In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 november 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige kinderen. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. W.H.P. de Jongh, verzocht de rechtbank om contact met zijn kinderen, die op dat moment 13 en 11 jaar oud waren. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een mondelinge zitting op 19 oktober 2023, waarbij de vrouw, de advocaat van de man, en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de kinderen, na een kindgesprek met de kinderrechter, geen contact met hun vader wilden. De Raad voor de Kinderbescherming adviseerde om de omgang te ontzeggen, gezien de onveilige situatie die de vader met zijn drugsgebruik creëerde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er in de afgelopen jaren geen contact is geweest tussen de vader en de kinderen. Ondanks enkele positieve veranderingen in de situatie van de vader, zoals een begeleide woonomgeving en het volgen van een training, bleef de zorg over zijn drugsgebruik en de impact daarvan op de kinderen groot. De rechtbank oordeelde dat omgang met de vader ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van de kinderen. De rechtbank heeft het verzoek van de vader om omgang afgewijzen, maar heeft wel bepaald dat de vader eens per drie maanden een brief of kaart naar de kinderen mag sturen, om zo zijn interesse in hun leven te tonen. De vrouw werd ook aangespoord om de vader op de hoogte te houden van de ontwikkelingen van de kinderen.
De beslissing van de rechtbank is in het openbaar uitgesproken en kan, indien gewenst, door de verzoeker in hoger beroep worden aangevochten bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch binnen drie maanden na de uitspraak.