingang van 25 augustus 2023 tot 21 oktober 2023;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is in het openbaar uitgesproken door mr. Van Leuven, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Snatersen op 23 augustus 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
's-Hertogenbosch