ECLI:NL:RBZWB:2023:8271

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 november 2023
Publicatiedatum
29 november 2023
Zaaknummer
C/02/410132 / FA RK 23-2534
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Zuijdweg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhuizing van omgeving Nijmegen naar Zeeland en voorlopige regeling in gezagskwestie

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 november 2023, betreft het een geschil tussen een man en een vrouw over de gezamenlijke gezagsuitoefening van hun minderjarige kinderen na de ontbinding van hun geregistreerd partnerschap. De man, vertegenwoordigd door mr. C.L. Berkel, verzoekt de rechtbank om de vrouw te verbieden verder weg te verhuizen dan in hun ouderschapsplan is afgesproken. De vrouw, vertegenwoordigd door mr. D.R.M. de Vos, heeft recentelijk met de kinderen verhuisd naar Zeeland zonder toestemming van de man, wat leidt tot een conflict over de zorgregeling en omgangsregeling. De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om een spoedonderzoek in te stellen naar de gevolgen van de verhuizing en de huidige zorg- en omgangsregeling. Tijdens de mondelinge behandeling zijn beide partijen verschenen, en de rechtbank heeft vastgesteld dat er een noodzaak is voor een onderzoek, gezien de tegenstrijdige verklaringen van beide partijen en de zorgen over de communicatie en omgang tussen de man en de kinderen. De rechtbank heeft een voorlopige zorgregeling vastgesteld, waarbij de man de kinderen eenmaal per twee weken kan zien onder begeleiding van de vrouw en een derde persoon. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling in afwachting van het rapport van de Raad.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/410132 / FA RK 23-2534
datum uitspraak: 10 november 2023
beschikking betreffende een geschil in de gezamenlijke gezagsuitoefening
in de zaak van
[de man],
hierna te noemen: de man,
wonende te [plaats 1] ,
advocaat: mr. C.L. Berkel te Veenendaal,
tegen
[de vrouw] ,
hierna te noemen de vrouw,
wonende te [plaats 2] ,
advocaat: mr. D.R.M. de Vos te Goes.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
- de verwijzingsbeschikking van de rechtbank Gelderland d.d. 26 mei 2023 met als bijlage het verzoekschrift met bijlagen van 8 mei 2023;
- het F9-formulier van mr. Berkel d.d. 25 september 2023 met als bijlage een aanvullend verzoekschrift/pleitaantekeningen;
- het op 2 oktober 2023 ontvangen verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoeken van de vrouw;
- het e-mailbericht van 23 oktober 2023 van mr. Van Berkel, met bijlage;
- het op 6 november 2023 ontvangen verweerschrift van de man tegen de zelfstandige verzoeken van de vrouw.
1.2
De verzoeken zijn mondeling behandeld op 10 november 2023. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaten. Tevens was aanwezig een vertegenwoordigster van de Raad.
1.3
De rechtbank heeft verder kennis genomen van de navolgende aanvullende stukken die zij naar aanleiding van de mondelinge behandeling op 10 november 2023 heeft ontvangen:
- de brief van mr. Berkel houdende een wijziging van het verzoek van de man, ontvangen op 15 november 2023;
- het aanvullend verzoekschrift ex artikel 1:253a BW van de vrouw, ontvangen op 17 november 2023.
1.4
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben – ieder apart – een gesprek gehad met de rechter. Tijdens dit gesprek hebben [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hun mening gegeven. De rechter heeft tijdens de mondelinge behandeling samengevat wat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben verteld. Alle aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1
Partijen zijn geregistreerd partners geweest. Bij beschikking van de rechtbank Overijssel d.d. 27 oktober 2017 is het geregistreerd partnerschap ontbonden, welke beschikking op 14 november 2017 is ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
2.2
Tijdens het geregistreerd partnerschap van partijen zijn de navolgende minderjarige kinderen geboren:
- [minderjarige 1] , geboren te [plaats 3] op [geboortedag 1] 2010;
- [minderjarige 2] , geboren te [plaats 4] op [geboortedag 2] 2011;
- [minderjarige 3] , geboren te [plaats 5] op [geboortedag 3] 2013;
- [minderjarige 4] , geboren te [plaats 5] op [geboortedag 4] 2013.
