ECLI:NL:RBZWB:2023:8423

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 november 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
C/02/388172 FA RK 21-3560
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Haerkens-Wouters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot vaststellen omgangsregeling tussen een vader en zijn kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 november 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige kinderen. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. W.H.P. de Jongh, verzocht de rechtbank om contact met zijn kinderen, die op dat moment 13 en 11 jaar oud waren. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een mondelinge zitting op 19 oktober 2023, waarbij de vrouw, de advocaat van de man, en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de kinderen, na een kindgesprek met de kinderrechter, geen contact met hun vader wilden. De Raad voor de Kinderbescherming adviseerde om de omgang te ontzeggen, gezien de onveilige situatie die de vader met zijn drugsgebruik creëerde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er in de afgelopen jaren geen contact is geweest tussen de vader en de kinderen. Ondanks enkele positieve veranderingen in de situatie van de vader, zoals een begeleide woonomgeving en het volgen van een training, bleef de zorg over zijn drugsgebruik en de impact daarvan op de kinderen groot. De rechtbank oordeelde dat omgang met de vader ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van de kinderen. De rechtbank heeft het verzoek van de vader om omgang afgewijzen, maar heeft wel bepaald dat de vader eens per drie maanden een brief of kaart naar de kinderen mag sturen, om zo zijn interesse in hun leven te tonen. De vrouw werd ook aangespoord om de vader op de hoogte te houden van de ontwikkelingen van de kinderen.

De beslissing van de rechtbank is in het openbaar uitgesproken en kan, indien gewenst, door de verzoeker in hoger beroep worden aangevochten bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/388172 FA RK 21-3560
datum uitspraak: 2 november 2023
nadere beschikking betreffende omgang
in de zaak van
[de man],
wonende te [plaats 1] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. W.H.P. de Jongh,
en
[de vrouw],
wonende aan de [woonadres] ,
hierna te noemen de vrouw.
Als belanghebbende in onderhavige zaak wordt aangemerkt:
- [bedrijf] B.V., gevestigd te [plaats 2] , hierna te noemen de curator.
1. Het verdere procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van deze rechtbank van 7 november 2022 en alle daarin genoemde stukken;
- de brief van de Raad voor de Kinderbescherming van 2 mei 2023, met als bijlage onder meer het briefrapport naar aanleiding van het aanvullend onderzoek;
- de brief van mr. De Jongh van 10 mei 2023.
1.2. De behandeling van de zaak is voortgezet op de mondelinge behandeling van 19 oktober 2023. Bij die gelegenheid zijn verschenen de vrouw, de advocaat van de man en de curator van de man. Tevens was aanwezig een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen de raad.
1.3. Na te noemen minderjarigen zijn gelet op hun leeftijd in staat gesteld hun mening kenbaar te maken tijdens een zogenoemd kindgesprek
.Zij hebben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt en een kindgesprek gehad met de kinderrechter op 18 oktober 2023.

