ECLI:NL:RBZWB:2023:8349

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 december 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
C/02/388509 / FA RK 21-3724
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Hamburger
  • mr. Van Term
  • mr. Skrotzki
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling hoofdverblijfplaats van minderjarigen en wijziging contactregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 december 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de hoofdverblijfplaats van twee minderjarigen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De man, wonende te [plaats 1], heeft verzocht om de hoofdverblijfplaats van beide minderjarigen bij hem vast te stellen, evenals een wijziging van de contactregeling met de vrouw, die woont te [plaats 2]. De rechtbank heeft de wensen van de minderjarigen, die beiden hebben aangegeven bij hun vader te willen wonen, gevolgd. De rechtbank heeft vastgesteld dat [de minderjarige 1] sinds mei 2023 bij de man woont en dat [de minderjarige 2] ook de wens heeft om bij de man te gaan wonen. De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming geraadpleegd, die adviseerde om de wens van [de minderjarige 2] te respecteren. De rechtbank heeft besloten dat het hoofdverblijf van beide minderjarigen bij de man zal zijn en heeft de man vervangende toestemming verleend om [de minderjarige 2] in te schrijven op een school in [plaats 1]. Tevens is er een contactregeling vastgesteld waarbij de minderjarigen om de week van vrijdagavond tot zondagmiddag bij de vrouw verblijven. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/388509 / FA RK 21-3724
Datum uitspraak: 1 december 2023
Nadere beschikking betreffende een geschil ex artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek
in de zaak van
[de man],
hierna te noemen: de man,
wonende te [plaats 1] ,
advocaat: mr. F. Pool te Rotterdam, (voorheen: mrs. J.T.M. Sengers en J. Bos),
tegen
[de vrouw],
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [plaats 2] ,
advocaat: mr. M.J.E.M. Edelmann te Breda.
Betreffende de minderjarigen:
- [de minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2006,
- [de minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2009.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over de verzoeken te adviseren.

1.Het (verdere) procesverloop

1.1
Het verdere procesverloop bestaat uit de volgende stukken:
- de in deze zaak gegeven beschikking van 21 december 2021 en alle daarin genoemde stukken;
- de e-mailberichten van Verdeelloket regio West-Brabant-West van 12 mei 2022,
23 september 2022 en 22 februari 2023 betreffende uitstelverzoeken voor indiening van de UHA-rapportage;
- het F9-formulier met bijlage van 6 juni 2023 van mr. Pool;
- het F9-formulier van 3 juli 2023 van mr. Edelmann;
- het antwoordformulier van de [de minderjarige 1] , ingekomen bij de griffie op
13 september 2023;
- het antwoordformulier van [de minderjarige 2] , ingekomen bij de griffie op 14 september 2023;
- het e-mailbericht van het Centrum voor Jeugd en Gezin van 23 november 2023, betreffende een verslaglegging van het UHA-traject.
1.2
De behandeling van de verzoeken is voortgezet bij de mondelinge behandeling met gesloten deuren van de meervoudige kamer van de rechtbank van 24 november 2023. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaten. Tevens was aanwezig een medewerkster namens de Raad.
1.3
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] zijn in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken tijdens een zogenoemd kindgesprek. Hiervan hebben zij op 21 november 2023 gebruik gemaakt. Zij hebben ieder apart met de voorzitter, tevens kinderrechter, gesproken.

