ECLI:NL:RBZWB:2023:8286

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 november 2023
Publicatiedatum
30 november 2023
Zaaknummer
9321526 \ MB VERZ 21-214
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.J.L. Schakenraad
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens doorrijden bij rood verkeerslicht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 november 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het doorrijden bij een driekleurig verkeerslicht dat op rood stond, op 18 juni 2020 te Tilburg Centrum-Oost. De betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

De zaak is eerder behandeld op 11 januari 2022, waarbij de officier van justitie de gelegenheid kreeg om een aanvullende verklaring van de verbalisant in te dienen. Op 7 november 2023 vond de zitting plaats, waarbij de gemachtigde van de betrokkene, mr. P.C. van den Aarsen, en de zittingsvertegenwoordiger, mr. E.M. Morsink, aanwezig waren. De gemachtigde voerde aan dat de gedraging niet had plaatsgevonden en dat de verbalisant ten onrechte had genoteerd dat de betrokkene de gedraging erkende. Tevens werd aangevoerd dat de verbalisant geen rechtstreeks zicht had op het verkeerslicht.

De kantonrechter oordeelde dat uit de stukken, met name de verklaring van de verbalisant, voldoende bleek dat de gedraging was verricht. De verklaring van de verbalisant biedt in zaken op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) voldoende grondslag voor de vaststelling van de gedraging, tenzij er specifieke feiten zijn die aan de juistheid van die verklaring twijfelen. De kantonrechter zag geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant en verklaarde het beroep ongegrond. Ook het verzoek om proceskostenvergoeding werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer : 9321526 \ MB VERZ 21-214
CJIB-nummer : 1062 5422 3435 7846
uitspraakdatum : 7 november 2023
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [postcode] [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. P.C. van den Aarsen (Skandara)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is eerder behandeld op de zitting van 11 januari 2022. De zaak is toen aangehouden om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen een aanvullende verklaring van de verbalisant in te dienen, met daarin opgenomen op welke wijze de verbalisant de informatie over de werking van de verkeerslichten (de drie seconden regel) heeft verkregen). De zaak is vervolgens op 7 november 2023 opnieuw besproken. Namens de officier van justitie is verschenen mr. E.M. Morsink (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: doorrijden bij een driekleurig verkeerslicht (stoplicht) dat op rood staat, Tilburg Centrum-Oost te Hilvarenbeek op 18 juni 2020 om 15:30 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Gemachtigde geeft aan dat betrokkene is geschaad in zijn verdedigingsbelangen nu verbalisant ten onrechte heeft genoteerd dat betrokkene de gedraging erkend. Voorts voert gemachtigde aan dat vaststaat dat verbalisant geen rechtstreeks zicht had op het verkeerslicht van betrokkene. Tot slot verzoekt gemachtigde proceskostenvergoeding.
Ter zitting heeft gemachtigde hieraan toegevoegd dat de zaak eerder is aangehouden om de verbalisant in de gelegenheid te stellen om een aanvullend proces-verbaal in te dienen waar hij ingaat op de drie seconden regel. Uit het zaakoverzicht is dit niet gebleken. Gemachtigde is van mening dat het gaat om een ruim kruispunt, waarbij de stoplichten ver uit elkaar staan. De drie seconden regel lijkt dan op voorhand niet logisch.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Er is een aanvullend proces-verbaal ingediend na de eerdere aanhouding. Hieruit blijkt duidelijk dat de gedraging vaststaat. De zittingsvertegenwoordiger ziet geen aanleiding tot een matiging.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Uit het aanvullend proces-verbaal blijkt voldoende toelichting op de drie seconden regel.
De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard. Gelet hierop is er geen aanleiding voor het toekennen van een proceskostenvergoeding

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om een proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J.L. Schakenraad, kantonrechter, bijgestaan door de griffier E. Alekperov, en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2023.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, Postbus 90008, 4800 PA Breda. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: