ECLI:NL:RBZWB:2023:8272

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 oktober 2023
Publicatiedatum
29 november 2023
Zaaknummer
C/02/412788 / JE RK 23-1439
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Duinhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige na eerdere ondertoezichtstelling met focus op begeleiding naar zelfstandigheid

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 oktober 2023 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van één jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd, vooral door de onrustige thuissituatie bij haar moeder en de problematische relatie met haar vader. De moeder heeft eerder hulpverlening geaccepteerd, maar is niet in staat gebleken om de situatie blijvend te verbeteren. De kinderrechter heeft de Raad en de Stichting Jeugdbescherming west Zeeland aangewezen om de regie over de zorg voor [minderjarige] te nemen, met als doel een veilige en stabiele opvoedingsomgeving te creëren. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling vastgesteld van 19 oktober 2023 tot 19 oktober 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/412788 / JE RK 23-1439
Datum uitspraak: 19 oktober 2023
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
De Raad voor de Kinderbescherming,
Regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2006 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. N. Plaisier te Hendrik-Ido-Ambacht,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats 1] .
Als informant is in de procedure betrokken:
Stichting Jeugdbescherming west Zeeland,
gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen de gecertificeerde instelling (de GI).

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 11 augustus 2023;
  • de op 17 augustus 2023 van de Raad ontvangen stukken;
  • de brief van 27 september 2023 van mr. Plaisier, met daarbij gevoegd het borgingsplan.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 3 oktober 2023. Daarbij waren aanwezig:
- een vertegenwoordiger van de Raad;
- de moeder met haar advocaat;
- de vader;
- twee vertegenwoordigsters van de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige] is erkend door de vader.
2.2.
De vader en de moeder zijn gehuwd geweest. Dit huwelijk is in [datum] ontbonden.
2.3.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.4.
[minderjarige] woont bij haar moeder.
2.5.
Bij beschikking van de kinderrechter van de rechtbank Oost-Brabant d.d. 11 november 2020 is [minderjarige] voor de duur van een jaar onder toezicht gesteld. Bij beschikking van 27 oktober 2021 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 11 november 2022.

3.Het verzoek

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van één jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De Raad handhaaft zijn verzoek en verwijst voor de onderbouwing hiervan naar de rapportage van 11 augustus 2023. In die rapportage wordt, kort samengevat, aangegeven dat [minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Er is eerder sprake geweest van een ondertoezichtstelling ten aanzien van [minderjarige] (en de andere kinderen van de moeder). Deze ondertoezichtstelling is in augustus 2022 afgesloten met een borgingsplan waarin afspraken zijn gemaakt met de moeder. Nadat de ondertoezichtstelling is geëindigd hebben er nieuwe incidenten plaatsgevonden tussen de moeder en haar ex-partners. Ook zijn er sindsdien meerdere (nieuwe) zorgmeldingen gedaan. De moeder heeft de verantwoordelijkheid voor vijf kinderen (twee wonen bij de vader) en zij is op dit moment zwanger van haar achtste kind. De Raad vraagt zich af of de moeder dit allemaal kan bolwerken en alle kinderen kan bieden wat zij nodig hebben. De draagkracht van de moeder is beperkt, terwijl de zorg voor de kinderen veel van de moeder vraagt. Bij de moeder is daarnaast sprake van persoonlijke problematiek, die maakt dat zij bij stressvolle situaties (zoals met haar ex-partners) haar emoties onvoldoende in de hand heeft. Tegelijkertijd zijn er ook verschillende zorgen over de kinderen. De Raad