In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 september 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een man en een vrouw, die eerder met elkaar gehuwd zijn geweest. De man, eiser in conventie en verweerder in reconventie, heeft een vordering ingediend om het beslag dat namens de vrouw op zijn bankrekening is gelegd op te heffen en om de executie van de alimentatiebeschikkingen op te schorten in afwachting van een hoger beroep. De vrouw, gedaagde in conventie en eiseres in reconventie, heeft de vorderingen van de man betwist en verzocht om afwijzing van zijn verzoeken.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de man in financiële problemen verkeert en niet in staat is om aan zijn alimentatieverplichtingen te voldoen. De man heeft zijn onderneming moeten staken en werkt nu in loondienst, met een lager inkomen dan voorheen. De vrouw heeft echter betoogd dat de man misbruik maakt van zijn bevoegdheid door de alimentatiebetalingen niet na te komen, terwijl zij zelf ook in financiële nood verkeert.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de man voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een acute financiële noodsituatie. De rechtbank heeft daarom besloten om de alimentatieverplichtingen tijdelijk te verlagen tot € 521,= per maand voor de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kind en € 889,= per maand voor het levensonderhoud van de vrouw, totdat er in hoger beroep is beslist. De vorderingen van de man zijn gedeeltelijk toegewezen, terwijl de proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.