ECLI:NL:RBZWB:2023:8274

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 oktober 2023
Publicatiedatum
29 november 2023
Zaaknummer
C/02/413871 / JE RK 23-1623
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Duinhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nieuwe ondertoezichtstelling na eerdere OTS met terugval in spanningen en kwetsbare situatie moeder met zorg voor meerdere kinderen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 oktober 2023 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor een jaar te verlengen, omdat er nieuwe incidenten waren geweest tussen de moeder en haar ex-partners, wat de situatie van de kinderen in gevaar bracht. De moeder, die zwanger is van haar achtste kind en de zorg heeft voor zeven kinderen, heeft aangegeven dat zij alles onder controle heeft en dat de situatie nu weer rustig is. De vader van de kinderen steunt de moeder en heeft aangegeven dat de kinderen altijd liefde hebben ontvangen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat, ondanks de inspanningen van de moeder, er zorgen blijven bestaan over de ontwikkeling van de kinderen en de draaglast van de moeder. Er is eerder een ondertoezichtstelling geweest die in augustus 2022 is afgesloten, maar sindsdien zijn er nieuwe zorgen gerezen. De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling voor de duur van zes maanden uit te spreken, met de mogelijkheid om de zaak te monitoren en de moeder de kans te geven om haar medewerking aan de hulpverlening te tonen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/413871 / JE RK 23-1623
Datum uitspraak: 19 oktober 2023
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
De Raad voor de Kinderbescherming,
Regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2019 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] , en
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2020 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. N. Plaisier te Hendrik-Ido-Ambacht,
[de vader] ,
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] .
Als informant is in de procedure betrokken:
Stichting Jeugdbescherming west Zeeland,
gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen de gecertificeerde instelling (de GI).

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 11 augustus 2023.
  • het aangepaste verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 20 september 2023;
  • de brief van 27 september 2023 van mr. Plaisier, met daarbij gevoegd het borgingsplan.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 3 oktober 2023. Daarbij waren aanwezig:
- een vertegenwoordiger van de Raad;
- de moeder met haar advocaat;
- de vader;
- twee vertegenwoordigsters van de GI.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn hebben een relatie gehad. Uit deze relatie zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geboren.
2.2.
De vader heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op [datum] 2023 erkend. Nu de erkenning heeft plaatsgevonden na 1 januari 2023, heeft de vader vanaf het moment van de erkenning samen met de moeder van rechtswege het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verkregen.
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter van de rechtbank Oost-Brabant d.d. 11 november 2020 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de duur van een jaar onder toezicht gesteld. Bij beschikking van 27 oktober 2021 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd tot 10 augustus 2022.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De Raad handhaaft zijn verzoek en verwijst voor de onderbouwing hiervan naar de rapportage van 20 september 2023. In die rapportage wordt, kort samengevat, aangegeven dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Er is eerder sprake geweest van een ondertoezichtstelling ten aanzien van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] (en de andere kinderen van de moeder). Deze ondertoezichtstelling is in augustus 2022 afgesloten met een borgingsplan waarin afspraken zijn gemaakt met de moeder. Nadat de ondertoezichtstelling is geëindigd hebben er nieuwe incidenten plaatsgevonden tussen de moeder en haar ex-partners. Ook zijn er sindsdien meerdere (nieuwe) zorgmeldingen gedaan. De moeder heeft de verantwoordelijkheid voor vijf kinderen (twee wonen bij de vader) en zij is op dit moment zwanger van haar achtste kind. De Raad vraagt zich af of de moeder dit allemaal kan bolwerken en alle