2.De beoordeling

2.1.
Bij voornoemde beschikking is de raad verzocht een aanvullend onderzoek in te stellen en de rechtbank te rapporteren en adviseren over de eventuele mogelijkheden van contact tussen de man en de minderjarige kinderen [minderjarige 1] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2010, en [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2012. In afwachting van bericht van (de advocaten van) partijen over de stand van zaken is de behandeling van deze zaak, en iedere verdere beslissing, aangehouden.
2.2.
Aan de rechtbank ligt nog voor het verzoek van de man te bepalen dat de man en de kinderen gerechtigd zijn tot contact, één dagdeel per twee weken onder begeleiding van een professionele derde, onder nader door de rechtbank te stellen voorwaarden.
2.3.
Op de mondelinge behandeling is namens de man het (eerdere) verzoek tot vaststelling van een dwangsom bij niet-nakoming van de in de beschikking van 9 november 2021 opgenomen informatieplicht van de vrouw, ten bedrage van € 250,= voor iedere keer dat de vrouw deze verplichting niet nakomt, ingetrokken. Dit verzoek hoeft niet meer te worden onderzocht en zal worden afgewezen.
2.4.
Uit het aanvullend rapport van de raad volgt dat zij (nog altijd) adviseert de man omgang met zijn kinderen te ontzeggen, omdat het onvoldoende veilig is voor de kinderen om contact te hebben met de man. Dit onder andere gelet op zijn visie over het drugsgebruik van hem tijdens de omgang. De raad adviseert wel dat de man eens per drie maanden een brief/kaart blijft sturen aan de kinderen en de kinderen vrijblijvend een brief aan de man terug kunnen sturen. De raad vertrouwt er bij de vrouw echter niet volledig op dat zij het ontvangen en terugschrijven van brieven op een positieve manier zal begeleiden. School heeft aangegeven dit op zich te willen nemen en dat zou een goede tijdelijke oplossing zijn. Gelet op de schoolwissel van [minderjarige 1] zal de raad de vraag om dit begeleiden wegleggen bij een jeugdprofessional die verbonden is aan school zodat deze na een schoolwissel betrokken kan blijven. Ook kan deze jeugdprofessional in overleg met ouders psycho-educatie op gaan starten voor de kinderen, zodat zij beter begrijpen wat er met de man aan de hand is en wat de reden is dat er momenteel geen contact kan zijn tussen hen en de man.
2.5.
Bij brief van 10 mei 2023 is namens de man aangegeven dat hij zich kan vinden in het advies van de raad. Op de mondelinge behandeling heeft de advocaat van de man aangegeven dat er in de situatie rondom de man zeer recent iets is gewijzigd. Door in één keer te willen stoppen met drugsgebruik is de man dusdanig in de war geraakt waardoor hij nu door middel van een crisisplaatsing bij [ggz-instelling] verblijft. Daarom is hij ook niet bij de zitting aanwezig. Of dit verblijf in het vrijwillig of gedwongen kader plaatsvindt, is bij de advocaat op het moment van de mondelinge behandeling niet duidelijk. Evenmin is helder hoe lang deze opname zal gaan duren. Desondanks wenst hij namens de man het aanvankelijk gedane verzoek te handhaven. De man wenst nog een kans te krijgen.
2.6.
De vrouw heeft op de mondelinge behandeling aangegeven dat de situatie van de man volgens haar niet is veranderd. Het is nog altijd hetzelfde als jaren geleden. Zij wil geen contact met hem. Hij was immers agressief en verslaafd, en contact met de kinderen is volgens haar niet goed voor hen. Ook vindt zij dat de man veel te laat is met zijn wens om contact te hebben met de kinderen. Hij heeft het jaren laten afweten. Als hij brieven wil sturen naar de kinderen, dan vindt de vrouw dat goed. Of er iets terug gestuurd gaat worden, weet zij niet.
2.7.
In het kindgesprek heeft [minderjarige 1] aangegeven dat zij geen contact wil met de man. Zij kent hem niet en weet ook niets meer van hem te herinneren. Het is te lang geleden dat ze hem heeft gezien; zij was nog een jong kind toen. Zij heeft de brief gelezen die de man aan haar heeft gestuurd. Ze weet niet meer precies wat er in stond, maar zij wil niets terugsturen. Verder wil zij niet dat er informatie over of een foto van haar aan de man wordt verstrekt/gestuurd. Waarom ze dat niet wil, kan ze niet uitleggen. [minderjarige 2] heeft in het kindgesprek aangegeven dat hij niet veel van de man weet. Alleen zijn voor- en achternaam. Hij heeft hem al heel erg lang niet gezien en kan zich niets meer van hem herinneren. Dat vindt hij niet moeilijk en hij heeft daar geen last van. Hij is wel een beetje nieuwsgierig naar wie zijn vader is. Hij heeft de brief die de man naar hem heeft gestuurd, gelezen. Hij vindt het geen probleem als de man vaker brieven stuurt en als er informatie over hem wordt gedeeld. Hij weet nog niet of hij op de brieven van zijn vader gaat reageren. Hij wil niet dat er een foto van hem naar de man wordt gestuurd.
