ECLI:NL:RBZWB:2023:8365

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 december 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
02-129517-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van seksuele uitbuiting van een minderjarige, met toepassing van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht

Op 1 december 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2004, die beschuldigd werd van medeplegen van seksuele uitbuiting van een minderjarige meisje, in strijd met artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte, die op het moment van de feiten 15 jaar oud was, werd samen met anderen beschuldigd van het werven, vervoeren en huisvesten van het slachtoffer, dat op dat moment 14 jaar oud was, met het oogmerk van seksuele uitbuiting. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een wezenlijke bijdrage had geleverd aan de seksuele uitbuiting van het slachtoffer door haar gerust te stellen en te overtuigen om prostitutiewerkzaamheden te verrichten. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met anderen het slachtoffer had geworven en ertoe had aangezet zich beschikbaar te stellen voor seksuele handelingen tegen betaling. De rechtbank legde de verdachte een jeugddetentie op van 34 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 90 uur. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van € 1.000,- aan immateriële schade aan het slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte, haar openheid van zaken en het tijdsverloop in de zaak, wat leidde tot een strafvermindering.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/129517-21
vonnis van de meervoudige kamer van 1 december 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 2004 te [geboorteplaats]
wonende aan de [woonadres]
raadsvrouw mr. Y.I.B. Grosfeld, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 6 oktober 2023, waarbij de officier van justitie, mr. J.F.M. Kerkhofs, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een ander of anderen de destijds minderjarige [slachtoffer] seksueel heeft uitgebuit (mensenhandel), dan wel dat zij hieraan medeplichtig is geweest.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) seksueel heeft uitgebuit, zoals primair ten laste is gelegd. Zij baseert zich daarbij, onder andere, op de verklaringen van [slachtoffer] , het onderzoek naar de telefoon van [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ), waaruit blijkt dat hij [slachtoffer] twee dagen in [plaats 1] heeft opgehaald, naar [plaats 2] heeft gebracht en weer naar [plaats 1] heeft teruggebracht, de verklaringen van [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) en de WhatsApp gesprekken tussen [slachtoffer] en [medeverdachte 1] en tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] over [slachtoffer] . Ook baseert de officier van justitie zich hierbij op de verklaring van verdachte zelf. Verdachte heeft verklaard dat zij [slachtoffer] op verzoek van [medeverdachte 2] op haar gemak heeft gesteld, waarna [slachtoffer] eenmaal seks heeft gehad in het appartement aan de [adres 1] te [plaats 2] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is primair van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het primair en subsidiair ten laste gelegde feit. De verdediging wijst er daarbij op dat verdachte [slachtoffer] weliswaar gerust heeft gesteld, maar dat haar oogmerk niet gericht was op het seksueel uitbuiten van [slachtoffer] , maar op het tevreden stellen van haar toenmalige vriendje [medeverdachte 2] . Daarnaast heeft verdachte geen essentiële rol bij dit feit gespeeld en ontbreekt de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking gericht op de seksuele uitbuiting van [slachtoffer] . De verdediging verzoekt verdachte dan ook integraal van het feit vrij te spreken. Subsidiair is de verdediging van mening dat hooguit een deel van de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid bewezen kan worden verklaard. Niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte met [medeverdachte 1] naar [plaats 1] mee is gegaan om [slachtoffer] op te halen. Over het ophalen door verdachte wordt immers wisselend verklaard.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Wettelijk kader
Verdachte wordt verdacht van (medeplichtigheid bij of poging tot) seksuele uitbuiting van drie minderjarige meisjes.
(Seksuele) uitbuiting van minderjarigen is strafbaar gesteld in artikel 273f lid 1 sub 2, sub 5 en sub 8 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Bij voornoemde subonderdelen staat de bescherming van minderjarigen centraal. Hierdoor is voor een bewezenverklaring – in tegenstelling tot uitbuiting van meerderjarigen – niet vereist dat komt vast te staan dat gebruik is gemaakt van dwangmiddelen. In situaties met minderjarigen wordt er van uitgegaan dat er altijd sprake is van een beperking in de keuzevrijheid, omdat zij nog niet volledig in staat zijn de gevolgen van hun handelen te overzien en zelfstandig beslissingen te nemen. Een eventuele instemming van de minderjarige of de omstandigheid dat hij/zij eerder in de prostitutie heeft gewerkt is niet relevant. Evenmin is van belang of de verdachte weet van de minderjarigheid van het slachtoffer. De minderjarigheid is namelijk een geobjectiveerd bestanddeel.
Sub 2 van artikel 273f lid 1 Sr ziet op het werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten en opnemen van een minderjarige met het oogmerk van uitbuiting. Dit onderdeel ziet op activiteiten/uitvoeringshandelingen die een minderjarige in een positie brengen waarin deze bewogen kan worden zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten. De handelingen zoals omschreven zijn slechts strafbaar indien zij zijn begaan met het oogmerk van uitbuiting. Voorwaardelijk opzet op uitbuiting is dus onvoldoende. Het oogmerk vergt een zeker noodzakelijkheidsbewustzijn waarbij de strafrechtelijk relevante intentie wordt afgeleid uit objectieve omstandigheden zonder daarbij afhankelijk te zijn van de verklaringen daaromtrent van de kant van de verdachte. Het is dus niet doorslaggevend wat de verdachte met zijn handelen wenste na te streven, oftewel met welke intentie hij handelde.
Sub 5 van dit artikel ziet op het ertoe brengen van een minderjarige zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling alsmede tot het ondernemen van handelingen waardoor een minderjarige daartoe overgaat. Het gaat daarbij om het beïnvloeden en beperken van keuzes. Dit kan ook alleen faciliterende handelingen betreffen. Zoals al is opgemerkt, is het niet relevant of het initiatief kwam van de minderjarige of van de verdachte. Evenmin is van belang of de minderjarige eerder in de prostitutie werkzaam is geweest.
Sub 8 ziet op het trekken van voordeel uit de seksuele handelingen van een minderjarige met een derde.
Op grond van artikel 273f lid 2 Sr levert een bewezenverklaring van sub 5 alsook van sub 8 automatisch uitbuiting op als een minderjarige in de prostitutie wordt gebracht, omdat het brengen van een minderjarige in de prostitutie door de wetgever is aangemerkt als een aan mensenhandel gerelateerde vorm van uitbuiting.
Vaststelling feit
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen het feit als volgt vast.
Contacten tussen [slachtoffer] en [medeverdachte 1]
Uit onderzoek naar de Apple iPhone 7 van [medeverdachte 1] is gebleken dat [medeverdachte 1] op 18 juli 2020 via WhatsApp contact heeft opgenomen met [slachtoffer] , die gebruik maakte van het [telefoonnummer 1] . [medeverdachte 1] heeft haar zijn telefoonnummer gegeven en aan haar gevraagd of zij morgen zou kunnen komen. Zij hebben op 19 juli 2020 om 15:00 uur met elkaar afgesproken. Om iets over 15:00 uur heeft [medeverdachte 1] aan [slachtoffer] geappt dat hij er is en in een blauwe Toyota Aygo zit. Later die dag heeft [medeverdachte 1] [slachtoffer] bedankt dat zij kon komen en heeft gezien hoe en wat. Ook heeft hij haar geappt dat als zij zich niet op haar gemak voelt, wat sowieso na een tijd weg is, zij altijd een vriendin kan meenemen die het ook zou willen doen. Op 20 juli 2020 heeft [medeverdachte 1] via WhatsApp aan [slachtoffer] gevraagd of er dingen zijn die zij niet doet, omdat [medeverdachte 1] al afspraken aan het maken is voor over vier dagen. Hij heeft haar gevraagd of zij pzc doet en anaal. Met pzc wordt, zo heeft de rechtbank begrepen, pijpen zonder condoom bedoeld. [slachtoffer] heeft vervolgens geappt waarom [medeverdachte 1] afspraken voor over vier dagen maakt, omdat haar menstruatie zeker wel een weekje duurt. Op 23 juli 2020 om 11:46 uur heeft [medeverdachte 1] aan [slachtoffer] gevraagd of zij klaar is om morgen opgehaald te worden. [slachtoffer] heeft hierop geantwoord dat zij denkt van wel, maar dat ze niet weet of ze straks nog wat bloed krijgt.
[slachtoffer] is op [geboortedag 2] 2006 geboren en was op het moment van dit WhatsApp contact dus 14 jaar oud. Zij woonde toen in [plaats 1] .
Historische verkeersgegevens
Uit onderzoek naar de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van [medeverdachte 1] , [telefoonnummer 2] , is gebleken dat dit telefoonnummer op 19 juli 2020 omstreeks 14:17 uur van een zendmast in Breda, omstreeks 15:11 uur van een zendmast in Rotterdam en omstreeks 15:36 uur weer van een zendmast in Breda gebruik heeft gemaakt. Omstreeks 19:11 uur die dag heeft dit telefoonnummer van een zendmast in Breda, omstreeks 19:57 uur van een zendmast in Rotterdam en omstreeks 21:18 uur weer van een zendmast in Breda gebruik gemaakt. Daarnaast is uit dit onderzoek gebleken dat dit telefoonnummer op 24 juli 2020 omstreeks 14:42 uur van een zendmast in Breda, omstreeks 15:11 uur van een zendmast in Rotterdam en omstreeks 15:46 uur weer van een zendmast in Breda gebruik heeft gemaakt. Die dag om 19:11 uur heeft dit telefoonnummer van een zendmast in Breda en omstreeks 20:11 uur van een zendmast in Ridderkerk gebruik gemaakt. Omstreeks 21:02 uur heeft dit telefoonnummer weer van een zendmast in Breda gebruik gemaakt.
