ECLI:NL:RBZWB:2023:8343

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 november 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
C/02/416524 / JE RK 23-2115
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Mr. Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Spoedbeschikking inzake wijziging van de zorg- en opvoedingstaken van minderjarigen in het kader van ondertoezichtstelling

In deze spoedbeschikking heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 november 2023 uitspraak gedaan in een zaak betreffende de zorg- en opvoedingstaken van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter heeft de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gewijzigd op verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) op basis van artikel 1:265g lid 1 BW. De ouders van de minderjarigen zijn betrokken bij deze procedure, waarbij de moeder en de vader van de kinderen hun standpunten hebben gepresenteerd. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de veiligheid van [minderjarige 1], die blauwe plekken heeft vertoond en heeft aangegeven dat zij niet meer naar de moeder wil. De moeder heeft aangegeven dat zij het niet eens is met de tijdelijke aanpassing van de zorg- en contactregeling.

De kinderrechter heeft besloten dat er gedurende 1,5 week geen contact zal zijn tussen de moeder en de minderjarigen, gevolgd door begeleide omgang vanaf week 50. De GI krijgt de bevoegdheid om de zorg- en contactregeling verder vorm te geven. De kinderrechter heeft de beslissing genomen in het belang van de minderjarigen, waarbij de veiligheid voorop staat. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat verdere beslissingen pas zullen worden genomen na een mondelinge behandeling, waarbij de minderjarige [minderjarige 1] de gelegenheid krijgt om haar mening te geven. De zaak is aangehouden tot 12 december 2023 voor de mondelinge behandeling.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/416524 / JE RK 23-2115
Datum uitspraak: 30 november 2023

spoedbeschikking vaststellen zorg- of omgangsregeling

in de zaak van

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd te Tilburg,
betreffende

[minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2013 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige 1] .

[minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2018 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen de moeder,
wonende te [plaats] ,

[de vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek van de GI van 30 november 2023 met bijlagen, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
[minderjarige 1] heeft haar hoofdverblijf bij de vader. [minderjarige 2] heeft haar hoofdverblijf bij de moeder.
Bij beschikking van 26 oktober 2023 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd tot 1 juni 2024.
Bij beschikking van 26 oktober 2023 heeft de rechtbank de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gewijzigd in die zin dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] :
- in de even weken van maandagochtend tot en met donderdagochtend bij de moeder en van donderdagmiddag tot en met maandagochtend bij de vader verblijven;
- in de oneven weken van maandagmiddag tot en met woensdagochtend bij de moeder en van woensdagmiddag tot en met vrijdag ochtend bij de vader en van vrijdagmiddag tot en met maandagochtend bij de moeder verblijven.

