ECLI:NL:RBZWB:2023:8255

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 oktober 2023
Publicatiedatum
29 november 2023
Zaaknummer
C/02/410777 / FA RK 23-2850
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Jansen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot eenhoofdig gezag na echtscheiding met instemming van de andere ouder

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 oktober 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende het gezag over twee minderjarige kinderen na de echtscheiding van de betrokken partijen. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. P.F.M. Gulickx, verzocht de rechtbank om het gezamenlijk gezag over de kinderen te beëindigen en haar met het eenhoofdig gezag te belasten. De man, vertegenwoordigd door mr. S. Klootwijk, heeft geen verweer gevoerd tegen dit verzoek en heeft een referteverklaring ingediend.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de partijen in 2011 zijn gescheiden en dat er sindsdien significante veranderingen zijn opgetreden in de omstandigheden. De minderjarige kinderen verblijven bij de vrouw, en de man heeft zijn verplichtingen uit het ouderschapsplan niet nagekomen. De rechtbank oordeelde dat de communicatie tussen de ouders ernstig verstoord is en dat dit niet in het belang van de kinderen is. Gezien het feit dat de man instemt met het verzoek van de vrouw, heeft de rechtbank besloten het verzoek toe te wijzen en de vrouw met het eenhoofdig gezag te belasten.

De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt het belang van een goede communicatie tussen ouders voor het welzijn van de kinderen, en de noodzaak om in situaties van ernstige verstoring van de communicatie te handelen in het belang van de minderjarigen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie: Breda
Zaaknummer: C/02/410777 / FA RK 23-2850
Datum uitspraak: 3 oktober 2023
beschikking betreffende gezag
in de zaak van
[de vrouw01],
hierna te noemen de vrouw,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. P.F.M. Gulickx te Breda,
tegen
[de man01],
hierna te noemen de man,
wonende te [woonplaats02] .

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het op 12 juni 2023 ontvangen verzoek met bijlagen;
- de F9-formulieren van mr. Gulickx van 4 juli 2023 en 5 juli 2023 met bijlagen;
- het F7-formulier van 18 augustus 2023 met de referteverklaring van de man ingediend door mr. S. Klootwijk.

2.De feiten

2.1
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Bij beschikking van deze rechtbank van
[datum01] 2011 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Deze beschikking is op
[datum02] 2011 ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
2.2
Zowel voorafgaand als tijdens het huwelijk van partijen zijn de navolgende minderjarige kinderen geboren:
- [minderjarige01] , geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2006;
- [minderjarige02] , geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum02] 2010.
De minderjarigen verblijven bij de vrouw.
2.3
De vader heeft [minderjarige01] erkend. Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag
over de minderjarigen.
2.4
In het aan de echtscheidingsbeschikking gehechte ouderschapsplan van 10 augustus 2011 is bepaald dat de minderjarigen hun hoofdverblijfplaats bij de vrouw hebben. Daarnaast zijn partijen een regeling in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna zorgregeling) overeengekomen. Tevens is door partijen in het ouderschapsplan een regeling getroffen ten aanzien van de vakanties en feestdagen.

3.Het verzoek

3.1
De vrouw verzoekt de rechtbank om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, om het gezamenlijk gezag te beëindigen en haar met het eenhoofdig gezag over de minderjarigen te belasten.
3.2
De man voert geen verweer tegen het verzoek en heeft middels zijn advcoaat mr. Klootwijk een referteverklaring overgelegd.

4.De beoordeling

4.1
Het wettelijk uitgangspunt is dat ouders na ontbinding van het huwelijk het gezag over hun minderjarige kinderen gezamenlijk blijven uitoefenen. Op grond van artikel 1:253n, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna BW) kan op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of één van hen het gezamenlijk gezag worden beëindigd, indien de omstandigheden zijn gewijzigd. Ingevolge artikel 1:253n, tweede lid, van het BW zijn de gronden van artikel 1:251a, eerste lid, van het BW van overeenkomstige toepassing. Het gezamenlijk gezag kan derhalve worden beëindigd, indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
4.2
De rechtbank is op grond van de door de vrouw in haar verzoekschrift geschetste feiten en omstandigheden, die niet door de man zijn weersproken, van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de omstandigheden sinds de echtscheidingsbeschikking van
1 september 2011 zijn gewijzigd. De vrouw kan dan ook worden ontvangen in haar verzoek.
4.3
De rechtbank acht het in het belang van de minderjarigen om de vrouw te belasten met het eenhoofdig gezag van de minderjarigen en dus het gezamenlijk gezag van partijen te beëindigen. Zoals onweersproken is gesteld, wordt door de man geen uitvoering gegeven aan de zorgregeling zoals neergelegd in het ouderschapsplan. De vrouw heeft geprobeerd hierover het gesprek aan te gaan met de man, maar tevergeefs. Nu er geen omgang meer plaats vindt tussen de man en de minderjarigen is het voor de man lastig om te kunnen beoordelen wat de kinderen nodig hebben. Bovendien is voor het gezamenlijk gezag nodig dat partijen met elkaar communiceren, zodat zij beslissingen van enig belang over de minderjarigen in gezamenlijkheid kunnen nemen, althans tenminste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond de minderjarigen kunnen voordoen, zodat de minderjarigen niet klem of verloren raken tussen partijen. Uit de stukken blijkt dat de man niet wil meewerken aan gezagsdragende beslissingen inzake de minderjarigen. De verstandhouding tussen partijen is ernstig verstoord en communicatie tussen hen is feitelijk niet meer mogelijk. Van deze situatie is al geruime tijd sprake. Dit is geenszins in het belang van de minderjarigen.
Gelet op het voorgaande en het feit dat de man instemt met het verzoek van de vrouw om belast te worden met het eenhoofdig gezag over de minderjarigen en daartegen aldus geen verweer voert, zal de rechtbank het verzoek van de vrouw toewijzen.
4.4
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing.
4.5
Nu partijen ex-echtgenoten zijn, zullen de proceskosten worden gecompenseerd.

5.De beslissing

De rechtbank
bepaalt dat het gezag over de minderjarigen:
1. [minderjarige01] , geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2006;
2. [minderjarige02] , geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum02] 2010,
voortaan aan de vrouw alleen toekomt;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. Jansen, en in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2023, in tegenwoordigheid van mr. Snatersen, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.