2.3
De man heeft de minderjarigen erkend.
2.4
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarigen.
2.5
De minderjarigen verblijven bij de vrouw.
2.6
De gevolgen van de ontbinding van het geregistreerd partnerschap hebben partijen geregeld in een vaststellingsovereenkomst d.d. 12 oktober 2017 en een ouderschapsplan d.d. 11 oktober 2017, die deel uitmaken van de beschikking van 27 oktober 2017. Uit het ouderschapsplan volgt dat partijen hebben afgesproken dat:
  • de minderjarigen hun hoofdverblijf bij de vrouw hebben;
  • zij niet eenzijdig en middels feitelijk acherhouden van de kinderen een wijziging hierin zullen aanbrengen, tenzij het belang van de kinderen dit redelijkerwijs vergt;
  • zij bij het vaststellen van hun toekomstige woonplaats rekening houden met de vastgestelde omgangsregeling en dat zij op een reisafstand van maximaal één uur zullen gaan wonen, zodat dit geen onredelijke belasting voor de minderjarigen gaat vormen. Indien één van partijen op een langere reisafstand gaat wonen, dan zulllen zij hierover in overleg met elkaar gaan.
- er een zorgregeling zal gelden, waarbij de minderjarigen eens per twee weken bij de man verblijven van zaterdag 10.00 uur tot zondag 20.00 uur alsmede iedere woensdag vanuit school tot 20.00 uur. Voorts is in het ouderschapsplan ook een verdeling van de vakanties en feestdagen opgenomen.

3.De (gewijzigde) verzoeken

3.1
De man verzoekt, na schriftelijke wijziging van zijn verzoek:
- op grond van artikel 1:253a BW de moeder te verbieden op een grotere afstand dan in het door partijen gesloten ouderschapsplan is overeengekomen van de vader te gaan wonen en, voor zover de moeder inmiddels met de kinderen is verhuisd buiten de overeengekomen straal met als middelpunt de woonplaats van de vader met een maximale reisduur van één uur, de moeder te gelasten binnen een in goede justitie te bepalen termijn om terug te verhuizen of zich te vestigen op een zodanige afstand van de vader dat de omgang tussen de kinderen en de vader kan plaatsvinden op een wijze als is overeengekomen en is voorzien in het ouderschapsplan, kosten rechtens.
3.3.
De vrouw voert verweer tegen het (gewijzigde) verzoek van de man en verzoekt, na
schriftelijke aanvulling van haar verzoeken:
I. de verzoeken van de man af te wijzen;
II. te bepalen dat de contactregeling zoals opgenomen in het ouderschapsplan d.d. 12 oktober 2017 wordt gewijzigd, in die zin dat er wordt gekeken naar contactherstel onder begeleiding van een professionele instantie;
III.
Primair:te bepalen dat de vrouw alleen wordt belast met het gezag over de minderjarige kinderen van partijen;
IV.
Subsidiair: aan de vrouw vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen in de herfstvakantie van 13 oktober 2023 tot en met 22 oktober 2023 met de kinderen naar Frankrijk te reizen;
en de vrouw vervangende toestemming te verlenen voor de aanvraag van een identiteitsbewijs ten behoeve van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , waarbij de toestemming van uw rechtbank de toestemming van de man vervangt;
V. aan de vrouw vervangende toestemming te verlenen om met de minderjarigen te verhuizen naar [plaats 2] , waarbij de toestemming van de rechtbank de toestemming van de man vervangt.

4.De beoordeling

4.1.
Door en namens de man is ter onderbouwing van zijn (inmiddels gewijzigde) verzoek en zijn verweer tegen de zelfstandige verzoeken van de vrouw, samengevat, het volgende aangevoerd.
