ECLI:NL:RBZWB:2023:8279

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 november 2023
Publicatiedatum
29 november 2023
Zaaknummer
C/02/414948 / FA RK 23/4840
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Borm, rechter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opvolgende rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een verpleeginstelling voor een cliënt met een psychogeriatrische aandoening

Op 2 november 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een opvolgende rechterlijke machtiging voor cliënt, geboren in 1925, die momenteel verblijft in een verpleeginstelling. Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) had verzocht om een machtiging voor de duur van vijf jaar op basis van artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd). Tijdens de mondelinge behandeling op dezelfde dag werd cliënt bijgestaan door haar advocaat, en waren ook haar dochter, een specialist ouderengeneeskunde, een persoonlijk begeleider en een teamleider aanwezig.

De rechtbank heeft vastgesteld dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, specifiek de ziekte van Alzheimer, wat leidt tot ernstig nadeel in de vorm van psychische schade en maatschappelijke teloorgang. Ondanks dat cliënt soms aangeeft dat ze het naar haar zin heeft in de verpleeginstelling, vertoont ze ook gedrag dat als verzet kan worden geïnterpreteerd, zoals het proberen te ontsnappen. De rechtbank concludeert dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen en dat de opname noodzakelijk is voor de zorg van cliënt.

De rechtbank heeft de machtiging verleend voor de duur van één jaar, tot 2 november 2024, en heeft het verzoek om een machtiging voor vijf jaar afgewezen. De beslissing is mondeling gegeven door rechter Borm en schriftelijk uitgewerkt op 16 november 2023. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/414948 / FA RK 23/4840
Opvolgende rechterlijke machtiging
Beschikking van 2 november 2023van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een opvolgende machtiging voor de duur van vijf jaar als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[naam 1],
geboren op [geboortedag] 1925 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
thans verblijvende in de [accommodatie] ,
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. S.J. Nijssen te Goes.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift van 13 oktober 2023, ingekomen ter griffie op 13 oktober 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de aanvraag van 28 september 2023;
- het machtigingsformulier CIZ van 28 september 2023;
- de medische verklaring van 26 september 2023;
- het zorgplan van 20 augustus 2023;
- het indicatiebesluit van 29 december 2021;
- de machtiging vanuit het CIZ van 5 juli 2022.
Daarnaast blijkt het procesverloop uit de volgende stukken:
- de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, van 10 mei 2023, waarin een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van cliënt is verleend.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 2 november 2023, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- cliënt, bijgestaan door haar advocaat;
- mevrouw [naam 2] , dochter van cliënt;
- de heer [naam 3] , specialist ouderengeneeskunde;
- de heer [naam 4] , persoonlijk begeleider van cliënt;
- mevrouw [naam 5] , teamleider.

2.Het verzoek

2.1
Het CIZ verzoekt de rechtbank een opvolgende rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor cliënt te verlenen voor de duur van vijf jaar.

