ECLI:NL:RBZWB:2023:8422

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 november 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
C/02/369386 FA RK 20-1022
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Haerkens-Wouters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgregeling in het kader van echtscheiding met betrekking tot minderjarige kinderen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 7 november 2023 een nadere beschikking gegeven in het kader van een echtscheiding tussen een vrouw en een man. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.A.E. van Raak-Kuiper, en de man, vertegenwoordigd door advocaat mr. A. Elias, hebben een zorgregeling voor hun minderjarige kinderen verzocht. De rechtbank heeft eerder op 26 januari 2021 de echtscheiding uitgesproken en een aantal bepalingen getroffen met betrekking tot de zorg- en opvoedingstaken. Tijdens de mondelinge behandeling op 19 oktober 2023 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten, en was er ook een vertegenwoordiger van de Gecertificeerde Instelling en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig.

De vrouw heeft haar verzoek tot vaststelling van een zorgregeling ingetrokken, terwijl de man een zorgregeling heeft verzocht waarbij hij onder begeleiding contact heeft met de kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er momenteel onvoldoende basis is voor een zorgregeling, gezien de problematiek rondom de kinderen, met name [minderjarige 1], die veel spanning ervaart. De rechtbank heeft besloten dat de regie over de zorgregeling in handen van de Gecertificeerde Instelling komt, die het tempo van de kinderen als uitgangspunt zal nemen. De rechtbank heeft het verzoek van de man afgewezen, maar benadrukt dat er geen contra-indicaties zijn voor contact tussen de man en de kinderen. De rechtbank heeft ook aangegeven dat er hulpverlening nodig is voor zowel de kinderen als de ouders om een gezonde opbouw van contact mogelijk te maken.

De beslissing van de rechtbank houdt in dat de man en de kinderen recht hebben op contact, maar dat de uitvoering en uitbreiding van deze regeling onder toezicht van de Gecertificeerde Instelling zal plaatsvinden. De rechtbank heeft de zaak uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/369386 FA RK 20-1022
datum uitspraak: 7 november 2023

nadere beschikking betreffende echtscheiding

in de zaak van

[de vrouw] ,

wonende te [plaats 1] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. J.A.E. van Raak-Kuiper,
en