kinderen kan bieden wat zij nodig hebben. De draagkracht van de moeder is beperkt, terwijl de zorg voor de kinderen veel van de moeder vraagt. Bij de moeder is daarnaast sprake van persoonlijke problematiek, die maakt dat zij bij stressvolle situaties (zoals met haar ex-partners) haar emoties onvoldoende in de hand heeft. Tegelijkertijd zijn er ook verschillende zorgen over de kinderen. De Raad vindt een ondertoezichtstelling noodzakelijk om ervoor te zorgen dat alle kinderen die bij de moeder wonen zich goed blijven ontwikkelen en dat de hulp die wordt ingezet ook daadwerkelijk van de grond komt. Er is eerder voor de moeder hulpverlening ingezet en deze is door haar ook geaccepteerd, maar tegelijkertijd lukt het de moeder niet om de situatie daadwerkelijk te verbeteren. De moeder is meewerkend, totdat hulp wordt geadviseerd waar zij het niet mee eens is. Zo heeft de moeder de hulpverlening vanuit [zorginstelling] stopgezet, toen werd geadviseerd om een steungezin in te zetten. De moeder wil niet dat anderen zich met haar gezin bemoeien. [Ggz instelling] geeft aan dat de moeder meer rust nodig heeft. [zorginstelling] geeft aan dat zij binnen het vrijwillige kader onvoldoende aan de moeder kunnen bieden. De Raad vindt het daarom belangrijk dat er (opnieuw) een professionele derde wordt aangesteld die de regie kan (over)nemen, die ervoor kan zorgen dat hulpverlening voor de kinderen daadwerkelijk tot stand komt en die bij het nemen van beslissingen de belangen van de kinderen centraal kan stellen. Voorkomen moet worden dat er nieuwe incidenten zullen plaatsvinden. Vanwege het grote aantal zorgen en nu het de verwachting is dat langere tijd nodig zal zijn om die zorgen weg te nemen, vindt de Raad een ondertoezichtstelling voor de duur van één jaar aangewezen.
4.2.
Door en namens de moeder is aangegeven dat zij het vervelend vindt dat er opnieuw een verzoek tot ondertoezichtstelling van de kinderen die bij haar wonen bij de kinderrechter voorligt. Nog niet zo lang geleden is de eerder uitgesproken ondertoezichtstelling afgesloten. Er zijn toen afspraken gemaakt en de moeder dacht dat het daarmee was afgesloten. De moeder erkent de incidenten, de zorgmeldingen en de strubbelingen die tussen haar en [zorginstelling] hebben plaatsgevonden sinds het opstellen van het borgingsplan. Ook geeft zij aan dat het klopt dat het flink onrustig is geweest tussen haar en de vader. Volgens de moeder gaat het echter nu weer goed en is het op alle gebieden weer rustig. De vader is door de strafrechter veroordeeld voor enkele gedraging jegens de moeder De moeder en hij hebben geen relatie meer met elkaar. Het contact met de vader is op dit moment goed. Ook [minderjarige 1] en [minderjarige 2] vinden het contact met hun vader fijn. De vader is zo nu en dan nog aanwezig om de moeder te ondersteunen met de kinderen. De moeder vindt het heel naar dat het feit dat zij nu opnieuw zwanger is, door de Raad als reden wordt gebruikt om een nieuwe ondertoezichtstelling te vragen. Het kindje is meer dan welkom. Voor de moeder is de zorg voor haar kinderen haar drijfveer. Zij is moeder geworden om zelf voor de kinderen te zorgen. De moeder heeft alles onder controle en bovendien een netwerk om op terug te vallen. Gelet op de voorgeschiedenis en het borgingsplan zou er nooit vanuit kunnen worden gegaan dat er nooit meer iets zou gebeuren. Die situatie is in feite niet gewijzigd. De moeder begrijpt niet goed wat de meerwaarde van een (nieuwe) ondertoezichtstelling zou zijn. Ten aanzien van de kindeigen problematiek van de kinderen geeft de moeder aan dat zij daar bovenop zit. In verband met zorgen over de taalontwikkeling van [minderjarige 2] heeft de moeder bijvoorbeeld logopedie voor hem geregeld. Ook is zij bezig om buitenschoolse opvang en medische opvang voor de kinderen aan te vragen, zodat zij wat meer ontlast wordt. De inzet van een steungezin is dan niet nodig. Bovendien heeft de moeder grote bezwaren tegen de inzet van een steungezin. De moeder is bereid aan alle hulp mee te werken en stelt zich op het standpunt dat dit ook in het vrijwillige kader kan. Volgens de moeder zorgt een ondertoezichtstelling juist voor onrust omdat er meer bemoeienis is met de moeder en haar gezin. De moeder heeft het gevoel dat zij zich dan steeds weer moet bewijzen. De moeder verzoekt het verzoek van de Raad af te wijzen danwel het verzoek voor de duur van een half jaar aan te houden, zodat de moeder zich kan bewijzen.