2.De feiten

2.1
Bij voornoemde beschikking van 21 december 2021 zijn partijen en de minderjarigen in het kader van (jeugd)hulpverlening verwezen naar het Uniform Hulpaanbod (hierna: het UHA). De rechtbank heeft de verzoeken van de man aangehouden in afwachting een eindrapportage van het UHA en schriftelijk bericht van de advocaten van partijen over de afloop en het verloop van de hulpverlening/begeleiding vanuit mevrouw [naam] .
2.2
De rechtbank heeft kennisgenomen van het F9-formulier van 6 juni 2023 van de man. Daarin geeft hij aan geen verslag van het Centrum voor Jeugd en Gezin (hierna: CJG) te hebben ontvangen. Daarnaast bericht de man dat de feitelijke situatie is gewijzigd en [de minderjarige 1] per 25 mei 2023 bij hem en zijn partner woont en aldaar ook is ingeschreven. Volgens de man zou de vrouw zich niet verzetten tegen een verhuizing van [de minderjarige 2] naar de man.
2.3
In reactie hierop bericht de vrouw de rechtbank bij F9-formulier van 3 juli 2023 dat ook zij vanuit het CJG niets heeft vernomen. Er zijn geen verslagen gemaakt. De vrouw erkent dat [de minderjarige 1] bij de man woont. Dat de vrouw zich niet zou verzetten tegen een verhuizing van [de minderjarige 2] naar de man is onjuist.
2.4
Tijdens de mondelinge behandeling van 24 november 2023 bleken partijen voornoemde brief van het CJG van 23 november 2023 reeds ontvangen te hebben. Deze brief heeft mr. Edelmann tijdens de mondelinge behandeling voorgelezen, zodat de Raad en de rechtbank van de inhoud kennis konden nemen. De rechtbank heeft eerst na de mondelinge behandeling de brief alsnog ontvangen.
2.5
Tussen partijen staat vast dat [de minderjarige 1] bij de man woont. Zij is op zijn adres ingeschreven en gaat in de woonplaats van de man naar school.

3.De (resterende) verzoeken

3.1
De man verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] bij de man vast te stellen;
  • een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast te stellen in die zin dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] eens per twee weken van vrijdagavond tot en met zondagmiddag bij de vrouw verblijven;
  • de man vervangende toestemming te verlenen om [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] in te schrijven op een school in [plaats 1] .
Tijdens de mondelinge behandeling is namens de man aangegeven dat, nu de inschrijving van [de minderjarige 1] op een school al is geregeld, hierover niet meer hoeft te worden beslissen.
3.2
De vrouw voert verweer tegen de verzoeken van de man met betrekking tot [de minderjarige 2] en verzoekt deze af te wijzen. Met de verzoeken, die betrekking hebben op [de minderjarige 1] , kan de vrouw akkoord gaan, nu dit past bij de feitelijke situatie.
3.3
Op de standpunten van partijen en het advies van de Raad wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van de verzoeken, hierna ingegaan.

