ECLI:NL:RBZWB:2023:8252

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 september 2023
Publicatiedatum
29 november 2023
Zaaknummer
C/02/413577 / JE RK 23-1581
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • F. Felix
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 september 2023 een beschikking gegeven over de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige01]. De zaak betreft een verzoek van de Gecertificeerde Instelling (GI) om [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. De minderjarige is sinds 30 september 2019 onder toezicht gesteld en verblijft momenteel in een gesloten setting. De GI heeft aangegeven dat [minderjarige01] zijn doelen in de gesloten setting heeft behaald, maar dat er zorgen zijn over zijn ontwikkeling en de noodzaak om hem in een open behandelgroep verder te begeleiden.

Tijdens de mondelinge behandeling op 19 september 2023 is besproken dat [minderjarige01] zelf de voorkeur heeft voor de open groep, waar hij zijn opleiding kan voortzetten en meer vrijheden kan ervaren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat aan de wettelijke eisen voor een machtiging tot uithuisplaatsing is voldaan, gezien de ontwikkeling van [minderjarige01] en de noodzaak om zijn traject voort te zetten in een minder gesloten setting. De kinderrechter heeft het verzoek van de GI toegewezen en een machtiging verleend voor de uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, met ingang van 23 september 2023 tot 16 januari 2024. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/413577 / JE RK 23-1581
Datum uitspraak: 19 september 2023

Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT TILBURG,

hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI),
locatie Tilburg,
over

[minderjarige01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2006 in [plaats01] ( [geboorteland01] ),
hierna te noemen [minderjarige01] ,
advocaat: mr. S.M.E. van Fraaijenhove - van der Maas te Breda.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder01] ,

hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[de vader01] ,

hierna te noemen de vader,
wonende te [plaats02] .

Het verloop van de procedure

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 6 september 2023.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 19 september 2023. Daarbij waren aanwezig:
  • een vertegenwoordigster van de GI, mevrouw [naam01] ;
  • de advocaat van [minderjarige01] .

De feiten

De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige01] .
[minderjarige01] is op 30 september 2019 onder toezicht van de GI gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd. Laatstelijk is de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] bij beschikking van
30 december 2022 verlengd tot 16 januari 2024.
Bij beschikking van 30 december 2022 is een machtiging gesloten jeugdhulp betreffende [minderjarige01] verleend. Deze maatregel is nadien (ook) steeds verlengd, voor het laatst tot
23 september 2023.
[minderjarige01] verblijft ten tijde van de indiening van het verzoek op een besloten groep van [jeugdhulp01] in [plaats03] .

Het verzoek

De GI verzoekt op grond van artikel 1:265b lid 1 BW een machtiging te verlenen om [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling en de te geven beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

