ECLI:NL:RBZWB:2023:8331

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
C/02/413889 / JE RK 23-1633
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Zuijdweg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling minderjarigen met focus op gezinsontwikkeling en hulpverlening

In deze zaak heeft de kinderrechter op 16 november 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van vier minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2], [minderjarige 3] en [minderjarige 4]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld op 18 november 2021 en is sindsdien meerdere keren verlengd. De Gecertificeerde Instelling (GI) heeft verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De ouders van de minderjarigen hebben positieve stappen gezet in hun communicatie en omgang, maar de kinderrechter oordeelt dat de situatie nog niet voldoende stabiel is om de ondertoezichtstelling te beëindigen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders steeds beter in staat zijn om afspraken te maken en dat er regelmatig omgang plaatsvindt tussen de vader en de kinderen. Er zijn echter nog doelen te behalen, zoals het vinden van de juiste communicatievorm tussen de ouders en het afronden van een gezinsonderzoek. De kinderrechter heeft de wens van de moeder om de hulpverlening in het vrijwillig kader voort te zetten, erkend, maar is van mening dat een te snelle beëindiging van de ondertoezichtstelling niet in het belang van de minderjarigen zou zijn. Daarom is besloten om de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van zes maanden, met ingang van 18 november 2023 tot 18 mei 2024, en het resterende deel van het verzoek aan te houden tot 12 april 2024.

De kinderrechter heeft de GI verzocht om voor de pro forma datum te rapporteren over de voortgang van de ondertoezichtstelling en de stand van zaken. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat deze onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/413889 / JE RK 23-1633
Datum uitspraak: 16 november 2023
Beschikking verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND,
gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI),
betreffende
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2015 te [plaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2016 te [plaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
[minderjarige 3], geboren op [geboortedag 3] 2018 te [plaats 2] ,
hierna te noemen: [minderjarige 3] ,
[minderjarige 4], geboren op [geboortedag 4] 2019 te [plaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 4] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats 3] ,
advocaat: mr. D.J.A. Burlet, te Oostburg,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats 4] ,
advocaat: mr. C.G. Huijsmans, te Goes.

1.Het verloop van de procedure

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift van 15 september 2023 met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 15 september 2023;
- de stelbrief van mr. C.G. Huijsmans van 6 november 2023;
- de stelbrief van mr. D.J.A. Burlet van 15 november 2023.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 16 november 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- twee vertegenwoordigsters van de GI.

2.De feiten

De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] .
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] wonen bij de moeder.
Bij beschikking van 18 november 2021 zijn [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 18 november 2021 en tot 18 november 2022.
Bij beschikking van 10 november 2022 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] verlengd voor de duur van een jaar, met ingang van 18 november 2022 en tot 18 november 2023.