4.De (nadere) standpunten

4.1
[de minderjarige 1] heeft de kinderrechter – samengevat – verteld dat zij inmiddels bij haar vader woont en daar ook naar school gaat. Het contact met haar moeder, om de week in een weekend, wenst zij te proberen. Daarnaast maakt [de minderjarige 1] zich zorgen over hoe haar moeder omgaat met haar zusje [de minderjarige 2] . [de minderjarige 1] vreest dat [de minderjarige 2] veel taken in het huishouden op zich moet nemen, zoals [de minderjarige 1] zelf eerder moest.
4.2
[de minderjarige 2] heeft de kinderrechter – samengevat – verteld dat zij het liefst bij haar vader wil gaan wonen en daar ook naar school wil gaan. Het maakt haar daarbij niet uit dat zij die overstap midden in het schooljaar moet maken. Zij wil het liefst zo snel mogelijk deze overstap maken. De contactregeling, zoals deze nu met de vader bestaat, kan [de minderjarige 2] met de moeder hebben, in het geval zij bij de vader gaat wonen.
4.3
Door en namens de man is, samengevat, het volgende aangevoerd. Ten aanzien van [de minderjarige 1] geldt dat zij sinds 25 mei 2023 bij de man woont. Tussen [de minderjarige 1] en de vrouw is er sporadisch contact. [de minderjarige 1] heeft last van alles wat is gebeurd en heeft hulpverlening gezocht. Na een intakegesprek bij hulpverlening is geconcludeerd dat zij PMT en EMDR-therapie nodig heeft. Beide minderjarigen zijn altijd consistent geweest in hun wens om bij de man te gaan wonen. In 2021 hebben zij deze wens al uitgesproken. Er zijn nu twee jaar verstreken en de wens van de minderjarigen is onveranderd. In de visie van de man dient nu ook de wens van [de minderjarige 2] te worden gerespecteerd en haar hoofdverblijfplaats bij de man te worden vastgesteld met daarbij een contactregeling met de vrouw. De minderjarigen willen als zussen samen opgroeien bij de man en daar moet oog voor zijn. De man acht het in het belang van [de minderjarige 2] dat zij, gelet op haar consistente wens, ook bij de man komt wonen. Indien aan die wens geen gehoor wordt gegeven, bestaat het risico dat zij weerstand gaat vertonen tegen de vrouw. Dat moet worden voorkomen. Bovendien zijn er geen praktische bezwaren. De school heeft gezegd dat [de minderjarige 2] op ieder moment kan instromen. Ten aanzien van het contact tussen [de minderjarige 1] en de vrouw betwist de man dat hij [de minderjarige 1] niet zou stimuleren. Nu de inschrijving van [de minderjarige 1] op een school al is geregeld, hoeft hierover niet te worden beslissen.
4.4
Door en namens de vrouw is, samengevat, het volgende aangevoerd. De vrouw acht het schandalig dat er, tot de avond voor de mondelinge behandeling, geen UHA-rapportage is gekomen. Partijen en de rechtbank hebben hier wel om gevraagd. In het UHA-traject hebben partijen constructief met elkaar gesproken. Zij hebben actief aan hun communicatie gewerkt. Ook [de minderjarige 2] heeft met een jeugdprofessional gesproken. Zij uitte daarbij wisselende wensen. [de minderjarige 2] is loyaal aan haar beide ouders. Dat [de minderjarige 1] nu bij de man woont is een gegeven. [de minderjarige 2] ziet dit en wil hetzelfde. Dit had de vrouw aan zien komen. Bij de man thuis hebben de minderjarigen een grote mate van vrijheid, terwijl er bij de vrouw thuis regels gelden. Ieder heeft daar een taakje. Dat de minderjarigen veel in het huishouden moesten en moeten doen wordt door de vrouw betwist. Tussen de vrouw en [de minderjarige 1] is er sporadisch contact. Hoewel de afspraak is dat [de minderjarige 1] om het weekend naar de vrouw gaat, wordt dit niet gedaan. De man stimuleert [de minderjarige 1] hierin niet. Daarom dient er tussen de vrouw en [de minderjarige 1] een contactregeling te worden vastgesteld van één weekend per veertien dagen van vrijdag tot en met zondag. Daarnaast wenst de vrouw beter door de man te worden geïnformeerd. Dat [de minderjarige 1] hulpverlening heeft gezocht was de vrouw niet bekend. De vrouw hoort de wens van [de minderjarige 2] en zij wil die wens, op termijn, respecteren. De vrouw vindt het belangrijk dat [de minderjarige 2] haar hoofdverblijf behoudt bij de vrouw en zij daar haar middelbare school afmaakt. De vrouw stelt voor dat het contact tussen [de minderjarige 2] en de man wordt uitgebreid. Naast de weekendregeling, zoals deze nu geldt, kan [de minderjarige 2] ook iedere zondag naar de man gaan.
4.5
De Raad adviseert de rechtbank, samengevat, als volgt. Ten aanzien van het contact tussen [de minderjarige 1] en de vrouw adviseert de Raad om een contactregeling vast te leggen. Ook al is zij 17 jaar, het bepalen van het contact moet niet aan haar overgelaten worden. Ten aanzien van het hoofdverblijf van [de minderjarige 2] geldt dat zij een duidelijke wens heeft. Het risico bestaat dat, wanneer die wens niet wordt gehonoreerd, er vanuit [de minderjarige 2] meer verzet richting de vrouw gaat komen. Hoewel de situatie niet optimaal is en [de minderjarige 2] naar een andere school zou moeten overstappen, adviseert de Raad de rechtbank om de wens van [de minderjarige 2] te volgen.

