In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 november 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verzorging en opvoeding van een minderjarige. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling (GI), Stichting Jeugdbescherming Brabant, om een dwangsom op te leggen aan de moeder van de minderjarige, omdat zij een eerder gegeven schriftelijke aanwijzing niet opvolgt. De schriftelijke aanwijzing, die op 16 mei 2023 door de GI is gegeven, is op 25 juli 2023 bekrachtigd door de rechtbank. De GI verzoekt nu om een dwangsom van € 250,00 per dag voor iedere dag dat de moeder de aanwijzing niet opvolgt.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder, ondanks eerdere oproepen, niet is verschenen tijdens de mondelinge behandeling. De vader van de minderjarige steunt het verzoek van de GI en maakt zich zorgen over de opvoedsituatie van zijn dochter, die bij de moeder woont. De kinderrechter overweegt dat de situatie sinds de eerdere beschikking is gewijzigd, aangezien de moeder en de minderjarige zijn verhuisd en er nu sprake is van veelvuldig schoolverzuim van de minderjarige. De kinderrechter concludeert dat het opleggen van een dwangsom noodzakelijk is om de moeder te stimuleren tot nakoming van de schriftelijke aanwijzing.
De kinderrechter legt een dwangsom op van € 250,00, met een maximum van € 5.000,00, voor iedere keer dat de moeder zich niet houdt aan de afspraken met de GI. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct in werking treedt, ongeacht een eventueel hoger beroep.