3.Standpunten

3.1
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft cliënt aangegeven dat het goed met haar gaat. Zij is gezond en slaapt goed. Verder heeft client benoemd dat zij momenteel in de verpleeginstelling verblijft omdat dat moet. Zij zou liever met haar dochter mee naar huis gaan. Aangezien dat geen optie is, blijft cliënt toch maar in de verpleeginstelling wonen. Zij wil namelijk niet steeds verhuizen.
3.2
De advocaat van cliënt heeft aangegeven dat cliënt is belast met een progressief ziektebeeld. Als gevolg daarvan kan zij niet meer zelfstandig of ergens anders dan in een verpleeginstelling wonen. Hoewel cliënt aangeeft dat zij het fijn vindt in de verpleeginstelling, komt het regelmatig voor dat zij bij de deuren staat. De advocaat legt uit dat cliënt dan waarschijnlijk naar buiten wil en niet zo zeer weg wil uit de verpleeginstelling. Het is echter begrijpelijk dat het zorgpersoneel dit gedrag van cliënt kwalificeert als verzet. Het is daarom verstandig om voor wat betreft de rechterlijke machtiging het zekere voor het onzekere te nemen. De advocaat refereert zich derhalve aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
De specialist ouderengeneeskunde heeft aangegeven dat cliënt is gediagnosticeerd met een psychogeriatrische aandoening. Als gevolg daarvan is er bij cliënt sprake van façade gedrag en regieverlies. Daarnaast beschikt zij niet meer over ziektebesef en -inzicht. De specialist legt uit dat cliënt al sinds het begin van haar opname probeert om uit de verpleeginstelling weg te komen. Dat wegloopgedrag vertoont zij nu nog steeds. Hoewel het gelet op het wisselende ziektebeeld van cliënt lastig in te schatten is of zij zich daarmee daadwerkelijk tegen de opname en het verblijf in de verpleeginstelling verzet, moet haargedrag wel als zodanig geïnterpreteerd worden. Een verlenging van de rechterlijke machtiging is daarom noodzakelijk. De verzochte termijn van vijf jaar is daarbij wel disproportioneel.
3.4
In aanvulling op de specialist ouderengeneeskunde brengt de persoonlijk begeleider van cliënt naar voren dat cliënt zich nog steeds dagelijks verzet tegen haar opname in de verpleeginstelling. Zo gaf cliënt gisteren na het eten aan dat zij niet in de verpleeginstelling opgenomen wil blijven. Zij benoemde dat zij in de verpleeginstelling wordt opgesloten en hier weg wil, en sloeg daarbij tegen deuren. Cliënt vertoont dergelijk gedrag dagelijks gedurende zo’n half uur en legt zich er dan uiteindelijk weer bij neer.
3.5
De dochter van cliënt is van mening dat het gedrag van cliënt niet moet worden opgevat als verzet ten aanzien van de opname en het verblijf in de verpleeginstelling. Volgens de dochter wil cliënt niet weg uit de verpleeginstelling, maar wil zij regelmatig even naar buiten en bij haar dochters langs, net zoals zij dat voorheen ook altijd deed. Cliënt benoemt namelijk vaak dat zij erg naar haar zin woont in de verpleeginstelling.
3.6
De teamleider benoemt tot slot dat cliënt geen verzet toont om terug naar de verpleeginstelling te komen.
4. Beoordeling
4.1
Uit de overgelegde stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten de ziekte van Alzheimer. Cliënt is enige tijd geleden gediagnosticeerd met dementie (type Alzheimer). De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de gestelde diagnose.
4.2
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit ernstige psychische schade, ernstige materiële schade en maatschappelijke teloorgang. Daarbij overweegt de rechtbank dat cliënt onder invloed van haar dementie last heeft van regieverlies, façadegedrag en geheugenstoornissen. Daarnaast beschikt cliënt niet meer over ziektebesef en -inzicht en is zij gedesoriënteerd in tijd en plaats. Het is de rechtbank voorts gebleken dat cliënt niet meer in staat is om voor zichzelf te zorgen en voortdurend aansturing en begeleiding nodig heeft bij de dagelijkse levensverrichtingen. Daarbij komt dat de mantelzorgers van cliënt eerder ernstig overbelast zijn geraakt vanwege de zorg voor cliënt in de thuissituatie.
4.3
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Cliënt is blijvend aangewezen op intensieve 24-uurszorg, toezicht en begeleiding in de nabijheid in een veilige en gestructureerde woonomgeving. Dit kan haar in een psychogeriatrische zorginstelling worden geboden. Bovendien wordt het steunsysteem van cliënt met een opname van cliënt ontlast.
4.4
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Ondanks de maximale ondersteuning van thuiszorg, een dagbesteding en de intensieve inzet van het steunsysteem van cliënt kon het ernstig nadeel niet meer in de thuissituatie worden afgewend. Cliënt verzette zich in de thuissituatie bovendien in toenemende mate tegen de benodigde zorg.
4.5
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf. Hoewel cliënt zich niet de hele dag door tegen haar verblijf in de verpleeginstelling verzet – zij geeft soms ook aan dat zij daar naar haar zin woont –, is de rechtbank van oordeel dat er op dit moment wordt voldaan aan het verzetscriterium. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat er nog steeds dagelijks momenten zijn waarop cliënt aangeeft niet in de verpleeginstelling te willen verblijven, waar zij dan ook naar handelt door op deuren te slaan en pogingen te doen om uit de verpleeginstelling weg te komen. Gelet daarop is er nog geen sprake van een voldoende bestendige bereidwilligheid bij cliënt om haar noodzakelijke verblijf in de verpleeginstelling op vrijwillige basis te kunnen voortzetten.
4.6
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de duur van een jaar, met ingang van heden en tot en met 2 november 2024. De rechtbank acht deze termijn passend, omdat het verzet van cliënt vanwege haar progressieve ziektebeeld de komende tijd mogelijk zal afnemen.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een opvolgende machtiging tot voortzetting van het verblijf ten aanzien van
[naam 1], geboren op [geboortedag] 1925 te [geboorteplaats] ;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk
2 november 2024;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Borm, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 2 november 2023 in tegenwoordigheid van mr. De Haas als griffier, en op 16 november 2023 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.

Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.