5.De (nadere) beoordeling

5.1
Op het onderhavige geschil zijn de artikelen 1:253a juncto 1:377e van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) van toepassing. Ingevolge artikel 1:253a lid 1 BW kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt alsdan een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
Het tweede lid bepaalt dat de rechtbank eveneens op verzoek van de ouders of een van hen een regeling kan vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan onder andere omvatten:
- een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede met overeenkomstige toepassing van artikel 377a, derde lid, een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben;
- de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft.
5.2
Ingevolge artikel 1:377e BW kan de rechtbank op verzoek van de ouders of een van hen een beslissing inzake een zorgregeling wijzigen indien de omstandigheden nadien zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
5.3
Alvorens te beslissen dient de rechter, op grond van artikel 1:253a lid 5 BW, een vergelijk tussen beide ouders te beproeven. De rechtbank heeft zich ervan vergewist dat partijen eerder in deze procedure zijn doorverwezen naar een zorgtraject in het kader van het UHA. In dit traject hebben partijen gewerkt aan hun communicatie. Het is partijen daar niet gelukt om tot overeenstemming te komen over de wijziging van de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige 2] en de kwestie rondom het contact tussen de minderjarigen en de vrouw. Dit betekent dat de rechtbank over die kwesties zal beslissen.
5.4
De rechtbank stelt vast dat in het door partijen op 11 mei 2014 ondertekende ouderschapsplan niet is vastgelegd waar het hoofdverblijf van de minderjarigen is. Er is wel een zorg- en contactregeling vastgesteld. De rechtbank gaat dan ook uit van een verzoek tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats en een wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken.
Vaststelling hoofdverblijfplaats en vervangende toestemming inschrijving school
5.4
Het is de rechtbank gebleken dat [de minderjarige 1] inmiddels bij de man woont en op zijn adres is ingeschreven. Partijen hebben dit in onderling overleg geregeld. Nu partijen kennelijk overeenstemming hebben bereikt over de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige 1] zal de rechtbank dienovereenkomstig beslissen. Nu [de minderjarige 1] bij de man naar school gaat en partijen de inschrijving in onderling overleg hebben geregeld, hoeft de rechtbank de man hiervoor geen vervangende toestemming meer te verlenen. De rechtbank zal daarom dit verzoek afwijzen.
5.5
Ten aanzien van [de minderjarige 2] oordeelt de rechtbank als volgt. De rechtbank volgt de Raad in het advies om het hoofdverblijf van [de minderjarige 2] bij de man te bepalen. De rechtbank heeft kennis genomen van de wens van [de minderjarige 2] en acht deze consistent en voldoende doordacht. [de minderjarige 2] is sinds langere tijd overtuigend in haar wens. Zij heeft nagedacht over de consequenties, zoals het tussentijds overstappen naar een andere school, en accepteert deze. Evenals de Raad acht de rechtbank het in het belang van [de minderjarige 2] dat er naar haar wens wordt geluisterd. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat wanneer het hoofdverblijf van [de minderjarige 2] niet bij de man wordt vastgesteld er een risico bestaat dat [de minderjarige 2] weerstand tegen de vrouw zal krijgen en zich zal verzetten tegen de situatie, hetgeen voorkomen moet worden.
5.6
Nu de rechtbank het hoofdverblijf van [de minderjarige 2] bij de man zal bepalen, zal de rechtbank de man ook vervangende toestemming verlenen om [de minderjarige 2] in te schrijven op een school in [plaats 1] . Gelet op de afstand tussen de woonplaatsen van partijen is de overstap van [de minderjarige 2] naar een andere school noodzakelijk. De vrouw heeft tegen de inschrijving op de andere school ook geen verweer gevoerd.
5.7
