ECLI:NL:RBZWB:2023:8250

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 september 2023
Publicatiedatum
29 november 2023
Zaaknummer
C/02/412876 / JE RK 23-1453
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • F. Felix
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van de jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 september 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [minderjarige01]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld op 22 september 2022 en diende te worden verlengd voor een periode van een jaar. De Gecertificeerde Instelling (GI), Stichting Jeugdbescherming Brabant, heeft verzocht om deze verlenging, omdat de ontwikkeling van [minderjarige01] ernstig wordt bedreigd door de conflicten tussen haar ouders. Tijdens de mondelinge behandeling waren zowel de moeder als de vader aanwezig, bijgestaan door hun advocaten. De moeder steunt de verlenging van de ondertoezichtstelling, terwijl de vader zich daartegen verzet en stelt dat de situatie is verslechterd door de ondertoezichtstelling.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er nog steeds sprake is van een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van [minderjarige01]. De ouders communiceren onvoldoende en de minderjarige ervaart een loyaliteitsconflict. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen, omdat de hulpverlening aan zowel de ouders als [minderjarige01] moet doorgaan. De kinderrechter benadrukt het belang van duidelijke afspraken en een herziening van het ouderschapsplan om de communicatie tussen de ouders te verbeteren. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ook al kan er hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/412876 / JE RK 23-1453
Datum uitspraak: 19 september 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI),
locatie Tilburg ,
over
[minderjarige01],
geboren op [geboortedatum01] 2015 in [plaats01] ,
hierna te noemen [minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder01],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: M. van Beurden te Waalwijk,
waargenomen door kantoorgenoot mr. S. Gubbels,
[de vader01],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats01] ,
advocaat: mr. A. Elias te Oisterwijk.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 4 augustus 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 19 september 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door mr. Gubbels,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- twee vertegenwoordigsters van de GI, zijnde de twee jeugdzorgwerkers [naam01] en [naam02] .