Contacten tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en tussen [medeverdachte 1] en verdachte
Uit onderzoek naar de Apple iPhone 7 van [medeverdachte 1] is gebleken dat [medeverdachte 2] op 22 juli 2020 via WhatsApp aan [medeverdachte 1] een afbeelding heeft gestuurd met daarop gegevens van verdachte, zijn toenmalige vriendin, waaronder haar adres, snapnaam en wachtwoord van snap. Op 23 juli 2020 om 11:56 uur heeft [medeverdachte 1] via WhatsApp aan [medeverdachte 2] gevraagd of [naam] vandaag niet kan komen. [medeverdachte 2] heeft hierop geantwoord dat hij dat zal vragen. Gelijk hierna heeft hij geappt dat [medeverdachte 1] dit moeten vragen, omdat verdachte geen wifi heeft. [medeverdachte 1] heeft hierop geappt dat hij dit al heeft gedaan. Op 24 juli 2020 om 13:04 uur heeft verdachte via WhatsApp aan [medeverdachte 1] gevraagd hoe laat zij er vandaag moet zijn. [medeverdachte 1] heeft deze vraag beantwoord met de vraag of ze rond 2 uur bij het huisje kan zijn. Op 24 juli 2020 om 14:23 uur heeft [medeverdachte 2] [medeverdachte 1] via WhatsApp geappt dat zij [naam] gaan kwijtraken door deze actie. Hierop heeft [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] gevraagd welke actie hij bedoelt. [medeverdachte 2] heeft hierop geantwoord dat verdachte zegt dat zij nu een beetje vaag praat alsof zij het niet leuk vindt. Ze zouden daar om 14:30 uur zijn. Vervolgens heeft [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 1] geappt dat hij heeft gezegd 15:15 uur ongeveer en dat ze daar nu wacht.
[medeverdachte 2] heeft op de vraag van de politie of het zou kunnen zijn dat hij een meisje in contact heeft gebracht met [medeverdachte 1] , verklaard dat er een meisje was uit [plaats 1] . Hij weet niet meer hoe hij bij dit meisje is gekomen. [medeverdachte 1] had hem gevraagd of hij geen leuk chickie voor hem kende. Toen heeft hij de gegevens van dit meisje aan [medeverdachte 1] gegeven. Met [naam] in vernoemd WhatsApp contact met [medeverdachte 1] wordt het meisje uit [plaats 1] bedoeld. [medeverdachte 2] denkt alleen niet dat [naam] haar echte naam is. Als [medeverdachte 2] een foto van [slachtoffer] wordt getoond, dan wordt [slachtoffer] door hem herkend als [naam] , het meisje uit [plaats 1] . Op de vraag van de politie wat [medeverdachte 2] heeft bedoeld met zijn app van 24 juli 2020 aan [medeverdachte 1] dat ze [naam] gaan kwijtraken door deze actie, heeft hij verklaard dat zij [naam] zouden ophalen op het station in [plaats 1] en dat [medeverdachte 1] veel te laat was. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben [naam] die dag nog wel opgehaald. [medeverdachte 2] weet niet meer of verdachte met hen mee is gegaan.
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij in de zomer van 2020 via snap in contact is gekomen met een meisje en een jongen. Ze had het meisje leren kennen op Snap en die deed dingen promoten en zo. Toen had een jongen haar toegevoegd en die jongen zei dat hij iets van werk had met meisjes. Dit meisje heette [verdachte] en die jongen heette [medeverdachte 1] . Op basis van de bewijsmiddelen gaat de rechtbank ervan uit dat [slachtoffer] met deze [verdachte] heeft bedoeld. [slachtoffer] is twee keer door [medeverdachte 1] met de auto opgehaald uit [plaats 1] en naar zijn appartement in [plaats 2] gebracht. Verdachte is daar ook bij geweest. [slachtoffer] heeft met verdachte contact gehad op Snapchat. Haar account was [account] . Deze accountnaam is aangetroffen op de telefoon van [slachtoffer] , achter de naam [verdachte] .
Verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte 2] via van alles, waaronder snap, in contact stond met [slachtoffer] . Hij had al haar contactgegevens. [slachtoffer] heeft verdachte via snap laten weten dat zij het wachten niet leuk vond. [slachtoffer] heeft haar op snap kunnen bereiken, omdat zij een open account had. Dit account was [account] . Daarnaast heeft verdachte verklaard dat zij [medeverdachte 1] wel eens heeft zien rijden in een auto. Dit was een lichtblauwe Toyota Aygo. Verdachte heeft samen met [medeverdachte 2] bij [medeverdachte 1] in deze auto gezeten.
Deelconclusie
De rechtbank stelt op basis van deze bewijsmiddelen vast dat [medeverdachte 1] [slachtoffer] op 19 juli 2020 en 24 juli 2020 uit [plaats 1] heeft opgehaald en naar [plaats 2] heeft gebracht en later weer van [plaats 2] naar [plaats 1] heeft teruggebracht. Op 24 juli 2020 heeft zij van omstreeks 15:46 uur tot even na 19:11 uur in [plaats 2] verbleven.