2.8.
Ingevolge artikel 1:377a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft de niet met het gezag belaste ouder het recht op en de verplichting tot omgang met zijn kind. Op grond van lid 2 van dat artikel stelt de rechter op verzoek van de ouders of van één van hen, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast dan wel ontzegt, al dan niet voor bepaalde tijd, het recht op omgang. De rechtbank ontzegt het recht op omgang ingevolge lid 3 van voornoemd artikel slechts indien
- omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind,
- de ouder kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang,
- het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder heeft doen blijken,
- indien de omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
2.9.
Op basis van de stukken en het verhandelde op de mondelinge behandeling staat vast dat er in de afgelopen jaren geen enkele vorm van contact is geweest tussen de man en de kinderen, en dat de man onlangs één keer een brief heeft gestuurd naar de kinderen. Verder is gebleken dat, ondanks dat de man momenteel in een ggz-instelling verblijft, er in de periode daarvoor een aantal zaken positief zijn veranderd ten opzichte van het vorige raadsonderzoek. Zo woonde de man nu begeleid, had hij een training (‘herstellen doe je zelf’) positief afgerond, functioneerde de man op de groep goed en was zijn koopverslaving onder controle. Echter, op deze vlakken lagen niet de grootste zorgen. De man blijft, en ook nu weer tijdens het onderzoek bij de raad, aangeven dat hij van mening is dat hij contact zou kunnen hebben met de kinderen terwijl hij onder invloed is van drugs. Hij toont geen enkele mate van inzicht in wat zijn problematiek voor weerslag en gevolgen kan hebben op de kinderen en dat hij, wanneer hij onder invloed is van drugs, geen verantwoordelijkheid kan dragen over de kinderen. Dat baart de rechtbank grote zorgen. Het wordt niet veilig geacht voor de kinderen om onder die omstandigheden zowel fysiek contact als contact middels videobellen te hebben met de man. De fysieke en emotionele veiligheid van de kinderen kan dan namelijk niet worden gewaarborgd. Gelet op de problematiek van de man, het gebrek aan informatie over hoe het nu precies met de man gaat en de status van zijn huidig drugsgebruik, kan de man naar het oordeel van de rechtbank geen stabiele en voorspelbare ouder zijn die inzicht heeft in wat in het belang van de kinderen is. De rechtbank heeft op basis van de beschikbare informatie niet de verwachting dat dit in de zeer nabije toekomst zal veranderen. Tot slot neemt de rechtbank nog in aanmerking dat de kinderen allebei hebben aangegeven niet open te staan voor contact met de man. Gelet op het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat omgang tussen de man en de kinderen ernstig nadeel oplevert voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van de kinderen en dat de man kennelijk ongeschikt of niet in staat moet worden geacht tot omgang. De rechtbank zal daarom het verzoek van de man afwijzen.
2.10.
De rechtbank is, zoals de raad ook heeft betoogd, wel van oordeel dat het in het belang is van de identiteitsontwikkeling van de kinderen dat de man eens per drie maanden een kaart/brief stuurt aan de kinderen. Het is van belang dat de man in die brieven interesse toont in de kinderen, duidelijk maakt dat hij de kinderen “ziet” en ze een gevoel van erkenning geeft. In die brieven zou de man vragen kunnen stellen aan de kinderen, vertellen waar hij mee bezig is, positieve gezamenlijke herinneringen aan vroeger met ze delen en wellicht een foto sturen van hemzelf. Zoals op de mondelinge behandeling besproken kan de jeugdprofessional als intermediair optreden bij het versturen en ontvangen van brieven tussen de man en de kinderen. De raad heeft na de mondelinge behandeling de contactgegevens van de jeugdprofessional aan de advocaat van de man en de vrouw gegeven.
2.11.
Tenslotte geeft de rechtbank aan de vrouw (nogmaals) mee dat het in het belang van de kinderen is dat zij de man één keer in de twee maanden informeert over de kinderen, zoals de ontwikkelingen van de kinderen op school, hun hobby’s en andere dagelijkse bezigheden. De rechtbank verwijst daarvoor nogmaals naar de beschikking van 9 november 2021 waarin dit is vastgelegd. Op die manier is de man op de hoogte van de ontwikkeling van de kinderen en kan hij in zijn aan de kinderen te sturen brieven ook aansluiten bij hun belevingswereld.

3.De beslissing

De rechtbank
wijst de verzoeken van de man af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Haerkens-Wouters, en, in tegenwoordigheid van mr. Reijerse, griffier, in het openbaar uitgesproken op 2 november 2023.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.