ECLI:NL:RBZWB:2023:8307

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 november 2023
Publicatiedatum
30 november 2023
Zaaknummer
C/02/414931 / JE RK 23-1819
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van minderjarigen in een complexe gezinscontext

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 november 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van beide minderjarigen voor de duur van twaalf maanden, evenals de uithuisplaatsing van [minderjarige 2] bij de andere ouder met gezag, de vader. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over de minderjarigen wordt uitgeoefend door zowel de vader als de moeder, en dat de kinderen momenteel bij de vader verblijven.

Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat er sprake is van een ernstig bedreigde ontwikkeling van de minderjarigen, veroorzaakt door de conflicten tussen de ouders. De Raad heeft aangegeven dat de ouders onvoldoende in staat zijn om de situatie te verbeteren, ondanks eerdere vrijwillige hulpverlening. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat een gedwongen ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkelingsbedreiging weg te nemen en heeft de ouders aangespoord om actief deel te nemen aan de hulpverlening.

De kinderrechter heeft de verzoeken van de Raad toegewezen en de minderjarigen onder toezicht gesteld van de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland voor de duur van twaalf maanden. Tevens is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 2] verleend, zodat haar verblijf bij de vader geformaliseerd kan worden. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat deze onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ongeacht een eventueel hoger beroep.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/414931 / JE RK 23-1819
datum uitspraak: 3 november 2023

beschikking ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing

in de zaak van

RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,hierna te noemen de Raad,
gevestigd te Middelburg,
betreffende

[minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2007 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige 1]

[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2009 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige 2]
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats 1] ,
advocaat: mr. A.A. Broekman – de Feijter te Terneuzen,

[de vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats 2] ,
advocaat: mr. M.V. de Nooijer te Middelburg.

STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND,

hierna te noemen de gecertificeerde instelling (de GI),
gevestigd te Middelburg.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het volgende stuk:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 13 oktober 2023, ingekomen bij de griffie op 13 oktober 2023.
Op 3 november 2023 heeft de kinderrechter de zaak gelijktijdig met het verzoek betreffende de wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (zaaknummer C/02/375463 / FA RK 20-4133) mondeling met gesloten deuren behandeld. Op voornoemd verzoek wordt afzonderlijk beslist.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. Broekman – de Feijter,
- de vader, bijgestaan door mr. De Nooijer,
- een vertegenwoordigster van de Raad,
- een vertegenwoordigster van de GI.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de vader en de moeder.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven thans bij vader.

Het verzoek

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verzocht voor de duur van twaalf maanden. Tevens wordt de uithuisplaatsing van [minderjarige 2] verzocht voor de duur van 12 maanden bij de andere ouder met gezag, te weten de vader.