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige01] .
2.2.
[minderjarige01] woont bij haar moeder.
2.3.
Bij beschikking van 22 september 2022 is [minderjarige01] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 22 september 2022 tot 22 september 2023.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1
De GI legt het navolgende aan het verzoek ten grondslag.
Een verlenging van de ondertoezichtstelling is noodzakelijk, nu [minderjarige01] klem zit tussen haar ouders en zij nog altijd in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Door de situatie tussen haar ouders is er geen stabiliteit, veiligheid en rust, terwijl [minderjarige01] gelet op haar leeftijd nog wel volledig afhankelijk is van haar ouders. De ouders zijn, met hulpverlening vanuit [hulpverlener01] , gestart met het Blijvend Ouderschapstraject, binnen welk traject zij psycho-educatie krijgen over de impact van een scheiding voor kinderen en zij leren als collega-ouders met elkaar te communiceren. Desondanks lukt het ouders tot op heden niet om elkaar als opvoeder te accepteren, om voldoende zonder strijd te communiceren en om samen in het belang van [minderjarige01] afspraken te maken. Inmiddels wil de vader niet meer meewerken aan de hulpverlening van [hulpverlener01] , omdat hij hen onbetrouwbaar vindt. Vanmiddag zal een bemiddelingsgesprek plaatsvinden om te proberen dit traject weer vlot te trekken. Hierbij wordt opgemerkt dat het vinden van een nieuwe hulpverlener zo weer maanden in beslag kan nemen en dat de GI ook bij [hulpverlener01] zal benadrukken dat zij de GI goed op de hoogte moeten (blijven) stellen van het verloop van het traject en eventuele afspraken die worden gemaakt. Dat is in het verleden niet altijd goed gebeurd en kan de samenwerking lastig maken. De doelen in dit kader zijn dan ook nog niet behaald.
Voor [minderjarige01] zelf is een Buddy traject gestart, omdat zij wordt belast met genoemde strijd tussen de ouders en zij met een loyaliteitsconflict kampt, waardoor er ook zorgen bestaan over haar identiteitsontwikkeling. [minderjarige01] kan op deze manier met een vertrouwd en onafhankelijk persoon haar emoties en gevoelens delen. Ouders zijn het niet altijd met elkaar eens en maken ruzie of opmerkingen over elkaar in het bijzijn van [minderjarige01] . Daarnaast geeft ze ook vaak aan zich niet lekker te voelen – de GI spreekt over psychosomatische klachten - en school ziet een verandering in haar gedrag. Ze is verdrietiger. De hulpverlening en haar school maken zich enorme zorgen om haar.
De GI geeft aan dat de komende periode nog hard gewerkt moet worden om de gestelde doelen in het kader van de ondertoezichtstelling te behalen en het gesprek met vader aan te gaan, nu hij heeft aangegeven niet meer mee te willen werken aan het hulpverleningstraject van [hulpverlener01] . De hulpverlening moet in het belang van [minderjarige01] doorgang vinden, zodat ouders begrijpen wat hun eigen gedrag voor effect heeft op [minderjarige01] in haar mogelijkheden om van beide ouders te mogen houden en verdere ontwikkelingsproblemen in het uiten van loyaliteit naar beide ouders worden voorkomen. Daarnaast vindt de GI het belangrijk dat er gericht gekeken gaat worden naar het contact tussen [minderjarige01] en haar ouders, hoe de hechting met beide ouders eruit ziet en naar eventuele trauma’s bij [minderjarige01] . Recent is in dit kader contact gezocht met Basic Trust om te kijken of zij zich kunnen richten op eventuele problemen rond hechting en trauma. Ook zijn kort geleden twee afspraken geweest in het kader van speltherapie.
Ten aanzien van de vastgestelde voorlopige zorgregeling, inhoudende dat [minderjarige01] in de even weken van donderdagmiddag uit school tot maandagochtend 08:30 uur bij haar vader is en een deel van de vakanties bij hem verblijft, kan worden benoemd dat ouders conform deze regeling handelen. Wel is tijdens de mondelinge behandeling opgemerkt dat gekeken zal worden naar een eventuele herziening van het ouderschapsplan, niet om de afspraken materieel te veranderen, maar om deze duidelijker te verwoorden. Op deze manier kunnen conflicten, bijvoorbeeld over belafspraken, hopelijk worden geminimaliseerd.
Hulp in het vrijwillig kader is geen optie, nu in het verleden is gezien dat er geen volledige medewerking is vanuit ouders en het risico bestaat dat het ingezette traject stagneert, waardoor [minderjarige01] nog meer klem zou komen te zitten. Het is noodzakelijk dat de GI betrokken is, omdat afspraken nu al lastig worden nagekomen.
4.2
Namens en door de moeder is tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat zij graag ziet dat de ondertoezichtstelling verlengd wordt. De moeder heeft het afgelopen jaar kleine stapjes in de goede richting ervaren, zoals dat de overdracht in de vakanties nu beter verloopt. Zij ervaart sinds april/mei echter weer een verslechtering in de communicatie. Op dit moment is er zelfs even helemaal geen e-mailcontact tussen de ouders over [minderjarige01] . Dat zal weer worden opgebouwd. De bemoeienis van de GI en [hulpverlener01] is nodig om duidelijkheid te scheppen in situaties waarin de ouders er zelf niet uitkomen. Ten aanzien van de belmomenten wordt opgemerkt dat de ouders zelf niet tot een goede afspraak hierover kwamen, waarna de [hulpverlener01] een knoop heeft doorgehakt. Deze beslissing is buiten aanwezigheid van vader genomen, omdat hij niet aanwezig was. Zonder hulpverlening in een gedwongen kader, zal de situatie voor [minderjarige01] verslechteren.
4.3
Namens en door de vader is tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat het primaire standpunt is dat het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling dient te worden afgewezen, omdat de ondertoezichtstelling de situatie het afgelopen jaar alleen maar heeft verslechterd. Het subsidiaire standpunt is dat in ieder geval [hulpverlener01] als hulpverleningsorganisatie binnen de ondertoezichtstelling dient te stoppen.
De vader is van mening dat [hulpverlener01] niet transparant te werk gaat, dat [hulpverlener01] soms met moeder afspraken maakt over [minderjarige01] waar hij buiten wordt gehouden en dat [hulpverlener01] voornamelijk naar het belang van de moeder kijkt. Als voorbeeld wordt genoemd dat in de vakanties afspraken gelden over belmomenten met de andere ouder. De Raad voor de Kinderbescherming heeft tijdens een eerdere zitting gezegd dat het precieze tijdstip van het belmoment flexibel moet kunnen zijn, zodat het voor [minderjarige01] in haar dag past. Echter, [hulpverlener01] heeft met de moeder afgesproken – niet in het bijzijn van de vader – dat het belmoment op een exact tijdstip moet plaatsvinden. Vervolgens vindt de moeder dat de vader de afspraken niet nakomt en dit zorg voor een hele hoop stress. De advocaat vult aan dat de afspraken in verschillende beschikkingen staan en dat er ook nieuwe afspraken bij [hulpverlener01] worden gemaakt, waardoor het geen overzichtelijk geheel meer is.

