Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 november 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de A59 R te Sprang-Capelle op 2 april 2022. De betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zitting vond plaats op 7 november 2023, waarbij de officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. E.M. Morsink. De betrokkene en zijn gemachtigde waren niet aanwezig. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het beroep te laat was ingediend, aangezien de termijn van zes weken voor het indienen van beroep op 11 augustus 2022 eindigde, terwijl het beroepschrift pas op 22 augustus 2022 was ontvangen. De kantonrechter oordeelde echter dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, waardoor het beroep ontvankelijk werd verklaard.
Vervolgens heeft de kantonrechter de inhoud van het beroep behandeld. De betrokkene stelde dat het voertuig ten tijde van de gedraging was verhuurd, maar heeft deze stelling niet voldoende onderbouwd met bewijs. De kantonrechter concludeerde dat de boete terecht aan de betrokkene als kentekenhouder was opgelegd en dat er geen reden was om de boete te matigen. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard, en de kantonrechter heeft de beslissing openbaar uitgesproken.