Daarnaast stelt de rechtbank op basis van deze bewijsmiddelen vast dat [medeverdachte 2] en verdachte op 19 juli 2020 en/of 24 juli 2020 met [medeverdachte 1] zijn meegereden om [slachtoffer] op te halen in [plaats 1] en dat zowel [medeverdachte 2] als verdachte via WhatsApp en/of Snapchat met [slachtoffer] in contact hebben gestaan.
Prostitutiewerkzaamheden
[slachtoffer] heeft verklaard dat de eerste keer dat zij door [medeverdachte 1] naar het appartement in [plaats 2] is gebracht er niks is gebeurd. [slachtoffer] heeft toen met verdachte tv gekeken. De tweede keer heeft [slachtoffer] seks moeten hebben met een man. Voordat deze man kwam, heeft zij met de telefoon van [medeverdachte 1] foto’s van zichzelf moeten maken. Deze foto’s zijn via de telefoon van [medeverdachte 1] naar een man verzonden voor het maken van een afspraak voor seks. Op het moment dat de man bij het appartement kwam, waren [medeverdachte 1] en verdachte in de woonkamer aanwezig. Ook was daar een andere jongen bij aanwezig, een zekere [medeverdachte 2] of [medeverdachte 2] . De rechtbank gaat op basis van de bewijsmiddelen er vanuit dat [slachtoffer] met deze [medeverdachte 2] of [medeverdachte 2] bedoelt. [medeverdachte 1] heeft de man binnengelaten en [slachtoffer] heeft gezien dat de man geld gaf aan [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] heeft dit geld in zijn zak gestopt. [slachtoffer] is vervolgens met de man naar de slaapkamer gegaan en heeft seks met hem gehad. Hierbij is de man bij haar naar binnen gegaan. Nadat de man is weggegaan, is zij door [medeverdachte 1] naar huis gebracht. [medeverdachte 1] heeft in de auto tegen haar gezegd dat er nog een meisje was, maar dat zij niet meer kwam opdagen. Daarom heeft [medeverdachte 1] geen geld aan [slachtoffer] gegeven. [medeverdachte 1] heeft haar ook nog gevraagd of ze nog een keer wilde komen.
Daarnaast heeft [slachtoffer] verklaard dat verdachte tegen haar heeft gezegd dat het betrouwbaar was en dat zij daar ook met vriendinnen kwam. [slachtoffer] heeft verdachte tegen [medeverdachte 2] horen zeggen dat zij daar ook dingen deed met mannen. Ook heeft [slachtoffer] verdachte horen zeggen dat zij hiervoor veel geld kreeg, wel € 1.000,- in de maand. Verder hoorde [slachtoffer] dat [medeverdachte 2] tegen verdachte zei dat ze vorige maand toch € 1.000,- had. Verdachte vertelde dat zij hiervoor schoenen had gekocht. Volgens [slachtoffer] had verdachte haar er een beetje ingelokt. Nadat [slachtoffer] seks heeft gehad met de man, zei verdachte dat het niet erg is en dat zij het ook heeft gedaan.
Verdachte heeft verklaard dat, toen een ander meisje dat seks met mannen had voor geld naar een opvangtehuis moest, er geen geld meer met haar kon worden verdiend. Er is toen via een app of snap een ander meisje gevonden die het zelf ook wilde, maar die een beetje bang was. Dit meisje kent verdachte als [naam] en kwam uit [plaats 1] . Als verdachte een foto van [slachtoffer] wordt getoond, dan wordt [slachtoffer] door haar herkend als [naam] , het meisje uit [plaats 1] . Omdat dit meisje een beetje bang was, heeft [medeverdachte 2] op verzoek van [medeverdachte 1] meerdere keren aan verdachte gevraagd of zij iemand wilde overtuigen. Dit kon niet alleen via Snapchat maar moest in het echt. [medeverdachte 1] heeft [slachtoffer] toen opgehaald. [slachtoffer] heeft eerst in het appartement van de zus van [medeverdachte 1] film gekeken. Verdachte moest tegen [slachtoffer] zeggen dat het allemaal niet erg was, zodat ze zich een beetje comfortabel voelde. Verdachte heeft [slachtoffer] toen overtuigd en gerust gesteld. Ook heeft verdachte tegen haar gezegd dat het betrouwbaar was. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat het best kan dat [medeverdachte 2] tegen haar heeft gezegd dat zij vorige maand toch € 1.000,- had; dat verdachte dit geld zou hebben verdiend met seks tegen betaling. [slachtoffer] heeft aan verdachte gevraagd waar zij dat geld dan aan uit gaf. Verdachte heeft hierop geantwoord dat zij dit uitgaf aan kleding en schoenen. [slachtoffer] heeft in het appartement seks gehad met een man. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en verdachte waren op dat moment in het appartement aanwezig.