[de man] ,

wonende te [plaats 2] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. A. Elias.
1. Het procesverloop
1.1.
Dit blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van 26 januari 2021 en alle daarin genoemde stukken;
- de F9-formulieren van mr. Van Raak-Kuiper van 3 augustus 2021 en 16 mei 2023;
- de F9-formulieren van mr. Elias van 3 augustus 2021 en 30 mei 2023;
- het e-mailbericht van Toegang Tilburg van 30 augustus 2022, met als bijlage de UHA-rapportage;
- de brieven van de Raad voor de Kinderbescherming van 3 oktober 2022, 31 oktober 2022, 9 februari 2023 en 29 maart 2023, met als bijlage het rapport;
- de beschikking voorlopige voorzieningen van deze rechtbank van 9 december 2021.
1.2.
De behandeling van de zaak is voortgezet op de mondelinge behandeling van 19 oktober 2023. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaat. Tevens was aanwezig een vertegenwoordiger van de Gecertificeerde Instelling Stichting Jeugdbescherming Brabant, hierna te noemen de GI, en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen de raad.
1.3.
Na te noemen [minderjarige 1] is gelet op zijn leeftijd in staat gesteld zijn mening kenbaar te maken tijdens een zogenoemd kindgesprek
.Hij heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
2. De verdere beoordeling
2.1.
Bij voormelde beschikking van 26 januari 2021 heeft de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de vrouw, vanaf de dag dat die beschikking wordt ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, huurster zal zijn van de echtelijke woning en dat iedere partij draagplichtig is ten aanzien van de schulden als genoemd in rechtsoverweging 4.13. van die beschikking. Verder zijn de verzoeken die zien op hetgeen overigens ten aanzien van de draagplicht voor de huwelijkse schulden is verzocht, het verzoek van de man om de vrouw te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 21.977,56 aan hem, het verzoek van de vrouw ten aanzien van de door de man aan haar te vergoeden bedragen en het verzoek van de vrouw betreffende kinderalimentatie, afgewezen. Tevens is bepaald dat de man aan de vrouw dient te voldoen een bedrag van € 1.173,51. Tot slot is bepaald dat de onderlinge regelingen uit het aan die beschikking gehechte en door de griffier gewaarmerkte ouderschapsplan deel uit maken van die beschikking, behoudens de artikelen 3.1, 3.2, 7.1 en 7.2. Iedere verdere beslissing ten aanzien van de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) is aangehouden. Vast staat verder dat bij beschikking van deze rechtbank van 20 april 2023 de na te noemen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht zijn gesteld van Stichting Jeugdbescherming Brabant met ingang van 20 april 2023 tot 20 april 2024.
2.2.
Aan de rechtbank ligt nog ter beoordeling voor het verzoek van de vrouw een zorgregeling vast te stellen, inhoudende dat de man onder begeleiding en op aanwijzing van de [hulpverlening] bij de moeder van de man begeleide contacten heeft met de minderjarige kinderen [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2015, en [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2017. Ook ligt nog aan de rechtbank ter beoordeling voor het verzoek van de man een zorgregeling vast te stellen waarbij hij eenmaal per veertien dagen van vrijdagavond tot zondagavond contact heeft met de kinderen, alsmede iedere woensdag van 12.30 uur tot 18.00 uur.
2.3.
Op de mondelinge behandeling heeft de vrouw haar verzoek tot vaststelling van een zorgregeling ingetrokken. Zij heeft daarbij opgemerkt dat zij in beginsel achter contact tussen de man en de kinderen en uitbreiding van dat contact naar een weekendregeling staat, maar dit moet wel in het belang van de kinderen zijn. Hoe dat precies eruit moet komen te zien kan zij op dit moment, gelet op de ontwikkelingen, niet precies aangeven. Nu de vrouw haar verzoek tot vaststelling van een zorgregeling heeft ingetrokken, kunnen de gronden daarvan niet meer worden onderzocht en zal dit verzoek van de vrouw worden afgewezen.
2.4.