Het verzoek

De kinderrechter begrijpt uit de inhoud van het verzoekschrift dat de GI heeft verzocht:
1. op grond van artikel 1:265g lid 1 BW de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te wijzigen als volgt:
- er vindt gedurende 1,5 week geen contact plaats tussen de moeder en de minderjarigen;
- er vindt vanaf week 50 minimaal 1 keer per week gedurende 1,5 uur begeleide omgang plaats tussen de moeder en de minderjarigen. Daarnaast vindt vanaf week 51 een keer per week een belmoment plaats;
- de GI krijgt de bevoegdheid om verdere invulling van de zorg- en contactregeling tussen de moeder en de minderjarigen – onder haar regie – nader vorm te geven en zo nodig uit te bereiden indien dit passend is in het belang van de minderjarigen;
2. een beslissing te nemen ten aanzien van het verzoek zonder voorafgaand horen van belanghebbenden, analoog aan artikel 800 lid 3 en 809 lid 3 Rv;
3. de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:265g BW kan de GI de kinderrechter verzoeken voor de duur van de ondertoezichtstelling een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
Op grond van de overgelegde stukken is de kinderrechter van oordeel dat de zorgen ten aanzien over de veiligheid van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dermate groot zijn dat de moeder op dit moment niet in staat is op een veilige en verantwoorde manier invulling te geven aan het contact met hen.
De kinderrechter neemt daarbij in aanmerking dat er bij [minderjarige 1] blauwe plekken op haar lichaam zijn aangetroffen. De blauwe plekken zijn forensisch onderzocht. [minderjarige 1] heeft met een vertrouwenspersoon gesproken en verteld over een incident met de moeder. Zij zou door de moeder zijn geduwd, waardoor zij tegen een muur aan viel. Volgens [minderjarige 1] is de moeder vaker boos en zou haar tegen haar billen trappen. [minderjarige 1] heeft aangegeven niet meer naar de moeder te willen. De moeder heeft bij de GI aangegeven dat [minderjarige 1] vaker buitensporig gedrag laat zien en zij haar soms fysiek moet begrenzen.
De moeder gaat niet akkoord met de tijdelijke aanpassing van de verdeling van de zorg- en contactregeling en het volledig wonen van de minderjarigen bij de vader. Zij wil komend weekend sinterklaas vieren met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
Hoewel een verzoek uit hoofde van 1:265g BW niet wordt genoemd in artikel 800 Rv, ziet de kinderrechter op grond van artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) aanleiding om de beschikking aanstonds te geven, omdat de behandeling niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Artikel 3 IVRK bevat een algemene richtlijn voor de uitleg en tenuitvoerlegging van het verdrag die van verstrekkende betekenis is. Het geeft aan dat bij alle maatregelen betreffende kinderen de belangen van het kind een eerste overweging dienen te vormen.
De vraag die door de kinderrechter moet worden beantwoord, is of de door de GI gevraagde maatregel in relatie tot het belang van het kind maakt dat het gezagsrecht van de moeder in dit geval dient te wijken voor de door de GI noodzakelijk geachte wijziging van de zorg- en opvoedingstaken.
De kinderrechter is vooralsnog van oordeel dat gelet op de door de GI aangedragen zorgen de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met onmiddellijke ingang moet worden gewijzigd om hun veiligheid te kunnen waarborgen. Uit de overgelegde stukken is gebleken dat [minderjarige 1] blauwe plekken op haar lichaam heeft en er een incident bij de moeder heeft plaatsgevonden, hetgeen de moeder niet betwist. Tevens verschijnt de moeder op het schoolplein, wat voor veel onrust zorgt. De veiligheid van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] kan bij de moeder op dit moment onvoldoende worden gewaarborgd. De kinderrechter zal de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken zoals vastgesteld bij beschikking van 26 oktober 2023 wijzigen in die zin dat:
- er met ingang van vandaag gedurende 1,5 week geen contact plaatsvindt tussen de moeder en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ;
- er vanaf week 50 minimaal 1 keer per week gedurende 1,5 uur begeleide omgang plaatsvindt tussen de moeder en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en er daarnaast vanaf week 51 een keer per week een belmoment plaatsvindt tussen de moeder en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
De kinderrechter zal het restende deel van het verzoek aanhouden.
De GI en de ouders worden in de gelegenheid gesteld hun mening te geven op de hierna genoemde mondelinge behandeling. Gelet op haar leeftijd zal [minderjarige 1] de gelegenheid krijgen haar mening te geven tijdens een afzonderlijk kindgesprek. De kinderrechter geeft [minderjarige 1] mee dat zij haar mening over het verzoek ook schriftelijk aan de kinderrechter kenbaar kan maken.
Verdere beslissingen op het verzoek zal de kinderrechter pas nemen nadat de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden.

De beslissing

De kinderrechter:
wijzigt
voorlopigde in de bij beschikking van 26 oktober 2023 opgenomen verdeling van de zorg- en opvoedingstaken in die zin dat:
- er met ingang van vandaag gedurende 1,5 week geen contact plaatsvindt tussen de moeder en de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ;
- er vanaf week 50 minimaal 1 keer per week gedurende 1,5 uur begeleide omgang plaatsvindt tussen de moeder en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en er daarnaast vanaf week 51 een keer per week een belmoment plaatsvindt tussen de moeder en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ;
houdt de behandeling van het resterende deel van het verzoek aan tot de mondelinge behandeling van
12 december 2023 om 9.00 uurbij de kinderrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, in het gerechtsgebouw aan de Stationslaan 10 te Breda;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping voor die mondelinge behandeling voor de GI en de ouders;
gelast de griffier [minderjarige 1] op te roepen voor een afzonderlijk kindgesprek;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. Phillips, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Vos als griffier en in het openbaar uitgesproken op 30 november 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
’s-Hertogenbosch.