4.3.
De vader heeft aangegeven dat hij weinig over het verzoek kan zeggen. Hij erkent dat hij twee keer in de fout is gegaan met de moeder. De kinderen zijn echter nooit iets tekort gekomen. Zij hebben altijd liefde gehad. Volgens de vader is de moeder een goede moeder. Hij staat ervan versteld hoe de moeder alles doet. Het lijkt bij haar allemaal vanzelf te gaan. Als de vader met vragen zit over de kinderen, zoekt hij ook altijd als eerste contact met de moeder. Indien de kinderrechter een ondertoezichtstelling uitspreekt, zal de vader zijn medewerking verlenen.
4.4
De GI heeft de vader allereerst een compliment gemaakt voor het feit dat hij erkent dat er dingen niet goed zijn gegaan. Zij vindt het fijn om te horen dat de ouders nu een goede samenwerking hebben. Tegelijkertijd hoort de GI ook de zorg van de Raad of nieuwe incidenten in de toekomst zullen uitblijven.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
5.2.
De kinderrechter stelt voorop dat hij een zeer betrokken moeder ziet die met name sterk is in het regelen van de basale behoeften van alle kinderen en de hulpverlening, voor zover zij daarvan het belang kan inzien. Het is knap hoe de moeder als alleenstaande ouder, met de zorg voor vijf en soms zeven kinderen thuis én hoogzwanger van haar achtste kind, alle ballen in de lucht weet te houden. De kinderrechter wil de moeder daarvoor een groot compliment geven. Tegelijkertijd ziet de kinderrechter ook zorgen. Er is eerder sprake geweest van een ondertoezichtstelling ten aanzien van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] (en de andere kinderen van de moeder). Deze ondertoezichtstelling is in augustus 2022 afgesloten met een borgingsplan waarin afspraken zijn gemaakt met de moeder. Nadat de ondertoezichtstelling is geëindigd hebben er nieuwe, ernstige incidenten plaatsgevonden tussen de moeder en twee ex-partners. De moeder heeft daarnaast een aanzienlijke draaglast. Daar komt bij dat bij de moeder sprake is van persoonlijke problematiek en bij [minderjarige 2] van kindeigen problematiek. Met aan de ene kant een welwillende moeder die ontzettend haar best doet en aangeeft bereid te zijn overal aan mee te werken en aan de andere kant een groot aantal zorgen, ziet de kinderrechter zich bij het verzoek van de Raad dan ook voor een fors dilemma gesteld. De kinderrechter ziet dat de moeder binnen de eerdere ondertoezichtstelling positieve stappen heeft gezet. Tegelijkertijd moet ook worden vastgesteld dat het de moeder daarna binnen het vrijwillige kader niet is gelukt om deze situatie vast te houden. Er is voor de moeder hulpverlening ingezet en deze is door haar ook geaccepteerd, maar het is haar niet gelukt om de situatie voor de kinderen blijvend te verbeteren. Nadat de ondertoezichtstelling in augustus 2022 is afgesloten, is er sprake geweest van een terugval in de ernstige spanningen tussen moeder en haar ex-partners waarmee voor de kinderen opnieuw een onveilige situatie is ontstaan. Dat het op dit moment weer rustig is tussen de moeder en haar ex-partners, betekent niet dat daarmee alle zorgen zijn weggenomen. De situatie blijft op meerdere gebieden kwetsbaar. De draaglast van de moeder is fors en die wordt met nog een kindje op komst alleen maar groter. De hulpverlening die de moeder is aangedragen om haar daarin te ontlasten, wordt door de moeder niet (voldoende) geaccepteerd. In tenminste één geval is gebleken dat de moeder afhaakt wanneer hulp wordt geadviseerd die zij niet passend vindt. Tegen deze achtergrond vindt de kinderrechter het in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk dat de GI (opnieuw) bij het gezin betrokken raakt, enerzijds om moeder – niet alleen in praktische zin maar ook breder – te ondersteunen bij alles wat er de komende tijd op haar pad komt en anderzijds om regie te voeren over de hulpverlening voor beide ouders en de kinderen en te monitoren hoe deze verloopt. Daarbij zal goed moeten worden gekeken naar wat op het gebied van hulpverlening voor de moeder en voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] – nog – nodig is, omdat tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat er een aantal mogelijke interventies is, die door moeder nog niet zijn overwogen of waarmee zij niet bekend was. De kinderrechter vraagt zich af of met hulpverlening zoals die tot dusver heeft plaatsgehad alle mogelijke vormen van hulp ten aanzien van het opvoedsysteem en/of de individuele problematiek van ouders en kinderen (voldoende) in beeld zijn gekomen en voldoende inhoudelijk zijn beoordeeld. Dit ligt in het verlengde van de zorg die de Raad uit over de toereikendheid van het ouderschap van moeder en de respectievelijke vaders. Dit betekent dat de kinderrechter het verzoek van de Raad tot ondertoezichtstelling zal toewijzen.