vindt een ondertoezichtstelling noodzakelijk om ervoor te zorgen dat alle kinderen die bij de moeder wonen zich goed blijven ontwikkelen en dat de hulp die wordt ingezet ook daadwerkelijk van de grond komt. Er is eerder voor de moeder hulpverlening ingezet en deze is door haar ook geaccepteerd, maar tegelijkertijd lukt het de moeder niet om de situatie daadwerkelijk te verbeteren. De moeder is meewerkend, totdat hulp wordt geadviseerd waar zij het niet mee eens is. Zo heeft de moeder de [hulpverlening] stopgezet, toen werd geadviseerd om een steungezin in te zetten. De moeder wil niet dat anderen zich met haar gezin bemoeien. [kliniek] geeft aan dat de moeder meer rust nodig heeft. [hulpverlening] geeft aan dat zij binnen het vrijwillige kader onvoldoende aan de moeder kunnen bieden. De Raad vindt het daarom belangrijk dat er (opnieuw) een professionele derde wordt aangesteld die de regie kan (over)nemen, die ervoor kan zorgen dat hulpverlening voor de kinderen daadwerkelijk tot stand komt en die bij het nemen van beslissingen de belangen van [minderjarige] (en de andere kinderen) centraal kan stellen. Voorkomen moet worden dat er nieuwe incidenten zullen plaatsvinden. Voor [minderjarige] specifiek ziet de Raad een rol voor de GI weggelegd ten aanzien van het contactherstel tussen [minderjarige] en haar vader. Daarnaast is het belangrijk dat de GI gaat kijken of en zo ja, wat er voor [minderjarige] nog meer nodig is op het gebied van diagnostiek en behandeling.
4.2.
Door en namens de moeder is aangegeven dat zij het vervelend vindt dat er opnieuw een verzoek tot ondertoezichtstelling van (onder andere) [minderjarige] bij de kinderrechter voorligt. Nog niet zo lang geleden is de eerder uitgesproken ondertoezichtstelling afgesloten. Er zijn toen afspraken gemaakt en de moeder dacht dat het daarmee was afgesloten. De moeder erkent de incidenten, de zorgmeldingen en de strubbelingen die tussen haar en [hulpverlening] hebben plaatsgevonden sinds het opstellen van het borgingsplan. Ook geeft zij aan dat het klopt dat het flink onrustig is geweest met de heer [naam] . Volgens de moeder gaat het echter nu weer goed en is het op alle gebieden weer rustig.. De heer [naam] is door de strafrechter veroordeeld voor enkele gedraging jegens [de moeder] en hij hebben geen relatie meer met elkaar. De heer [naam] is zo nu en dan nog aanwezig om de moeder te ondersteunen met de kinderen. De moeder vindt het heel naar dat het feit dat zij nu opnieuw zwanger is, door de Raad als reden wordt gebruikt om een nieuwe ondertoezichtstelling te vragen. Het kindje is meer dan welkom. Voor de moeder is de zorg voor haar kinderen haar drijfveer. Zij is moeder geworden om zelf voor de kinderen te zorgen. De moeder heeft alles onder controle en bovendien een netwerk om op terug te vallen. Gelet op de voorgeschiedenis en het borgingsplan zou er nooit vanuit kunnen worden gegaan dat er nooit meer iets zou gebeuren. Die situatie is in feite niet gewijzigd. De moeder begrijpt niet goed wat de meerwaarde van een (nieuwe) ondertoezichtstelling zou zijn. Ten aanzien van de kindeigen problematiek van de kinderen geeft de moeder aan dat zij daar bovenop zit. Ook is zij bezig om buitenschoolse opvang en medische opvang voor de kinderen aan te vragen, zodat zij wat meer ontlast wordt. De inzet van een steungezin is dan niet nodig. Bovendien heeft de moeder grote bezwaren tegen de inzet van een steungezin. De moeder is bereid aan alle hulp mee te werken en stelt zich op het standpunt dat dit ook in het vrijwillige kader kan. Volgens de moeder zorgt een ondertoezichtstelling juist voor onrust omdat er meer bemoeienis is met de moeder en haar gezin. De moeder heeft het gevoel dat zij zich dan steeds weer moet bewijzen. De moeder vindt het verder prima dat er voor [minderjarige] iemand wordt aangesteld bij wie [minderjarige] haar hart kan luchten. De moeder vindt het echter niet nodig dat er diagnostiek bij haar plaatsvindt. Uit eigen ervaring weet de moeder dat het kleinerend en frustrerend is om een stempel te hebben.