De vrouw is, zonder de toestemming van de man, met de kinderen verhuisd van de omgeving [plaats 5] naar [plaats 2] . Partijen hebben in het ouderschapsplan afgesproken dat zij op maximaal één uur reistijd van elkaar blijven wonen en dat zij bij een langere reisafstand in overleg met elkaar zullen treden. Met de – inmiddels geëffectueerde – verhuizing heeft de vrouw zich niet aan de gemaakte afspraken in het ouderschapsplan gehouden. Daanaast is de uitvoering van de in het ouderschapsplan opgenomen zorgregeling gestokt sinds de vrouw heeft aangegeven naar Zeeland te willen verhuizen. Onder valse beschuldigingen als dat de man geen veilige thuissituatie voor de kinderen kan waarborgen, stelt de vrouw de omgang inmiddels ter discussie en houdt zij de kinderen al sinds januari 2023 bij de man weg. Ten tijde van het geregistreerde partnerschap was de vrouw kostwinner en zorgde de man voor de kinderen. Dat Veilig Thuis vorig jaar betrokken is geraakt, was niet vanwege zorgen over de situatie bij de man thuis, maar vanwege zorgen over de situatie bij de vrouw en haar partner. Het lijkt er volgens de man op dat de vrouw een rechtvaardiging zoekt om onder de verplichtingen c.q. afspraken uit het ouderschapsplan uit te komen. De verhuizing van de vrouw met de kinderen naar [plaats 2] voldoet niet aan de verhuiscriteria die in de jurisprudentie worden gesteld. Naast het feit dat de noodzaak voor de verhuizing ontbreekt en dat de verhuizing niet in overleg met de man is gegaan c.q. aan hem geen toestemming is gevraagd, heeft de vrouw geen compensatie geboden voor de gevolgen van de verhuizing. Integendeel, de vrouw komt de zorgregeling helemaal niet meer na. De vrouw mijdt ieder contact met de man en overleg is niet mogelijk. Met haar verzoek tot eenhoofdig gezag wil de vrouw de man nog verder isoleren van de kinderen. De man werkt gewoon mee aan het verkrijgen van ID-kaarten voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
4.2.
Door en namens de vrouw is, samengevat, het volgende aangevoerd.
In november 2022 heeft er uitgebreid overleg tussen partijen plaatsgevonden over de – toen nog voorgenomen – verhuizing van de vrouw met de kinderen naar Zeeland. Naar aanleiding van dat gesprek heeft de vrouw op papier gezet hoe zij de zorgregeling voor zich zag na een verhuizing. De man heeft met dat voorstel ingestemd en nooit aangegeven zich bedacht te hebben ten aanzien van de verhuizing. In dat geval was de vrouw namelijk zelf een procedure gestart om vervangende toestemming voor verhuizing te krijgen. Pas kort voor de feitelijke verhuizing heeft de vrouw een brief van de advocaat van de man ontvangen, waaruit bleek dat de man het niet eens was met de verhuizing. De verhuizing was toen echter al een feit. De woning van de vrouw was verkocht en zij had reeds een nieuwe woning aangekocht. De vrouw is van mening dat er voor haar een noodzaak bestond om te verhuizen. Nagenoeg het hele netwerk van de vrouw bevindt zich in Zeeland. De vrouw staat er al jaren alleen voor qua verzorging en opvoeding van de kinderen. De vrouw heeft alleen alle intensieve onderzoekstrajecten en therapieën met de kinderen gevolgd in verband met de bij hen bestaande problematiek. In de omgeving van [plaats 5] moest de vrouw een beroep doen op een professioneel netwerk. Dit is nu niet meer nodig. Ook zijn de kinderen enorm opgebloeid sinds zij in Zeeland wonen. Er is zelfs gestart met de afbouw van de medicatie bij [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] . Verder is het zo dat de vrouw in de toekomst wil gaan samenwonen met haar partner, die in [plaats 6] woont.
De kwestie over de omgang staat volgens de vrouw geheel los van de verhuizing. De zorgregeling is in de afgelopen jaren op verzoek van de man steeds verder beperkt. Eind oktober is Veilig Thuis betrokken geraakt na een melding over [minderjarige 2] . Volgens de vrouw zijn bij de man zeer ernstige feiten naar voren gekomen. De kinderen zouden regelmatig geslagen zijn met de vlakke hand op het achterhoofd, armen of benen, en er zou sprake zijn van ernstige verwaarlozing. De man verzorgt de kinderen niet, hij vergeet hun medicatie, hij blowt en hij slaapt overdag veel op bank terwijl de kinderen honger hebben. Bij Veilig Thuis zijn veiligheidsafspraken gemaakt. Na het maken van die afspraken heeft er één keer omgang plaatsgevonden. Tegen de afspraak in is de man tijdens dat omgangsmoment met de kinderen naar zijn eigen woning gegaan. Daarna hebben er geen omgangsmomenten meer plaatsgevonden, ondanks het voorstel van de vrouw om op een plek tussenin af te spreken. De vrouw vindt dat er omgang moet zijn, maar wel op een veilige manier.
