In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 december 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de hoofdverblijfplaats van twee minderjarigen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De man, wonende te [plaats 1], heeft verzocht om de hoofdverblijfplaats van beide minderjarigen bij hem vast te stellen, evenals een wijziging van de contactregeling met de vrouw, die woont te [plaats 2]. De rechtbank heeft de wensen van de minderjarigen, die beiden hebben aangegeven bij hun vader te willen wonen, gevolgd. De rechtbank heeft vastgesteld dat [de minderjarige 1] sinds mei 2023 bij de man woont en dat [de minderjarige 2] ook de wens heeft om bij de man te gaan wonen. De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming geraadpleegd, die adviseerde om de wens van [de minderjarige 2] te respecteren. De rechtbank heeft besloten dat het hoofdverblijf van beide minderjarigen bij de man zal zijn en heeft de man vervangende toestemming verleend om [de minderjarige 2] in te schrijven op een school in [plaats 1]. Tevens is er een contactregeling vastgesteld waarbij de minderjarigen om de week van vrijdagavond tot zondagmiddag bij de vrouw verblijven. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.