4.3.
Door de vader is naar voren gebracht dat hij vindt dat [minderjarige] hulp nodig heeft. Hij maakt zich zorgen over [minderjarige] . Sinds mei 2023 woont [minderjarige] weer bij de moeder. Zij heeft haar examens gehaald. Voor de start van haar vervolgopleiding is [minderjarige] echter nog viermaal gewisseld van opleiding. Vorige week is de vader nog door school gebeld. School kon [minderjarige] niet te pakken krijgen en zij maakten zich zorgen over het feit dat [minderjarige] niet op school was verschenen. Tussen de ouders is er weinig communicatie. De vader heeft niet het idee dat bij de moeder thuis soepel verloopt. De vader heeft ook het idee dat [minderjarige] niet helemaal lekker in haar vel zit. Hij heeft er dan ook geen vertrouwen in dat het binnen het vrijwillige kader goed komt met [minderjarige] . Er is sprake van een patroon van aantrekken en afstoten. [minderjarige] is eerder naar de moeder vertrokken en daarna ook weer terug naar de vader gegaan. Nu is zij opnieuw naar haar moeder vertrokken. De vader vindt het belangrijk dat [minderjarige] wordt voorbereid op haar toekomst. Hij zou zich daarom kunnen voorstellen dat zij begeleiding krijgt bij het op zichzelf gaan wonen.
4.4.
[minderjarige] heeft in haar gesprek met de kinderrechter verteld dat het bij haar moeder thuis met momenten druk en chaotisch is. Daarnaast is de onderlinge verhouding met haar vader op dit moment lastig. Zij is daar niet meer welkom. Tegelijkertijd wil haar vader ook niet dat [minderjarige] bij haar moeder of oma woont. Deze situatie vindt zij erg lastig. [minderjarige] heeft het op dit moment sowieso moeilijk. Zij weet niet zo goed wat zij met zichzelf aan moet. [minderjarige] staat open voor een traject naar – uiteindelijk – zelfstandig wonen.
4.5.
De GI hoort veel zorgen over [minderjarige] . Met de aanvullende toelichting van de Raad tijdens de mondelinge behandeling begrijpt de GI wat er in het kader van de ondertoezichtstelling concreet van de GI wordt verwacht, maar zij merkt daarbij wel op dat dit traject tijd zal kosten.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
5.2.
De kinderrechter is op basis van de stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke vereisten zoals genoemd in artikel 1:255 BW. [minderjarige] wordt op dit moment ernstig in haar ontwikkeling bedreigd. Na een eerdere ondertoezichtstelling die in augustus 2022 positief is afgesloten, zijn de zorgen over [minderjarige] in het afgelopen jaar weer toegenomen. [minderjarige] heeft een moeilijke periode achter de rug, waarbij zij na conflicten in de thuissituatie bij de vader is weggelopen naar de moeder. Vervolgens is zij voor korte periode naar de vader teruggekeerd, waarna zij opnieuw naar de moeder is gegaan. Inmiddels verblijft [minderjarige] gedurende enkele maanden in de thuissituatie bij de moeder. [minderjarige] heeft aangegeven dat zij het met momenten als erg onrustig en chaotisch bij de moeder thuis ervaart. Hierdoor komt [minderjarige] onvoldoende toe aan haar eigen ontwikkelingstaken. Daarnaast benoemt [minderjarige] dat zij de ernstig verstoorde situatie tussen haar en haar vader ingewikkeld vindt. [minderjarige] staat open voor contactherstel maar weet niet goed hoe zij dit moet aanpakken. Dat de ouders onderling niet goed met elkaar communiceren maakt het extra lastig. Met de Raad is de kinderrechter van oordeel dat deze situatie niet goed is voor [minderjarige] en een ernstige bedreiging voor haar ontwikkeling vormt. Het is belangrijk dat [minderjarige] in staat wordt