Ten aanzien van de beoordeling van het verzoek van de man overweegt de rechtbank als volgt. Bij voormelde beschikking in het kader van een voorlopige voorziening van 9 december 2021 zijn partijen en de minderjarigen voor een (jeugd)hulpverleningstraject doorverwezen naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio Midden-Brabant teneinde te werken aan de door de rechtbank gestelde resultaten. Het loket is verzocht de rechtbank in deze bodemprocedure een eindrapportage van dit traject toe te sturen. Indien de eindrapportage van de zorgaanbieder daartoe aanleiding geeft is de raad, zo volgt ook uit die beschikking van 9 december 2021, verzocht om ten behoeve van de bodemprocedure een onderzoek in te stellen naar de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en de rechtbank daarover te adviseren.
2.5.
Uit de UHA-rapportage van de zorgaanbieder volgt dat de door de rechtbank gestelde resultaten niet zijn behaald. Vanuit de vrouw is geen toestemming gegeven voor verdere uitbreiding van de contacten tussen de man en de kinderen. De contactmomenten bij de [hulpverlening] zijn stopgezet.
2.6.
Uit de onderzoeksrapportage van de raad blijkt onder meer dat zij op dat moment (datum rapport 29 maart 2023) onvoldoende in staat is om een goed gemotiveerd advies te geven over de zorgregeling en de aard, duur en frequentie van de contacten. De raad staat niet afwijzend tegenover contact tussen de man en de kinderen; er worden geen contra-indicaties gezien aan de kant van de man. Echter, duidelijk is geworden dat [minderjarige 1] veel spanning ervaart, wat zich uit in woedeaanvallen op het moment dat het onderwerp ‘vader’ aan bod komt. Dit kan de ontwikkeling van [minderjarige 1] belemmeren. [minderjarige 1] heeft behandeling nodig om meer rust te ervaren. De therapeut van [minderjarige 1] is bereid om met de man om tafel te gaan zodat kan worden meegenomen welke rol de man kan spelen. Als er meer ruimte is bij [minderjarige 1] moet worden gewerkt aan een langzame contactopbouw. Dit kan vormgegeven worden in samenspraak met de therapeut, ouders en de mogelijke toekomstige GI. Wat betreft [minderjarige 2] geeft de raad aan dat eventuele contacten tussen hem en de man ook voor spanning kunnen zorgen bij [minderjarige 1] . De raad wil het risico niet lopen dat die contacten voor meer schade zorgen bij [minderjarige 1] en wil [minderjarige 2] niet in een loyaliteitsconflict brengen ten opzichte van zijn broer. Op dat moment zag de raad geen mogelijkheid om het contact tussen de man en de kinderen, zonder eerst inzet van (gedwongen) hulp, direct weer op te starten. Wanneer de mogelijke toekomstige GI ziet dat de ontwikkeling van [minderjarige 1] geen schade op kan lopen, kan de start in de contacten worden ingezet in de vorm die elk kind individueel passend is. In de rapportage van de raad is tenslotte verzocht de kinderen onder toezicht te stellen.
2.7.
De kinderen zijn onder toezicht gesteld op 20 april 2023. De GI heeft op de mondelinge behandeling toegelicht dat in dat kader nog geen hulpverlening is ingezet voor zowel partijen als de kinderen. Ook is de eerdere hulpverlening die voor [minderjarige 1] was ingezet stopgezet, in de hoop dat op korte termijn andere (specifiekere) hulpverlening kon worden ingezet. Wegens diverse omstandigheden is dit tot nu toe niet gelukt en is veel tijd verstreken zonder dat er iets is gebeurd. Inmiddels is er een plan gemaakt voor de opbouw van de contacten en zal deze op 30 november 2023 met onder meer partijen worden geëvalueerd. In het kader van de uitvoering van dit plan heeft de man eerst een kaartje gestuurd naar de kinderen. Daarna is er contact geweest door middel van videobellen. De komende tijd zullen weer fysieke contacten plaatsvinden, onder begeleiding van de GI. Verder komt naar voren dat de dag na de mondelinge behandeling partijen een intake hebben bij [instelling] dat zij betrokken kunnen worden voor de inzet van hulpverlening voor zowel de kinderen als partijen en de begeleiding van de (fysieke) contacten tussen de man en de kinderen. De hulpverlening moet onder meer zien op traumabehandeling en hechtingsproblematiek, en is met name van belang voor [minderjarige 1] . Daarnaast is ouderschapsbemiddeling nodig voor partijen.
2.8.
De vrouw heeft op de mondelinge behandeling aangegeven dat de eerste contacten, met name het kaartje, hebben gezorgd voor onrustig gedrag bij [minderjarige 1] . Het videobelcontact is verder goed verlopen. De man heeft op de mondelinge behandeling verteld blij te zijn dat hij zijn kinderen weer heeft gezien en hopelijk weer vaker kan zien, en stelt vertrouwen te hebben in het plan dat is gemaakt door de GI. De eerdere hulpverlening, zoals [hulpverlening] , heeft te veel steken laten vallen en daardoor is veel kapot gemaakt.