De communicatie tussen partijen is al jaren een probleem. De man geeft geen toestemming voor vakanties. Verder weigert hij de toestemming voor de aanvraag van nieuwe ID-kaarten. Dit levert praktische problemen op ten aanzien van de noodzakelijke ziekenhuisafspraken of andere zorg voor de kinderen.
4.3.
De rechtbank is, gelet op de overgelegde stukken en de verklaringen van partijen tijdens de mondelinge behandeling, van oordeel dat een (spoed)onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming noodzakelijk is, nu zij zich thans onvoldoende voorgelicht acht om een goede beslissing op de verzoeken te kunnen nemen. De verklaringen van partijen zijn zo tegenstrijdig met elkaar, dat op dit moment niet kan worden vastgesteld hoe de feitelijke situatie in het verleden was en nu is, en welke beslissingen het meest in het belang van de minderjarigen zijn. De huidige situatie, waarin nagenoeg iedere vorm van communicatie tussen partijen ontbreekt, partijen lijnrecht tegenover elkaar staan en waarin er al maanden geen omgang meer is tussen de man en de kinderen, baart de rechtbank ernstige zorgen. Beide partijen onderschrijven de noodzaak voor een raadsonderzoek. De rechtbank verzoekt de Raad daarom om met spoed een onderzoek in te stellen naar de verhuizing van de vrouw met de kinderen naar [plaats 2] , het gezag en de zorg- c.q. omgangsregeling en vervolgens te rapporteren en adviseren over de navolgende vragen:
- Is handhaving van de huidige feitelijke situatie, waarbij de vrouw reeds met de kinderen naar [plaats 2] is verhuisd, in het belang van de kinderen c.q. in hoeverre verzetten de belangen van de kinderen zich tegen deze verhuizing? Met andere woorden, dient in het belang van de minderjarigen aan de vrouw vervangende toestemming te worden verleend voor de verhuizing met de kinderen naar [plaats 2] ?
- Indien in het belang van de minderjarigen aan de vrouw vervangende toestemming voor de verhuizing dient te worden onthouden, op wat voor termijn en naar welke omgeving zou een terugverhuizing dienen plaats te vinden, zodat dit zo veel mogelijk tegemoet komt aan de belangen van de minderjarigen?
- Is er een onaanvaardbaar risico dat de minderjarigen bij voortduring van het gezamenlijk gezag klem of verloren raken tussen de ouders waarbij niet te verwachten dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen of is wijziging van het gezag anderszins in het belang van de minderjarigen noodzakelijk?
- Welke zorg- c.q. omgangsregeling komt in de verschillende situaties het meest tegemoet aan de belangen van de minderjarigen? Hoe dient de verdeling qua aard, duur en frequentie (inclusief de haal/brengregeling) vormgegeven te worden?
- Welke andere feiten en/of omstandigheden die uit het onderzoek naar voren zijn gekomen, zijn niet in voorgaande vragen aan de orde gesteld en zijn wel van belang om te vermelden?
4.4.
De (definitieve) beslissing van de rechtbank op alle verzoeken zal, in afwachting van het rapport en advies van de Raad en met inachtneming van de tijd die de Raad heeft aangegeven nodig te hebben voor het onderzoek inclusief wachttijden, worden aangehouden tot een nog nader te bepalen voortgezette mondelinge behandeling
eind februari c.q. maart 2024. De advocaten van beide partijen worden daartoe verzocht hun verhinderdata voor de maanden (eind) februari en maart 2024 over te leggen.