3.Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

De GI handhaaft het verzoek. Er zijn de afgelopen tijd door beide ouders positieve stappen gezet en daarvoor verdienen zij een compliment. De communicatie tussen de ouders is verbeterd en zij slagen er steeds beter in om afspraken te maken. Ook vindt er nu om het weekend omgang plaats tussen de vader en de kinderen. Er wordt nog wel gezien dat de ouders een andere visie hebben op de omgang. Daarom is er recent een intake geweest voor een gezinsonderzoek bij [organisatie] , zodat de belangen van elk gezinslid afzonderlijk in kaart worden gebracht. Uit dit onderzoek zal ook blijken of en welke hulpverlening er nog per ouder kan worden ingezet. De ouders hebben het IPT-traject inmiddels afgerond. Deze hulpverlening blijft op verzoek van de moeder nog laagdrempelig bij haar betrokken. De moeder heeft ook veel baat bij het PSO-traject. Zij werkt daar actief aan mee en slaagt er goed in om de aangeleerde handvatten in de praktijk te brengen. Bij de vader werd al snel gezien dat de doelen van het PSO-traject niet overeenkwamen met zijn verwachtingen. Sinds de vader weigerde om de afspraken te ondertekenen, hebben er voor hem geen gesprekken meer plaatsgevonden. De speltherapie voor de kinderen is hervat en verloopt nu goed. De komende tijd moet ook worden onderzocht wat de meest wenselijke vorm van communicatie is tussen de ouders. Er zijn aldus nog een aantal doelen waar aan gewerkt moet worden. Deze doelen kunnen naar verwachting binnen een jaar worden behaald. Het gezinsonderzoek wordt normaal gesproken binnen drie maanden afgenomen. De positieve ontwikkelingen zijn nog wel vrij recent en kwetsbaar. De GI kan zich daarom vinden in een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van zes maanden, onder aanhouding van het resterende deel. Tot slot merkt de GI op dat de samenwerking tussen de GI en de moeder enige tijd wat moeizamer is verlopen, maar inmiddels weer wat beter gaat. Het is jammer dat de moeder dit nog niet zo ervaart.
Door en namens de moeder is primair afwijzing van het verzoek bepleit. Er zijn de afgelopen tijd stappen vooruit gezet en het lukt de ouders steeds beter om afspraken met elkaar te maken. Daarnaast werkt de moeder goed mee aan de hulpverlening. Zij wil deze graag voortzetten, het liefst in het vrijwillig kader. Het PSO-traject is heel helpend gebleken voor de moeder. Zij vindt het ook positief dat er een gezinsonderzoek wordt verricht door [organisatie] zodat er een compleet beeld van de belangen van de kinderen, de ouders en hun partners kan worden verkregen. Gelet op de vele hulpverlening die de afgelopen tijd is ingezet, moet het na het gezinsonderzoek wel tot een einde gaan komen. De moeder heeft bovendien soms meer discussie met de GI dan met de vader en dat vindt zij lastig. De moeder wordt steeds nauwlettend door de GI gecontroleerd, terwijl de GI er niets aan doet als de vader zich niet aan de afspraken houdt of de hulpverlening stopzet. De moeder ziet dan ook geen toegevoegde waarde (meer) in de ondertoezichtstelling. Zij vindt het daarnaast jammer dat de ouders nu niet dezelfde hulpverlening ontvangen, waardoor er niet één systeem kan ontstaan. Subsidiair verzoekt de advocaat namens de moeder om de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van zes maanden, zodat deze de komende tijd zorgvuldig kan worden afgerond.
Door en namens de vader wordt ingestemd met het verzoek. Het is van belang dat er voorlopig nog regie wordt gevoerd, zodat de positieve ontwikkelingen kunnen worden bestendigd en de doelen van de ondertoezichtstelling kunnen worden behaald. Het gaat de afgelopen tijd aanzienlijk beter, op alle facetten. De communicatie verloopt nu een stuk prettiger en de omgang gaat goed. De vader gaat er ook op letten dat hij op de juiste wijze met de moeder communiceert, namelijk via de mail. Verder merkt de vader op dat het niet zijn keuze was om te stoppen met het PSO-traject. Hij had enkele vragen gesteld en daarna kwam direct de conclusie dat het traject niet passend was voor hem, waarna het is stopgezet. De vader is ook van mening dat het goed is als er één systeem ontstaat aan hulpverlening. Hij wil zich de komende tijd in ieder geval vol blijven inzetten om de situatie verder te verbeteren. Voor wat betreft de duur van de verlenging sluit de vader zich aan bij hetgeen de GI wenselijk acht.
De beoordeling
Wettelijk kader
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een GI wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Beoordeling
Op basis van de stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] verlengen voor de duur van zes maanden (artikel 1:260, eerste lid, BW), met ingang van 18 november 2023 en tot 18 mei 2024, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek. Daartoe overweegt de kinderrechter als volgt.
De kinderrechter stelt allereerst vast dat er het afgelopen jaar door beide ouders mooie stappen zijn gezet. De ouders slagen er steeds beter in om met elkaar te communiceren en samen afspraken te maken. Ook vindt er nu op frequente basis omgang plaats tussen de vader en de kinderen. Dit zijn zeer positieve ontwikkelingen. Deze zijn nog wel erg pril en moeten de komende tijd daarom verder worden bestendigd en worden voortgezet. Daarbij komt dat de doelen van de ondertoezichtstelling nog niet zijn behaald. Zo moet er nog gewerkt worden aan het vinden van de juiste communicatievorm voor de ouders. Daarnaast wordt er nog een gezinsonderzoek verricht, zodat er een duidelijk beeld kan ontstaan van de belangen van elk van de kinderen, de ouders en hun partners afzonderlijk. De kinderrechter begrijpt dat de intake voor dit onderzoek inmiddels heeft plaatsgevonden en dat het onderzoek naar verwachting binnen drie maanden kan worden afgenomen. Uit dit onderzoek zal ook blijken of en welke hulpverlening er nog extra kan worden ingezet. De kinderrechter heeft de wens van de moeder om de hulpverlening in het vrijwillig kader voort te zetten goed begrepen. De kinderrechter vindt het zeer positief dat de moeder het belang van de hulpverlening inziet en zich daar goed en proactief voor inzet. De vader heeft aangegeven dat hij ook openstaat voor de hulpverlening, maar zich enkel niet kon conformeren aan de voorwaarden van het PSO-traject. Ook hij zet zich in om de doelen van de ondertoezichtstelling te behalen. Hoewel er duidelijk een positieve lijn is ingezet door beide ouders, vindt de kinderrechter de situatie op dit moment nog onvoldoende stabiel om de ondertoezichtstelling nu al te beëindigen. De kinderrechter vreest namelijk dat een te snelle overdracht van de hulpverlening naar het vrijwillig kader tot een stagnatie van de recente positieve ontwikkelingen zal leiden. Dit acht de kinderrechter niet in het belang van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] . De kinderrechter is daarom van oordeel dat er eerst op een goede en zorgvuldige manier moet worden toegewerkt naar een afronding van de ondertoezichtstelling, waarbij het gezinsonderzoek op korte termijn wordt verricht.
De komende tijd moet dan ook worden bekeken of de ouders erin slagen om de ingezette positieve lijn vast te houden en verder uit te breiden. Ook moeten er bestendige afspraken worden gemaakt voor de toekomst, zodat er een duidelijk kader gaat ontstaan voor de wijze waarop het ouderschap verder zal worden vormgegeven.
Nu de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] zal worden verlengd voor de duur van zes maanden en het resterende deel van het verzoek zal worden aangehouden, verzoekt de kinderrechter de GI om twee weken voor de pro forma datum te rapporteren over het verloop van de ondertoezichtstelling, over de stand van zaken en te berichten of het resterende deel van het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd.
Uitvoerbaar bij voorraad
De kinderrechter zal deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het voor de ontwikkeling van de minderjarigen noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] voor de duur van zes maanden, met ingang van 18 november 2023 en tot 18 mei 2024;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de beslissing ten aanzien van het resterende deel van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling aan tot 12 april 2024 PRO FORMA en verzoekt de GI om voor deze datum te rapporteren over het verloop van de ondertoezichtstelling, de stand van zaken en te berichten of het resterende deel van het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 november 2023 door mr. Zuijdweg, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. De Haas als griffier, en op schrift gesteld op 30 november 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.