2.9.
Voorop gesteld wordt dat, anders dan op zitting is betoogd door onder meer de man en de raad, de rechtbank aanleiding ziet een eindbeslissing te geven in deze van oorsprong echtscheidingsprocedure die reeds in 2020 is gestart. Hierbij heeft de rechtbank onder meer in aanmerking genomen dat zij de overtuiging en voldoende vertrouwen erin heeft dat in het kader van de ondertoezichtstelling er voldoende waarborgen zijn rondom het verantwoord tot stand brengen van het contact tussen de man en de kinderen en dat ook alsdan in dat kader het al bestaande ouderschapsplan van partijen mogelijk kan worden aangevuld met afspraken over een zorgregeling. Daar is deze procedure niet (aanvullend) voor noodzakelijk.
2.10.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek van de man dient te worden afgewezen. De rechtbank zal hieronder toelichten hoe zij tot deze beslissing is gekomen. De door de man verzochte zorgregeling is op dit moment nog een stap te ver. De man heeft de kinderen namelijk al lange tijd (drie jaar) niet gezien, tussen partijen vind geen echte (ouder)communicatie plaats en er is sprake van (kindeigen)problematiek, met name bij [minderjarige 1] die eerst nog verder onderzocht zal moeten (gaan) worden. Dit alles heeft de man overigens zelf ook aangegeven en onderkend. Hij is zich er van bewust dat een opbouw in het contact noodzakelijk is en is ook bereid daaraan zijn volledige medewerking te geven. Dat is positief. Naar het oordeel van de rechtbank moet, met opbouw mede gelet op de heftige reacties van [minderjarige 1] , in de toekomst toegewerkt kunnen worden naar een zorgregeling zoals door de man verzocht. Door de raad en de GI wordt namelijk aangegeven dat er geen contra-indicaties zijn voor contact tussen de man en de kinderen. Partijen zijn als ouders niet ongeschikt en evenmin staat ter discussie dat de kinderen en de man recht hebben op contact met elkaar. Van belang is daarom dat in de komende tijd de juiste hulpverlening wordt ingezet voor zowel partijen als de kinderen, zodat uiteindelijk op termijn tussen de man en kinderen onbelast contact kan plaatsvinden. Zoals door de GI op de mondelinge behandeling is aangegeven dient daarbij niet alleen te worden ingezet op ouderschapsbemiddeling en een omgangstraject, maar ook op hulpverlening voor de kinderen, waaronder traumabehandeling omdat bij [minderjarige 1] vermoedelijk sprake is van trauma- en hechtingsproblematiek. Gelet op het voorgaande en alhoewel bij alle betrokkenen de intentie er is om de contacten tussen de man en de kinderen uit te breiden, ziet de rechtbank op dit moment geen aanleiding om hiertoe een concrete regeling vast te leggen. Daarom zal zij een zorgregeling vaststellen waarbij de man en de kinderen recht hebben op contact met elkaar, waarbij de regie over de inrichting, uitvoering en uitbreiding van de regeling in handen is van de GI. Van belang is dat de GI hierbij het tempo van de kinderen als uitgangspunt neemt. De opbouw van de contacten laat zich immers, gelet op een aantal onzekere/onduidelijke factoren, nu nog niet vangen in een vastgelegd tijdspad. Deze opbouw zal door de GI met partijen besproken worden, al dan niet in samenspraak met [instelling] . Tot slot merkt de rechtbank op dat zij achter het voorstel van de raad staat tot ook het plannen van een netwerkoverleg, waarbij de kinderen kunnen zien en voelen dat partijen “normaal” met elkaar kunnen omgaan. Dat zal positief bij kunnen dragen aan het verdere verloop en de opbouw van de contacten tussen de man en de kinderen.
3. De beslissing
De rechtbank
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de man en de minderjarigen
1. [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2015,
2. [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2017,
in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar, waarbij de regie over de inrichting, uitvoering en uitbreiding van de regeling in handen is van de GI, en waarbij de ontwikkeling en het tempo van de minderjarigen leidend is, een en ander met inachtneming van rechtsoverweging 2.10;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Haerkens-Wouters, en, in tegenwoordigheid van mr. Reijerse, griffier, in het openbaar uitgesproken op 7 november 2023.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.