Daarnaast heeft verdachte nog verklaard dat [medeverdachte 2] tegen haar heeft verteld dat [medeverdachte 1] en hij dingen met het appartement van de zus van [medeverdachte 1] in [plaats 2] wilden doen; zij wilden hiermee geld verdienen. Op basis van de bewijsmiddelen gaat de rechtbank ervan uit dat hiermee het appartement aan de [adres 1] te [plaats 2] wordt bedoeld. Verdachte heeft daarnaast van [medeverdachte 2] gehoord dat [medeverdachte 1] en hij met wat zij deden geld hebben verdiend. [medeverdachte 1] was volgens haar degene die het regelde, de klanten en het geld en [medeverdachte 2] zou hem hierbij hebben geholpen.
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] een keer aan hem heeft gevraagd om verdachte mee te nemen. Het meisje dat bij [medeverdachte 1] zou zijn, was namelijk heel verlegen en verdachte moest haar een beetje op haar gemak stellen. Dit ging over het meisje uit [plaats 1] , [slachtoffer] , ook bekend als [naam] . [medeverdachte 2] en verdachte hebben haar toen op haar gemak gesteld.
Op de Apple iPhone 7 van [medeverdachte 1] zijn veel aan prostitutie gerelateerde klantgesprekken aangetroffen in de periode van 15 juli 2020, het moment van online komen van de advertentie ‘ [bijnaam] ’ op de [website] , tot 10 augustus 2020, het moment van inbeslagname van de telefoon van [medeverdachte 1] . Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat [medeverdachte 1] deze advertentie heeft gemaakt om de seksuele diensten van een ander meisje aan te bieden; het meisje waarover verdachte heeft verklaard. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij met zijn telefoon gesprekken heeft gevoerd met klanten en dat hij zich daarbij voordeed als [bijnaam] . Op 24 juli 2020 heeft [medeverdachte 1] meerdere klanten, die hij [gebruikersnaam 1] met een cijfer erachter noemde, actief benaderd, waaronder [gebruikersnaam 2] . Het WhatsApp contact tussen [medeverdachte 1] , die zich in dit gesprek [bijnaam] noemt, en [gebruikersnaam 2] is die dag om 16:18 uur begonnen. [gebruikersnaam 2] heeft in dit gesprek gevraagd om iets af te spreken. Hij wilde wel eerst een foto zien en 100% afspreken. Hij is echt serieus. Hierop zijn om 17:03 uur twee foto’s van [slachtoffer] gestuurd met de mededeling dat zij een vriendin is van het Marokkaanse meisje. Hierna is de foto gestuurd van het door verdachte genoemde andere meisje in een oranje slip. De vraag van [gebruikersnaam 2] of zij (het meisje op de foto’s) ook in de prostitutie werkt, is bevestigend beantwoord. Genoemde foto’s van [slachtoffer] zijn op de telefoon van [medeverdachte 1] aangetroffen. Uit nader onderzoek is gebleken dat deze foto’s zijn gemaakt in de badkamer van het appartement aan de [adres 1] te [plaats 2] .
Deelconclusie
Op basis van de inhoud van de WhatsApp contacten tussen [medeverdachte 1] en [slachtoffer] en de verklaringen van [slachtoffer] en verdachte stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer] op 24 juli 2020 met een man prostitutiewerkzaamheden heeft verricht in het appartement aan de [adres 1] te [plaats 2] . Verdachte en [medeverdachte 2] hebben [slachtoffer] gerust gesteld en overtuigd om hiertoe over te gaan. De rechtbank gaat er, gelet op de inhoud van het op de telefoon van [medeverdachte 1] aangetroffen klantgesprek met [gebruikersnaam 2] en de omstandigheid dat het gesprek met deze klant, waarbij foto’s van [slachtoffer] zijn verstuurd, plaatsvond binnen het tijdsbestek waarin [slachtoffer] in [plaats 2] was, daarbij vanuit dat deze man [gebruikersnaam 2] is geweest.
Tussenconclusie
Gelet op vorenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat [slachtoffer] , die op dat moment de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt, is benaderd om seksuele diensten tegen betaling te verrichten, met dit oogmerk uit [plaats 1] is opgehaald en in het appartement aan de [adres 1] te [plaats 2] is gehuisvest (sub 2). [slachtoffer] is er ook toe gebracht om zich daadwerkelijk beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling (sub 5) en met deze seksuele handelingen is geld verdiend (sub 8), zoals ten laste is gelegd. Ten aanzien van de bewezenverklaring van deze seksuele uitbuiting heeft de verdediging ook geen verweer gevoerd. Wel heeft de verdediging verweer gevoerd ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte bij dit feit. Hier zal de rechtbank hieronder nader op ingaan.
Betrokkenheid van verdachte bij het feit
Verdachte wordt er primair van verdacht dat zij [slachtoffer] in vereniging met anderen seksueel heeft uitgebuit.