De rechtbank geeft partijen mee dat, hoewel [de minderjarige 2] heeft aangegeven dat zij zo snel mogelijk naar de andere school wil overstappen, het aan partijen én de betrokken scholen is om te bepalen op welk moment [de minderjarige 2] daadwerkelijk de overstap kan maken. De rechtbank kan zich voorstellen dat de overstap plaatsvindt na een vakantie, bijvoorbeeld direct aansluitend aan de kerst- of voorjaarsvakantie. De rechtbank gaat ervan uit dat partijen er samen voor zorgen dat de overgang naar de andere school op een voor [de minderjarige 2] zo goed mogelijke wijze verloopt.
Wijziging verdeling zorg- en opvoedingstaken
5.8
In het door partijen op 11 mei 2014 ondertekende ouderschapsplan hebben zij afspraken gemaakt over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. De rechtbank stelt vast dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden. [de minderjarige 1] woont sinds mei 2023 bij de man. Bovendien hebben beide minderjarigen en de man de wens dat [de minderjarige 2] ook bij de man komt wonen. Dit brengt een wijziging van omstandigheden met zich mee. De man is derhalve ontvankelijk in zijn verzoek.
5.9
Uit de overgelegde stukken en de mondeling behandeling is gebleken dat er op dit moment geen structureel contact bestaat tussen de vrouw en [de minderjarige 1] . Zij zien of spreken elkaar slechts sporadisch, bijvoorbeeld wanneer de vrouw [de minderjarige 2] bij de man komt brengen. De vrouw wenst het contact met [de minderjarige 1] te behouden en acht het daarvoor van belang dat er een contactregeling tussen hen wordt vastgelegd. De vrouw vreest dat zij haar betrokkenheid bij [de minderjarige 1] verliest. Evenals de Raad ziet de rechtbank ook het belang van een contactregeling tussen de vrouw en [de minderjarige 1] . Hoewel [de minderjarige 1] 17 jaar is, kan niet van haar worden verwacht dat het bepalen van het contact met haar moeder aan haar alleen wordt overgelaten. Een door de rechtbank in de beschikking opgenomen contactregeling draagt hieraan bij. Het is bovendien aan de beide ouders om het contact met de andere ouder te blijven stimuleren. De vrouw verzet zich overigens niet tegen de door de man verzochte regeling. De rechtbank geeft partijen mee dat, gelet op de leeftijd van [de minderjarige 1] en de door haar gezochte hulpverlening, enige flexibiliteit van hen wordt gevraagd. Door [de minderjarige 1] vanuit een vastomlijnde contactregeling ruimte te geven voor het contact met de vrouw, bestaat er voor haar ruimte om vanuit een toestand van ontspanning contact te hebben met de vrouw, ook buiten deze weekendregeling om. Flexibiliteit brengt echter niet met zich mee dat het belang, dat [de minderjarige 1] op frequente basis contact heeft met de vrouw, helemaal uit het oog wordt verloren.
5.1
Ten aanzien van [de minderjarige 2] heeft te gelden dat zij zich achter het verzoek van de man kan scharen. Niet gebleken is dat de vrouw zich verzet tegen de door de man verzochte regeling in het geval dat [de minderjarige 2] haar hoofdverblijf bij de man heeft.
5.11
Het voorgaande betekent dat de rechtbank de door de man verzochte verdeling van zorg- en opvoedingstaken zal toewijzen. De rechtbank heeft zich ervan vergewist dat de man geen verzoek heeft gedaan ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gedurende de vakanties en feestdagen. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat het ouderschapsplan hierin leidend is, dan wel dat partijen hierover nadere afspraken zullen maken.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.12
De rechtbank zal de beslissing, gelet op de aard daarvan en gelet op de wens van [de minderjarige 2] om zo spoedig mogelijk van school te wisselen, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de man. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.
Hulpverlening
5.13
De rechtbank onderschrijft het door de vrouw gestelde belang dat er hulpverlening wordt ingezet om te werken aan het onderlinge contact tussen de vrouw en de minderjarigen en de tussen hen bestaande misvattingen worden aangepakt. Gebleken is dat de minderjarigen de thuissituatie bij de vrouw anders hebben beleefd en beleven dan de vrouw en dat moet uit de lucht tussen partijen. De rechtbank geeft partijen mee dat hulpverlening moet worden ingezet om de dynamiek tussen de vrouw en de minderjarigen te verbeteren. De rechtbank verwacht dat beide partijen zich hiervoor zullen inzetten. Het ligt op de weg van de man om met [de minderjarige 1] bespreekbaar te maken in hoeverre de vrouw van haar hulpverleningstraject op de hoogte kan worden gebracht.