Gelet op de aard en de complexiteit van de zaak en de ingrijpendheid van de te nemen beslissingen, wordt de zaak voor verdere behandeling en beslissing verwezen naar de meervoudige kamer van de rechtbank. Partijen en de Raad zullen voor de voortgezette mondelinge behandeling nog een aparte oproep ontvangen. De Raad wordt verzocht om tijdig voorafgaand aan de nog te plannen voortgezette mondelinge behandeling zijn rapport en advies over te leggen, zulks onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de advocaten van beide partijen. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zullen opnieuw, per afzonderlijke brief, worden uitgenodigd voor een gesprek met de rechter.
4.5.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 10 november 2023 hebben partijen – na een korte schorsing van de zitting – afspraken gemaakt over een voorlopige zorgregeling die in afwachting van de uitkomsten van het onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming en totdat de rechtbank anders heeft beslist of partijen anders zijn overeengekomen geldt:
  • de man en de minderjarigen zien elkaar eenmaal per twee weken op zondag van 12:00 uur tot 15:00 uur bij [locatie] in de omgeving van [plaats 7] ;
  • de omgangsmomenten vinden plaats onder begeleiding / in aanwezigheid van de vrouw en een derde persoon, waarbij mevrouw [naam] de voorkeur geniet (niet de partner van de vrouw);
  • het eerste omgangsmoment zal plaatsvinden op zondag 19 november 2023;
  • aan de ouders staat het vrij om, al dan niet door tussenkomst van beide advocaten of eventueel de Raad tijdens het onderzoek, samen afspraken te maken over andere tijden en/of een andere plek voor de omgangsmomenten.
De rechtbank zal deze voorlopige regeling op onderstaande wijze vaststellen en de beslissing op de definitieve zorgregeling aanhouden. Nu het in het belang van de minderjarigen noodzakelijk is dat de regeling meteen ingaat, ook als één van partijen hoger beroep daartegen instelt, zal de rechtbank deze regeling uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
4.6
Tot slot is tijdens de mondelinge behandeling gebleken dat de man bereid is om mee te werken aan de aanvraag van de ID-kaarten voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Partijen zullen dit onderling, door tussenkomst van hun beide advocaten, regelen. Afgesproken is dat de vrouw via haar advocaat de link voor de (digitale) aanvraag van de ID-kaarten aan de advocaat van de man zal toesturen, waarna de advocaat van de man ervoor zal zorgdragen dat de man zijn toestemming voor de aanvraag verleent. In afwachting van een bericht van partijen dat de aanvraagd is geregeld, zal de rechtbank ook dit verzoek aanhouden.
4.7.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming, locatie Middelburg, om
met spoedeen onderzoek in te stellen naar de verhuizing, het gezag en de zorg- c.q. omgangsregeling ter beantwoording van de hierboven vermelde vragen en daarover te rapporteren en te adviseren, welk rapport tijdig voorafgaand aan de nog te plannen voortgezette mondelinge behandeling omstreeks eind februari / maart 2024 dient te worden ingediend, zulks onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de advocaten van partijen;
5.2.
stelt, uitvoerbaar bij voorraad, tussen de man en de minderjarigen de navolgende
voorlopigezorgregeling vast:
  • de man en de minderjarigen zien elkaar eenmaal per twee weken op zondag van 12:00 uur tot 15:00 uur bij [locatie] in de omgeving van [plaats 7] ;
  • de omgangsmomenten vinden plaats onder begeleiding / in aanwezigheid van de vrouw en een derde persoon, waarbij mevrouw [naam] de voorkeur geniet (niet de partner van de vrouw);
  • het eerste omgangsmoment zal plaatsvinden op zondag 19 november 2023;
  • aan de ouders staat het vrij om, al dan niet door tussenkomst van beide advocaten of eventueel de Raad tijdens het onderzoek, samen afspraken te maken over andere tijden en/of een andere plek voor de omgangsmomenten;
5.3.
houdt iedere verdere beslissing op alle verzoeken aan;
5.4.
verwijst de zaak voor verdere mondelinge behandeling en beslissing naar de meervoudige kamer van deze rechtbank.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Zuijdweg, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 10 november 2023 in aanwezigheid van mr. Lavrijssen als griffier en op schrift gesteld op 24 november 2023.
KL
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.