5.3.
De kinderrechter neemt de doelen van de ondertoezichtstelling over zoals die door de Raad zijn geformuleerd op p. 32 van zijn rapport, te weten:
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] groeien op in een veilige, voorspelbare en stabiele opvoedingsomgeving, die tegemoet komt aan de bij hun levensfase passende opvoedingsbehoeften en waarbij deze kinderen door hun belaste verleden een specifiek appèl doen op hun ouder/verzorger, in dit geval moeder.
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] worden niet meer geconfronteerd met verbaal en/of fysiek geweld in hun opvoedingssituatie.
- Moeder en haar ex-partners houden zich aan de gemaakte veiligheidsafspraken.
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn in de gelegenheid om een positieve en stabiele, veilige band met hun vader (dhr. [de vader] ) op te bouwen en vast te houden, onder de voorwaarde dat de ouders zich aan de gemaakte veiligheidsafspraken houden.
- Moeder beschikt over voldoende opvoedingsvaardigheden om sensitief-responsief naar haar kinderen toe te kunnen handelen, waarbij moeder in emotioneel opzicht ook beschikbaar is en blijft voor haar kinderen, ook wanneer zij (ernstige) stress ervaart.
- Moeder beschikt over voldoende (formeel of informeel) netwerk dat haar, indien
nodig, kan ondersteunen bij de zorg en opvoeding.
- Moeder stelt zich begeleidbaar op en houdt zich aan gemaakte (hulpverlenings)
afspraken.
- Moeder staat open voor begeleiding en ondersteuning, om daarmee te zorgen
voor een goede balans in haar draaglast en haar draagkracht.
5.4.
De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling uitspreken voor de duur van zes maanden en voor het overige aanhouden, om de zaak te kunnen monitoren en om de moeder de kans te geven te laten zien dat zij (onvoorwaardelijk) in staat is haar medewerking te verlenen aan de voor haar en de kinderen geadviseerde hulpverlening. De kinderrechter realiseert zich dat deze beslissing niet de beslissing is waarop de moeder had gehoopt. Hij hoopt echter dat de moeder zich ook realiseert dat deze beslissing in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is genomen en dat de moeder de betrokkenheid van de GI kan zien als een steun in de rug.
5.5.
De kinderrechter verzoekt de GI haar uiterlijk
19 maart 2024te informeren over het verloop van de ondertoezichtstelling, waarna de Raad binnen één week een standpunt dient in te nemen over het resterende deel van het verzoek.
5.6.
De kinderrechter zal de beslissing, gelet op de aard van de maatregel, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals verzocht door de Raad. Dat betekent dat de beslissing alvast gevolgd moet worden, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht van de Stichting Jeugdbescherming west Zeeland met ingang van 19 oktober 2023 tot 19 april 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
houdt de behandeling van het resterende deel van het verzoek
pro formaaan tot
19 maart 2024en verzoekt de GI hem vóór deze datum te informeren over het verloop van de ondertoezichtstelling en verzoekt de Raad vervolgens binnen één week een standpunt in te nemen over het resterende deel van het verzoek, waarbij wordt bepaald dat (indien gewenst) een nadere mondelinge behandeling wordt gepland op een datum gelegen vóór 19 april 2024, tegen welke zitting de GI, de Raad, de moeder en haar advocaat en de vader dienen te worden opgeroepen;
6.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beslissing is gegeven door mr. Duinhof, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2023 in aanwezigheid van mr. Lavrijssen als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.