De standpunten

Het standpunt van de verzoeker
De GI brengt naar voren dat op 4 september bekend is geworden dat [minderjarige01] de overgang van een besloten groep, [groep 1] , naar een open groep, [groep 2] , bij [jeugdhulp01] zou kunnen maken. De aangekondigde schriftelijke update van het trajectbehandelplan van [jeugdhulp01] is niet meer ontvangen.
De daadwerkelijke overplaatsing heeft vrijdag 15 september jl. al plaatsgevonden.
Uit het evaluatiegesprek bij [jeugdhulp01] is naar voren gekomen dat hij zijn doelen voor de besloten plaatsing behaald heeft. In het bijzonder heeft [minderjarige01] zijn aandacht gevestigd op het doel: “maak gezonde keuzes in moeilijke situaties”, met positief resultaat. Hij heeft geen tijdelijk aangepast programma (TAP) meer nodig gehad en zegt geleerd te hebben zich niet meer bezig te houden met ruzietjes van anderen. Ook heeft zij zijn vrijheden opgebouwd, heeft hij meer adviezen aan zijn mentoren gevraag en is hij betrouwbaar geweest in het nakomen van afspraken met betrekking tot zijn verlof bij de moeder in [plaats04] .
Afgelopen week heeft nog wel een incident plaatsgevonden, waarbij is gevochten en waarin ook [minderjarige01] een aandeel had. [minderjarige01] moet blijven focussen op zijn eigen proces en zichzelf, om zo niet in de problemen te komen. Hieraan kan ook (verder) gewerkt worden binnen de setting van de open behandelgroep; een gesloten plaatsing is op dit moment niet meer noodzakelijk.
Op de vraag van de kinderrechter wat het verschil is tussen het binnen de gesloten setting gestelde doel “maak gezonde keuzes in moeilijke situaties” en het voor de open behandelgroep geformuleerde doel “leer mij keuzes maken op momenten dat ik een grens over ga”, moet de GI het antwoord schuldig blijven. Wel kan de GI op dit punt opmerken dat wellicht het doel niet zo zeer veranderd is, maar wel de context. [minderjarige01] neemt nu meer verantwoordelijkheid voor zijn gedrag en hij is hier beter op aan te spreken; het blijft een leerproces. Hij is (nog) niet gemotiveerd om bijvoorbeeld een trauma behandeling aan te gaan, maar werkt wel aan zijn doelen binnen de behandelsetting waarin hij zich bevindt.
[minderjarige01] had ook zelf aangegeven de overstap naar een open behandelgroep te willen maken bij [jeugdhulp01] in [plaats03] , omdat hij het daar kent en hij daar gewend is. De komende tijd zal hij 400 uur stage gaan volgen, waarna hij hoopt zijn MBO niveau 1 diploma te halen en volgend jaar vervolgonderwijs te starten in [plaats04] . Het is op dit moment niet geheel in te schatten hoe lang de uithuisplaatsing noodzakelijk is; wel is het op dit moment de bedoeling dat [minderjarige01] hierna weer bij zijn moeder kan gaan wonen.
De GI verzoekt de machtiging uithuisplaatsing tot aan het einde van de periode van ondertoezichtstelling uit te spreken, om zo – als vervolg op de gesloten machtiging – voortgang te kunnen geven aan het behandeltraject van [minderjarige01]
Het standpunt van [minderjarige01]
Namens [minderjarige01] heeft de advocaat naar voren gebracht dat [minderjarige01] het liefst nu op de open groep bij [jeugdhulp01] blijft. Er is al veel verbeterd. Zo zegt [minderjarige01] zelf dat hij nu snapt dat hij zaken moet blijven bespreken. Van het incident van vorige week, waarover de GI tijdens de mondelinge behandeling een opmerking maakte, was de advocaat niet op de hoogte. [minderjarige01] vindt het fijn dat hij vanuit de open groep zijn stage, waarvoor hij gemotiveerd is en die heel belangrijk voor hem is, in [plaats05] kan lopen. Op de nieuwe (open) groep zal hij weer opnieuw vertrouwen op moeten bouwen ten aanzien van de mentor, de groepsleiding en de andere minderjarigen. Hij zal zich weer moeten bewijzen als het gaat om het tonen dat hij zich aan afspraken kan houden en bijvoorbeeld op het punt van het omgaan met spanningen binnen de groep. [minderjarige01] vindt het fijn dat hij nu meer vrijheden heeft. Moeder ziet hij regelmatig; op het contact met vader heeft de advocaat minder zicht. [minderjarige01] wil graag het perspectief houden dat hij op den duur weer terug kan naar zijn moeder.

De beoordeling

Ingevolge artikel 1:265b lid 1 BW kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
De kinderrechter is op basis van de stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling voldoende gebleken dat aan de wettelijke eisen voor een machtiging tot uithuisplaatsing wordt voldaan.
[minderjarige01] heeft een zeer belast verleden. Vanwege forse zorgen over zijn ontwikkeling is hij in 2019 onder toezicht gesteld en verblijft hij sinds december 2022 gesloten bij [jeugdhulp01] in [plaats03] . De eerste prioriteit hier was het oppakken van structuur, onderwijs en dagbesteding, hetgeen hij op dit moment goed op de rit lijkt te hebben. Hoewel [minderjarige01] nog altijd weinig behandelmotivatie lijkt te hebben als het gaat om bijvoorbeeld het aangaan van een trauma behandeling, heeft hij toch stappen in zijn ontwikkeling gemaakt en gestelde doelen behaald. De kinderrechter onderstreept dat het knap is dat [minderjarige01] vanuit zijn moeilijke positie deze ontwikkeling al heeft kunnen maken.
Het is nu noodzakelijk dat [minderjarige01] zijn traject een vervolg geeft op de open behandelgroep. In samenspraak met de groepsleiding heeft hij voor de komende periode de hulpvraag geformuleerd “leer mij goede keuzes te maken op momenten dat ik een grens over ga”. Hij zal hier door middel van gesprekken met de groepsleiding en zijn mentor aan gaan werken.
Nu [minderjarige01] zelf ook een voorkeur heeft voor de open groep van [jeugdhulp01] in [plaats03] , omdat hij op deze manier in een bekende omgeving door kan gaan met zijn opleiding, lijkt dit een passende keus.
Gelet hierop zal de kinderrechter het verzoek van de GI toewijzen.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 23 september 2023 tot 16 januari 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 september 2023 door mr . Felix, kinderrechter, in aanwezigheid van Aarts-Snatersen als griffier, en op schrift gesteld op 20 september 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.