De rechtbank stelt voorop dat voor medeplegen (of in vereniging plegen) een dubbel opzetvereiste geldt: het opzet op de onderlinge samenwerking en het opzet op de verwezenlijking van het feit. Dit dubbele opzet ligt besloten in de voor medeplegen geldende voorwaarde dat sprake moet zijn van een nauwe en bewuste samenwerking met betrekking tot het begaan van het feit. Bij de vorming van het oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Het gaat erom dat de verdachte een wezenlijke bijdrage moet hebben geleverd aan het delict.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast:
  • dat verdachte op verzoek van [medeverdachte 2] heeft ingestemd met het gerust stellen en overtuigen van [slachtoffer] om prostitutiewerkzaamheden te verrichten in het appartement aan de [adres 1] te [plaats 2] . Zij wist op dat moment dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bezig waren om in dit appartement hiermee geld te verdienen;
  • dat verdachte daartoe op 19 juli 2020 in dit appartement een film met [slachtoffer] heeft gekeken;
  • dat verdachte ook op 24 juli 2020 met [slachtoffer] in dit appartement aanwezig is geweest. Zij was daar toen samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Zij waren ook nog in dit appartement aanwezig op het moment dat [slachtoffer] daar prostitutiewerkzaamheden met een man verrichtte;
  • dat verdachte in ieder geval op één van deze dagen met [medeverdachte 1] is meegegaan om [slachtoffer] in [plaats 1] op te halen;
  • dat verdachte in ieder geval op 24 juli 2020 via Snapchat contact met [slachtoffer] heeft gehad, die haar berichtte dat zij het wachten niet leuk vond;
  • dat verdachte tegen [slachtoffer] heeft gezegd dat het betrouwbaar is en dat zij daar ook met vriendinnen kwam;
  • dat verdachte samen met [medeverdachte 2] [slachtoffer] gerust heeft gesteld, overtuigd en haar heeft voorgehouden dat er wel € 1.000,- per maand kan worden verdiend met het verrichten van seksuele handelingen tegen betaling;
  • dat verdachte, toen [medeverdachte 2] tegen haar zei dat ze vorige maand toch € 1.000,- had, dit heeft bevestigd en dat zij dit geld zou hebben verdiend met seks tegen betaling;
  • dat verdachte tegen [slachtoffer] heeft gezegd dat zij voor dit geld kleding en schoenen heeft gekocht;
  • dat verdachte na de prostitutiewerkzaamheden tegen [slachtoffer] heeft gezegd dat het niet erg is en dat zij het ook heeft gedaan.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door zo te handelen een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het feit. Verdachte wist op voorhand met welk doel zij [slachtoffer] gerust moest stellen en overtuigen. Dit was namelijk om haar prostitutiewerkzaamheden te laten verrichten. Verdachte is hiertoe vervolgens ook overgegaan. Zij heeft daarbij net gedaan alsof zij dit zelf ook deed, hiermee veel geld verdiende en dat het allemaal niet zo erg was. De rechtbank kan zich voorstellen dat de rol van verdachte, als meisje dat in dezelfde situatie zou zitten als [slachtoffer] , essentieel is geweest om [slachtoffer] zover te krijgen om prostitutiewerkzaamheden te verrichten. [slachtoffer] is hiertoe ook overgegaan. Gelet hierop heeft verdachte dan ook het opzet op de onderlinge samenwerking en op de verwezenlijking van het feit gehad. Dat verdachte stelt dat zij dit enkel heeft gedaan om haar toenmalige vriendje [medeverdachte 2] tevreden te stellen, maakt dit niet anders. De strafrechtelijk relevante intentie, te weten het oogmerk ten aanzien van sub 2, het opzet wat betreft sub 5 en 8 en het opzet op medeplegen, leidt de rechtbank af uit de voornoemde objectieve omstandigheden.
De rechtbank is daarom van oordeel dat van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking sprake is geweest om van medeplegen te kunnen spreken.
Eindconclusie
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen [slachtoffer] seksueel heeft uitgebuit in de zin van artikel 273f lid 1 sub 2, sub 5 en sub 8 Sr, zoals primair ten laste is gelegd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Primair:
in de periode van 18 juli 2020 tot en met 24 juli 2020 te [plaats 2] en/of [plaats 1] tezamen en in vereniging met anderen,
A.
[slachtoffer] (geboren op [geboortedag 2] 2006),
* heeft geworven, vervoerd, gehuisvest, met het oogmerk van (seksuele) uitbuiting van die [slachtoffer] , terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt (sub 2°), en
* ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van
seksuele handelingen met een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt (sub 5°)
EN
B.
* opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van [slachtoffer] (geboren [geboortedag 2] 2006) met een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt (sub 8°)
immers hebben verdachte en/of haar mededaders
- die [slachtoffer] ertoe aangezet en overgehaald om prostitutiewerkzaamheden te verrichten en in de gelegenheid gesteld tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden en daartoe afspraken gemaakt en
-die [slachtoffer] eenmaal seks laten hebben in het appartement aan de [adres 2] te [plaats 2] van haar mededader [medeverdachte 1] en
- een telefoon tbv het maken van seks-afspraken tussen die [slachtoffer] en de klanten gebruikt en seks-afspraken gemaakt voor die [slachtoffer] via een telefoon en
- contacten onderhouden met (potentiële) klanten en (potentiële) klanten benaderd ten behoeve van het hebben van seks met die [slachtoffer] en
- die [slachtoffer] foto’s van zichzelf laten maken en deze doorgestuurd naar (potentiële) klant(en) en
- zorg gedragen voor de controle en begeleiding op de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer]
- via snapchat contact onderhouden met die [slachtoffer] en film gekeken met die [slachtoffer] en die [slachtoffer] verteld dat daar (in de flat in [plaats 2] aan de [adres 1] ) meer meisjes komen en
- die [slachtoffer] gerust/op haar gemak gesteld en die [slachtoffer] verteld dat alles betrouwbaar was en die [slachtoffer] verteld dat zij, verdachte dit werk (prostitutiewerkzaamheden) ook zelf deed en hier schoenen en kleding van kocht en dat het niet erg was om dit werk te doen en dat die [slachtoffer] veel geld kon verdienen met dit werk (prostitutiewerkzaamheden) en die [slachtoffer] verteld dat zij, verdachte wel 1000 euro in de maand verdiende met dit werk (prostitutiewerkzaamheden) en dat die [slachtoffer] ook 1000 euro in de maand (met dit werk) kon verdienen en die [slachtoffer] overtuigd dat ze dit werk (prostitutiewerkzaamheden) kon doen en
- die [slachtoffer] gevraagd of zij weer naar [plaats 2] kwam om dit werk (prostitutiewerkzaamheden) te doen en
- die [slachtoffer] ten behoeve van prostitutiewerkzaamheden meermalen met de auto opgehaald in [plaats 1] en vervolgens vervoerd naar [plaats 2] en vervolgens weer thuisgebracht naar [plaats 1]
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een jeugddetentie van 34 dagen met aftrek van de dagen dat zij in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast vordert de officier van justitie aan verdachte op te leggen een werkstraf van 90 uur, te vervangen door 45 dagen vervangende jeugddetentie indien verdachte deze werkstraf niet of niet naar behoren mocht verrichten.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt om bij de strafbepaling rekening te houden met de nog jonge leeftijd van verdachte ten tijde van het feit, het advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) en de dagen die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast verzoekt de verdediging om hierbij rekening te houden met de omstandigheden dat verdachte bij de politie openheid van zaken heeft gegeven en zich goed aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden. Verder verzoekt de verdediging om bij de bepaling van de straf rekening te houden met het tijdsverloop waarvan in deze zaak inmiddels sprake is. De redelijke termijn is ruimschoots overschreden. Tot slot merkt de verdediging op dat een veroordeling voor dit feit het verkrijgen van een VOG zal bemoeilijken. De verdediging verzoekt dan ook primair om verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf en subsidiair om de door de officier van justitie gevorderde werkstraf te matigen. De verdediging vindt hiernaast een deels voorwaardelijke jeugddetentie niet aan de orde. Er is immers geen reden te veronderstellen dat verdachte weer in de fout zal gaan.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] schuldig gemaakt aan de seksuele uitbuiting van [slachtoffer] , een meisje van destijds 14 jaar oud. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hadden voordat [slachtoffer] in beeld kwam, al een ander minderjarig meisje seksueel uitgebuit. Zij hadden om dit mogelijk te maken het appartement van de zus van [medeverdachte 1] aan de [adres 1] te [plaats 2] opgeknapt en hierin twee tweepersoonsbedden geplaatst. Ook had [medeverdachte 1] een advertentie op [website] geplaatst om de seksuele diensten van dit meisje aan te bieden. Nadat dit meisje door de politie was meegenomen en gesloten was geplaatst, is [medeverdachte 2] op zoek gegaan naar een ander meisje, met wie geld kon worden verdiend. Hij heeft [medeverdachte 1] toen in contact gebracht met [slachtoffer] . [slachtoffer] wilde eerst komen kijken in het appartement aan de [adres 1] te [plaats 2] . [medeverdachte 1] heeft haar toen opgehaald in haar woonplaats [plaats 1] . [slachtoffer] heeft die dag samen met verdachte in het appartement film gekeken. Vijf dagen later heeft [medeverdachte 1] [slachtoffer] opnieuw opgehaald uit [plaats 1] en heeft zij in het appartement met een man prostitutiewerkzaamheden verricht. Omdat zij dit spannend vond, heeft [medeverdachte 2] aan verdachte gevraagd om [slachtoffer] gerust te stellen en te overtuigen. Verdachte en [medeverdachte 2] hebben dit voorafgaand aan de prostitutiewerkzaamheden ook gedaan. Daarnaast zijn zij (de eerste en/of tweede keer) met [medeverdachte 1] meegereden om [slachtoffer] in [plaats 1] op te halen. [medeverdachte 1] heeft op zijn telefoon actief klanten benaderd en contacten met klanten onderhouden voor [slachtoffer] . Hij heeft het geld dat voor dit meisje is betaald van de klant aangenomen en is samen met verdachte en [medeverdachte 2] in het appartement aanwezig geweest om zorg te dragen voor controle en begeleiding op de prostitutiewerkzaamheden van dit meisje. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben geld met deze werkzaamheden verdiend. [slachtoffer] heeft hiervoor geen geld gekregen. Ook verdachte heeft voor haar bijdrage geen geld ontvangen.