Brief aan [de minderjarige 1]
5.14
De kinderrechter heeft met [de minderjarige 1] afgesproken dat zij zelf een brief krijgt waarin de beslissing over haar staat. Omdat de rechtbank het ook belangrijk vindt dat beide ouders weten hoe [de minderjarige 1] wordt geïnformeerd, zal de inhoud van de brief aan [de minderjarige 1] in deze beschikking worden opgenomen. De brief aan [de minderjarige 1] zal worden gestuurd naar het adres van de man, nu zij daar haar haar hoofdverblijfplaats heeft. [de minderjarige 2] wenst de beslissing van de rechtbank van haar ouders zelf te horen. Aan haar zal dan ook geen brief worden gestuurd.
“Beste [de minderjarige 1] ,
Op 21 november 2023 ben jij op de rechtbank geweest om met de kinderrechter te praten. In dit gesprek is besproken hoe het met jou gaat en wat jouw mening is over de situatie met je ouders. Jij hebt de kinderrechter verteld dat je inmiddels bij je vader woont en daar ook naar school gaat. Het contact tussen jou en jouw moeder verloopt stroef. Jullie hebben geen vaste contactregeling. Jij hebt verteld dit wel te willen proberen. Ook heb jij gezegd dat jij je zorgen maakt over [de minderjarige 2] . Jij vindt het voor [de minderjarige 2] beter als zij bij jou en jouw vader komt wonen.
Op 24 november 2023 heeft de rechtbank gesproken met jouw ouders. Daarbij was ook een medewerkster van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig. De rechtbank heeft goed naar jou, jouw ouders en de Raad voor de Kinderbescherming geluisterd. De rechtbank heeft beslist op de verzoeken over jou en [de minderjarige 2] . Wat de rechtbank over jou heeft besloten, lees jij in deze brief.
De rechtbank en de Raad voor de Kinderbescherming vinden het belangrijk dat jij contact hebt met jouw moeder. Daarom heeft de rechtbank een contactregeling vastgesteld. Die regeling houdt in dat jij één keer per twee weken van vrijdagavond tot en met zondagmiddag bij jouw moeder bent. De rechtbank hoopt dat jij met deze regeling en met de hulpverlening, die jij hebt gezocht, weer de ruimte krijgt om regelmatig contact te hebben met jouw moeder.
Jouw vader heeft de rechtbank verteld dat jij hulp hebt gezocht om dingen, die in het verleden zijn gebeurd, een plekje te geven. De rechtbank denkt dat het belangrijk is dat jij daarmee doorgaat. Ook heeft de rechtbank aan jouw ouders meegegeven dat het belangrijk is om hulpverlening in te schakelen om de band tussen jou en jouw moeder te verbeteren. Hoe de hulpverlening er precies uit komt te zien weet de rechtbank niet. Het is aan jouw ouders om dit samen te regelen.
De rechtbank hoopt dat er met deze beslissing rust komt voor jou en [de minderjarige 2] . De rechtbank wenst jullie alle succes voor de toekomst.”
Proceskosten
5.15
Nu partijen een affectieve relatie met elkaar hebben gehad en het geschil betrekking heeft op hun kinderen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd.
5.16
Een en ander betekent dat de rechtbank de volgende beslissing neemt.

6.De beslissing

De rechtbank:
bepaalt dat het hoofdverblijf van de minderjarigen:
- [de minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2006,
- [de minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2009,
voortaan bij de man zal zijn;
wijzigt het door partijen op 11 mei 2014 ondertekende ouderschapsplan voor zover het de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en het hoofdverblijf betreft, in die zin dat:
de vrouw en voornoemde minderjarigen in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar eens per twee weken van vrijdagavond tot en met zondagmiddag;
verleent aan de man – ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de vrouw – toestemming om de [de minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op
[geboortedag 2] 2009 in te schrijven op een school in [plaats 1] ;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. Hamburger, voorzitter, mr. Van Term en mr. Skrotzki, allen kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2023, in tegenwoordigheid van mr. Vos als griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.