5.De beoordeling

5.1
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
5.2
Op basis van de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, is de kinderrechter van oordeel dat er nog steeds sprake is van een concrete ernstige bedreiging in de ontwikkeling van [minderjarige01] .
De GI heeft voldoende onderbouwd dat gezien wordt dat [minderjarige01] ook nu nog wordt belast met de onderlinge strijd tussen de ouders. Hierdoor zit zij klem tussen hen beiden en bevindt zij zich in een loyaliteitsconflict. Duidelijk is geworden dat de in het kader van de ondertoezichtstelling gestelde doelen nog niet zijn behaald. De ouders communiceren nog onvoldoende als collega-ouders en [minderjarige01] heeft hier last van, zoals bijvoorbeeld als ouders opmerkingen over elkaar maken in haar bijzijn of als er gedoe is rondom belmomenten. In het werkplan is te lezen dat dat school een verandering in het gedrag van [minderjarige01] ziet, waarbij ze meer verdrietig is en buikpijn en keelpijn heeft. Dit baart de kinderrechter zorgen. De kinderrechter acht het in het belang van [minderjarige01] dat de ondertoezichtstelling wordt verlengd.
5.3
De komende periode zal de hulpverlening aan zowel ouders als aan [minderjarige01] voortgezet dienen te worden. Hierbij gaat het voor wat betreft [minderjarige01] niet alleen om het Buddy traject, maar ook om speltherapie en mogelijke hulp op het gebied van hechting en trauma. Voor wat betreft de ouders ziet dit op het werken aan hun onderlinge communicatie, in het belang van [minderjarige01] , waarbij de kinderrechter vooralsnog uitgaat van een herstelgesprek tussen [hulpverlener01] en de vader van waaruit verder kan worden gebouwd. De kinderrechter geeft de GI mee dat in deze zaak een grote behoefte bestaat aan duidelijke afspraken; het flexibel hiermee omgaan lijkt nog een brug te ver, nu de ouders geen mogelijkheden hebben op dit moment om daarover met elkaar te praten. Een herziening van het ouderschapsplan, zoals door de GO geopperd, kan daarvoor een middel zijn, zolang alle afspraken maar in één document zijn terug te vinden.
5.4
Gezien het feit dat in het verleden is gezien dat er geen volledige medewerking is vanuit de ouders, is het risico te groot dat de hulpverlening zou stagneren als hulp in het vrijwillig kader zou plaatsvinden.
5.5
Gezien het bovenstaande is dan ook voldaan aan de eisen die de wet aan een verlenging van de ondertoezichtstelling stelt.
Dit leidt tot de volgende beslissing

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] met ingang van 22 september 2023 tot 22 september 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 september 2023 door mr . Felix, kinderrechter, in aanwezigheid van Aarts-Snatersen als griffier, en op schrift gesteld op 20 september 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.