De rechtbank rekent verdachte de seksuele uitbuiting van dit nog zeer jonge meisje zwaar aan. Verdachte wist wat er gebeurde en dit meisje was net als verdachte zelf minderjarig. Desondanks is zij uit liefde voor haar toenmalige vriend aan de belangen van dit meisje voorbijgegaan. Wat het extra kwalijk maakt, is dat het hier ging om een zeer kwetsbaar meisje, dat al te kampen had met persoonlijke problematiek en een problematische thuissituatie.
Door zo te handelen heeft verdachte een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van dit meisje. Niet voor niets heeft de wetgever in artikel 273f Sr minderjarigen maximaal willen beschermen tegen de handelingen waaraan verdachte zich schuldig heeft gemaakt. De ervaring leert dat slachtoffers van dit soort feiten nog gedurende lange tijd hiervan psychische schade ondervinden. Dat ook [slachtoffer] hiervan schade heeft ondervonden blijkt onder andere uit de toelichting op haar vordering tot schadevergoeding. De impact van deze gebeurtenis op dit meisje is enorm geweest. Zij heeft nog steeds last van hetgeen haar bijna drieënhalf jaar geleden is overkomen. Verdachte heeft door haar handelen het leven van dit meisje, dat nog in de bloei van haar ontwikkeling was, ernstig beschadigd.
Persoon van verdachte
Naast de ernst van het feit houdt de rechtbank bij de bepaling van de straf rekening met het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat zij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Zij heeft enkel op 15 oktober 2021 en 1 december 2021 een geldboete gehad voor rijden zonder rijbewijs. De rechtbank zal met deze straf rekening houden op grond van het bepaalde in artikel 63 Sr.
Ook houdt de rechtbank rekening met het rapport van de Raad van 4 september 2023 dat over verdachte is opgemaakt en de toelichting hierop ter zitting. De Raad heeft aangegeven dat uit het onderzoek geen zorgen naar voren zijn gekomen over het functioneren van verdachte op de verschillende leefgebieden; thuis, op school en in haar vrije tijd gaat het goed met verdachte. Verdachte heeft een behandeling gevolgd en deze positief afgerond. De Raad adviseert om aan verdachte op te leggen een taakstraf in de vorm van een werkstraf. Verdere begeleiding door de jeugdreclassering acht de Raad niet meer nodig.
Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met hetgeen namens de jeugdreclassering over verdachte tijdens de zitting naar voren is gebracht. De jeugdreclassering heeft aangegeven dat verdachte in de afgelopen twee jaar grote stappen heeft gemaakt. Verdachte is (verbaal) veel sterker geworden. De jeugdreclassering acht verdere begeleiding voor haar niet meer nodig.
Straf
Verder houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Ook houdt de rechtbank hierbij rekening met de omstandigheid dat de redelijke termijn waarbinnen de strafzaak van verdachte moest zijn afgedaan, is overschreden. Deze overschrijding is niet aan de verdediging te wijten. Dit zal, net als de nog jonge leeftijd van verdachte ten tijde van het plegen van het feit en de omstandigheden dat zij meteen openheid van zaken heeft gegeven en dit feit niet heeft gepleegd vanwege geldelijke gewin maar voor haar toenmalige vriend, tot strafvermindering leiden.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte de straf opleggen die door de officier van justitie is gevorderd. Deze straf doet recht aan de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De ernst van het feit staat het enkel opleggen van een lagere werkstraf, zoals de verdediging heeft verzocht, in de weg, laat staan een schuldigverklaring zonder oplegging van straf.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 1.000,- aan immateriële schade voor het feit.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit primair ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat zij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Immateriële schade
De benadeelde heeft aangevoerd dat zij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht rechtbank vergoeding van een bedrag van € 1.000,- billijk, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 juli 2020. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 63, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 273f van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Primair:mensenhandel door twee of meer verenigde personen, terwijl de persoon ten aanzien van wie in artikel 273f eerste lid van het Wetboek van Strafrecht sub 2, sub 5 en sub 8 omschreven feiten wordt gepleegd, de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 34 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf, te weten een werkstraf van 90 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
45 dagen;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer]van
€ 1.000,-,aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 18 juli 2020 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer] (feit 1),
€ 1.000,-te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 18 juli 2020 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
0 dagen gijzelingkan worden toegepast;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M. Brouwer, voorzitter, mr. M. Pellikaan en
mr. R. Combee, allen kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. W.T.C. Venekamp, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 1 december 2023.