Het standpunt van belanghebbenden

Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de Raad het verzoek gehandhaafd. Volgens de Raad is er sprake van een ernstig bedreigde ontwikkeling van de minderjarigen, omdat zij opgroeien in een opvoedingsomgeving waarin sprake is van strijd tussen de ouders waar de kinderen tussen staan en klem zitten, ouders niet (of respectloos) met elkaar communiceren en er sprake is van een negatief belast contact tussen beide kinderen en moeder. Hierdoor kunnen zij niet werken aan een positief en neutraal moederbeeld. De ouders zijn op dit moment onvoldoende bereid en onvoldoende in staat onder eigen verantwoordelijkheid de bedreiging weg te nemen en de hulpverlening te accepteren en er van te profiteren. Het is ouders tot op heden met vrijwillige hulpverlening niet gelukt om de bestaande zorgen weg te nemen. Tevens houden ouders zich onvoldoende aan (gemaakte) afspraken. De verwachting is dat de ouders de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] binnen een voor beide kinderen aanvaardbare termijn zelf weer kunnen dragen. De Raad acht twaalf maanden een passende termijn gezien de bedreigingen voor hun ontwikkeling die zijn gelegen in de strijd tussen ouders en het ontbreken van duidelijkheid en structuur in de omgangsregeling.
De Raad heeft de navolgende doelen geformuleerd:
- [minderjarige 2] en [minderjarige 1] groeien op in een omgeving waarbij zij voldoende rust en ruimte ervaren;
- [minderjarige 2] en [minderjarige 1] kunnen hun emoties en gedachten reguleren en/of hierover spreken met een vertrouwenspersoon;
- Ouders belasten [minderjarige 2] en [minderjarige 1] niet met hun onderlinge spanningen en/of eigen emoties;
- Ouders respecteren elkaar als opvoeder en doen geen negatieve uitlatingen over elkaar (in het algemeen, maar zeker niet in het bijzijn van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] );
- Ouders worden in het dagelijks leven niet belemmerd door ervaringen en emoties vanuit het verleden;
- [minderjarige 2] en [minderjarige 1] hebben een positief, voorspelbaar, veilig en onbelast contact met hun beide ouders;
- Er zijn afspraken gemaakt tussen ouders over hun communicatie in het belang van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] .
Verder is volgens de Raad een uithuisplaatsing van [minderjarige 2] voor een periode van 12 maanden bij de andere ouder met gezag, te weten de vader, noodzakelijk in het belang van [minderjarige 2] , omdat zij voorlopig bij vader zal verblijven en niet bij vader staat ingeschreven.
Door en namens ouders is bij gelegenheid van de mondelinge behandeling aangevoerd dat zij het eens zijn met de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing.
De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard achter de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing te staan en sluit zich op dit punt aan bij de Raad.

De beoordeling

Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (verder: BW) kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Ingevolge artikel 1:265b lid 1 jo. lid 2 BW kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op verzoek van de Raad machtigen de minderjarige
gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
Ondertoezichtstelling;
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling volgt naar het oordeel van de kinderrechter dat de minderjarigen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd gelet op de strijd tussen ouders en het ontbreken van duidelijkheid en structuur in de omgangsregeling. Eerdere hulpverlening vanuit het vrijwillig kader is ontoereikend gebleken om de situatie te doorbreken. Een gedwongen kader in de vorm van een ondertoezichtstelling, waarbij een gezinsmanager de benodigde hulpverlening in kan zetten, sturing kan geven en regie kan voeren, is noodzakelijk om de ontwikkelingsbedreiging van de minderjarigen te doen wegnemen. De kinderrechter verwacht van de GI dat zij de komende periode noodzakelijke alsmede passende hulpverlening zal inzetten, waarbij zij onder meer zal inzetten op de door de Raad in zijn rapport geformuleerde doelen. Ouders zullen beiden zich volledig moeten inzetten voor de noodzakelijke verbeteringen waarbij zelfinzicht nodig zal zijn en hulpverlening om gedragsveranderingen bij de ouders te bewerkstelligen. Beide ouders hebben aangegeven de hulpverlening binnen de ondertoezichtstelling te zullen accepteren. Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter het verzoek van de Raad toewijzen en de minderjarigen onder toezicht stellen voor de (verzochte) duur van 12 maanden.
Uithuisplaatsing;
Ook een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 2] acht de kinderrechter noodzakelijk.
De kinderrechter acht het dan ook in het belang van [minderjarige 2] dat er voorlopig geen verandering komt in haar huidige verblijfplaats bij vader. Aangezien [minderjarige 2] staat ingeschreven bij de moeder moet haar verblijf bij de vader geformaliseerd zijn en blijven met een machtiging tot uithuisplaatsing. Dit in afwachting van een definitieve beslissing over de zorgregeling. De kinderrechter zal het verzoek van de machtiging tot uithuisplaatsing bij de andere ouder met gezag toewijzen voor de verzochte duur van 12 maanden.
Uitvoerbaar bij voorraad;
De kinderrechter zal deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het voor de ontwikkeling van de minderjarigen noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige 2] en [minderjarige 1] onder toezicht van de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland met ingang van 3 november 2023 en tot 3 november 2024;
verleent de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 2] bij de andere ouder met gezag voor de duur van 12 maanden, te weten met ingang van 3 november 2023 en tot 3 november 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 november 2023 door mr. De Beer, kinderrechter in tegenwoordigheid van De Pooter, als griffier en schriftelijk vastgesteld op 28 november 2023.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.