ECLI:NL:RBZWB:2023:8361

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 december 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
BRE 23-1427
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht in belastingzaken

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 december 2023, wordt de niet-ontvankelijkheid van de beroepen van belanghebbende behandeld. De zaak betreft beroepen tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst, die betrekking hebben op navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2005 tot en met 2010. De rechtbank oordeelt dat de beroepen niet-ontvankelijk zijn omdat het griffierecht niet op tijd volledig is betaald. De belanghebbende had een griffierecht van € 50,- dat binnen een bepaalde termijn voldaan moest worden. Ondanks een eerdere betaling van € 40,- op 27 maart 2023, werd het resterende bedrag van € 10,- pas op 21 juli 2023 overgemaakt, wat te laat was. De rechtbank stelt vast dat er geen verontschuldigbare reden is voor het niet tijdig betalen van het griffierecht, aangezien de griffier belanghebbende tijdig had geïnformeerd over de verschuldigdheid van het griffierecht en de termijn voor betaling. De rechtbank concludeert dat de beroepen niet inhoudelijk beoordeeld kunnen worden en dat de bestreden besluiten in stand blijven. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 23/1427 tot en met 23/1440

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 december 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. R. Zilver),
en

De inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over de beroepen van belanghebbende tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 13 januari 2023. De beroepen zien op de (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet over de jaren 2005 tot en met 2010 met de volgende aanslagnummers. [aanslagnummer 1] H.57 , [aanslagnummer 2] S.57 , [aanslagnummer 3] H.67 , [aanslagnummer 4] W.67 , [aanslagnummer 5] H.76 , [aanslagnummer 6] W.76 , [aanslagnummer 7] H.86 . [aanslagnummer 8] W.86 , [aanslagnummer 9] H.80 , [aanslagnummer 10] W.80 , [aanslagnummer 11] H.90 , [aanslagnummer 12] W.90 , [aanslagnummer 13] H.00 , [aanslagnummer 14] W.00 .
1.1.
Omdat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn omdat het griffierecht niet op tijd volledig is betaald en het niet tijdig betalen niet verontschuldigbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Iemand die beroep instelt, moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41 van de Awb. In een zaak als deze is het griffierecht € 50,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Het hele bedrag moet binnen die termijn zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dan zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is. Dat betekent dat er een goede reden moet zijn waarom het griffierecht niet (tijdig) is betaald.
Heeft belanghebbende het griffierecht tijdig betaald?
4. De griffier heeft belanghebbende bij brief van 28 februari 2023 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en meegedeeld dat dit binnen vier weken moet zijn voldaan. Op 27 maart 2023 is er een betaling ontvangen van € 40,-. De griffier heeft vervolgens bij aangetekend verzonden brief van 29 maart 2023 belanghebbende een herinnering gestuurd om het resterend bedrag van € 10, - te betalen met een termijn van vier weken. Uit informatie van PostNL is gebleken dat de aangetekend verzonden brief op 31 maart 2023 om 10:53 uur is bezorgd en dat voor ontvangst is getekend.
5. Belanghebbende heeft op 21 juli 2023 het resterende bedrag van € 10,- overgemaakt. Dit is niet tijdig binnen de gestelde termijn gedaan waardoor het bedrag van € 10,- is teruggestort.
Is het niet tijdig betalen verontschuldigbaar?
6. Belanghebbende heeft aangegeven dat er een administratieve vergissing is gemaakt. Verder is er geen reden gegeven voor dit verzuim. Belanghebbende is in de gelegenheid gesteld om de administratieve vergissing te herstellen, maar heeft dit niet tijdig gedaan. Anders dan belanghebbende stelt, acht de rechtbank – gelet op de aangetekende verzending van de herinneringsnota griffierecht en de informatie die uit het systeem van PostNL volgt – niet aannemelijk dat belanghebbende nooit een betalingsherinnering heeft ontvangen. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.

Conclusie en gevolgen

7. De beroepen zijn daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank de beroepen niet inhoudelijk beoordeelt en dat de bestreden besluiten in stand blijven.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 4 december 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.