gesteld zich positief te ontwikkelen, dat zij betekenisvol contact met beide ouders kan onderhouden en dat zij bezig kan zijn met haar eigen toekomst. Daarvoor is een stabiele en rustige woon- en opvoedingsomgeving als basis noodzakelijk. Het is de moeder in de afgelopen periode – binnen het vrijwillige kader – niet gelukt om [minderjarige] dit te bieden. De moeder is welwillend, maar onvoldoende in staat gebleken om de situatie voor [minderjarige] (blijvend) te verbeteren. De kinderrechter vindt het daarom noodzakelijk dat de GI als professionele instantie de regie overneemt en samen met de moeder gaat werken aan de doelen die door de Raad zijn geformuleerd op p. 24 van zijn rapport, te weten:
- [minderjarige] groeit op in een veilige, voorspelbare en stabiele opvoedingsomgeving,
die tegemoet komt aan de bij haar levensfase passende opvoedingsbehoeften en
waarbij er geen sprake meer is van huiselijk geweld.
- Moeder en haar ex-partners houden zich aan de gemaakte veiligheidsafspraken.
- [minderjarige] is in de gelegenheid om de band met haar vader te herstellen, waarbij
[minderjarige] uitdrukkelijk ontschuldigd wordt.
- Moeder beschikt over voldoende opvoedingsvaardigheden om sensitief-responsief naar [minderjarige] toe te kunnen handelen, waarbij moeder in emotioneel opzicht ook beschikbaar is en blijft voor [minderjarige] , ook wanneer zij (ernstige) stress ervaart.
- Moeder beschikt over voldoende (formeel of informeel) netwerk dat haar, indien
nodig, kan ondersteunen bij de zorg en opvoeding ten aanzien van [minderjarige] .
- Moeder stelt zich begeleidbaar op en houdt zich aan gemaakte (hulpverlenings)
afspraken.
- Moeder staat open voor begeleiding en ondersteuning, om daarmee te zorgen
voor een goede balans in haar draaglast en haar draagkracht.
- [minderjarige] komt toe aan de bij haar huidige levensfase en leeftijd passende ontwikkelingstaken, zoals toewerken naar zelfstandigheid, een bij haar interesses
en mogelijkheden passende opleiding volgen en een daarbij passende beroepskeuze. Daarnaast is er tevens aandacht voor haar emotionele ontwikkeling.
- Er is duidelijkheid over het woonperspectief van [minderjarige] .
De kinderrechter vindt het, in aanvulling op bovenstaande doelen, belangrijk dat de GI zich bezig gaat houden met de vraag of een traject naar zelfstandigheid voor [minderjarige] aangewezen is, in welke vorm dan ook. Verder stelt de kinderrechter tot doel het verbeteren van de onderlinge communicatie tussen de ouders. Onderdeel hiervan moet zijn het op één lijn brengen van de ouders als het gaat om eventuele diagnostiek en behandeling van [minderjarige] voor zover dat in het belang van [minderjarige] wordt geacht.
Gelet op het vorenstaande zal de kinderrechter het verzoek van de Raad tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] toewijzen, zulks voor de duur van één jaar, omdat het de verwachting is dat deze tijd nodig zal zijn om de gestelde doelen te behalen.
5.3.
De kinderrechter zal de beslissing, gelet op de aard van de maatregel, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals verzocht door de Raad. Dat betekent dat de beslissing alvast gevolgd moet worden, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van de Stichting Jeugdbescherming west Zeeland met ingang van 19 oktober 2023 tot 19 oktober 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven door mr. Duinhof, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2023 in aanwezigheid van mr. Lavrijssen als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.