ECLI:NL:RBZWB:2023:8427

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 oktober 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
23-003415
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van speedboot

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 oktober 2023 uitspraak gedaan op een klaagschrift van een klager, die de teruggave van een speedboot verzocht. Het klaagschrift was ingediend op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, en betrof een speedboot die op 12 januari 2023 in beslag was genomen. De klager, vertegenwoordigd door mr. G.J. Woodrow, stelde dat hij de rechtmatige eigenaar van de speedboot was en dat er geen strafvorderlijk belang was om het beslag te handhaven. Tijdens de behandeling in raadkamer op 29 september 2023 waren de officier van justitie, mr. K. Pieters, en mr. P. van de Kerhof aanwezig, maar de klager zelf was niet verschenen.

De rechtbank overwoog dat het klaagschrift ontvankelijk was, maar dat het belang van strafvordering zich verzette tegen teruggave van de speedboot. De officier van justitie stelde dat het beslag rechtmatig was gelegd en dat er nog steeds een belang van strafvordering bestond, aangezien de speedboot als gestolen was opgegeven. De rechtbank concludeerde dat de klager niet als rechthebbende kon worden aangemerkt, omdat de speedboot van diefstal afkomstig was en de klager werd vervolgd voor heling. Daarom werd het klaagschrift ongegrond verklaard.

De beslissing is genomen in het kader van de beoordeling van de rechtmatigheid van het beslag en de vraag of de klager als rechthebbende kon worden aangemerkt. De rechtbank benadrukte dat de formaliteiten voor de inbeslagneming waren nageleefd en dat de klager niet kon worden beschouwd als de redelijkerwijs rechthebbende op de speedboot. De rechtbank verklaarde het klaagschrift ongegrond en gaf aan dat de beslissing kon worden aangevochten bij de Hoge Raad.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02/135744-23
rk.nummer: 23-003415
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 1967,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. G.J. Woodrow, Tivolistraat 30, 5017 HR Tilburg
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 12 januari 2023 onder klager in beslag is genomen: een motorboot (speed) van het merk Grand Rib, type G420 (hierna te noemen: de speedboot);
  • het proces-verbaal van bevindingen van 17 januari 2023 waaruit blijkt dat bij de inbeslagneming van de speedboot ook de bijbehorende buitenboordmotor in beslag is genomen;
  • het klaagschrift, ingediend op 6 februari 2023 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 29 september 2023. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. K. Pieters, en mr. P. van de Kerhof als waarnemend kantoorgenoot van de gemachtigd raadsman van klager, mr. G.J. Woodrow.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
De (overige) belanghebbende (overeenkomstig artikel 552a lid 5 Sv), zijnde [belanghebbende] is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan de klager. Daartoe is aangevoerd dat klager de rechtmatige eigenaar en de rechthebbende is van de speedboot. Er is geen strafvorderlijk belang gediend met de voortduring van het beslag, wat ook in strijd is met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Klager verzoekt de rechtbank zijn klaagschrift gegrond te verklaren en te beslissen tot teruggave van de speedboot aan klager. In raadkamer heeft de raadsman hieraan toegevoegd dat het klaagschrift ziet op de teruggave van de speedboot en de bijbehorende buitenboordmotor. Daarnaast voert de raadsman aan dat het beslag onrechtmatig is gelegd. De opsporingsambtenaren verklaren bijstand te hebben verleend aan de bestuurlijke controle door de toezichthouders van de gemeente, maar hebben met hun handelen misbruik gemaakt van bestuurlijke bevoegdheden aangezien er een strikte scheiding tussen bestuurlijke bevoegdheden en strafvorderlijke bevoegdheden bestaat. In 2022 heeft de rechtbank Gelderland in een vergelijkbaar geval geoordeeld [1] dat er onvoldoende onderscheid was gemaakt tussen de taken van de toezichthouder en de taken van de opsporingsambtenaren en dat uit het dossier onvoldoende is gebleken op welke grond de strafvorderlijke bevoegdheden zijn ingezet. Daarnaast voert de raadsman aan dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter later het beslag verbeurd zal verklaren en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave van het beslag verzet. Hoewel [belanghebbende] voor de duur van het onderzoek als bewaarder van de speedboot is aangesteld, kan klager als de rechthebbende van de speedboot worden aangemerkt en dient het beslag aan klager te worden teruggegeven.
De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat er nog een belang van strafvordering bestaat en het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter later het beslag verbeurd zal verklaren. Hierbij is van belang dat het beslag rechtmatig is gelegd nu uit het proces-verbaal in detail is gebleken wanneer er door de toezichthouders bestuurlijke bevoegdheden en wanneer er door de opsporingsambtenaren opsporingsbevoegdheden zijn toegepast. Daarnaast blijkt het proces-verbaal van een goede verdeling van deze bevoegdheden en is het niet vreemd dat de toezichthouders bij een controle op het woonwagenkamp door opsporingsambtenaren worden ondersteund. De loods is op bestuurlijke gronden betreden en de aangetroffen speedboot is wegens informatie over elders aangetroffen gestolen goederen op het registratienummer gecontroleerd. Omdat er op de speedboot geen registratienummer werd aangetroffen is deze in het kader van waarheidsvinding in beslag genomen. Uit het onderzoek na de inbeslagname bleek dat het registratienummer van de speedboot was weggeveild en na het achterhalen van het registratienummer bleek dat de speedboot als gestolen was opgegeven door [belanghebbende] . Klager is hierop vervolgd voor heling. Het Openbaar Ministerie is voornemens om klager op te roepen voor een OM-hoorzitting. [belanghebbende] is voor de de duur van het onderzoek aangesteld als bewaarder van de speedboot. Subsidiar stelt de officier van justitie dat indien het belang van strafvordering in het oordeel van de rechtbank ontbreekt het niet voldoende duidelijk is klager de rechthebbende is en het beslag aan de [belanghebbende] dient te worden teruggegeven. Hierbij is van belang dat klager aanvoert eigenaar van de speedboot te zijn, maar dit niet met stukken heeft onderbouwd of de aankoop van de speedboot heeft aangetoond. De oorsprokelijk [belanghebbende] heeft recht op vindicatie en klager komt geen rechtsbescherming toe nu deze niet ter goeder trouw gehandeld heeft.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
In deze doet zich het geval voor dat een ander dan degene tegen wie het strafvorderlijk onderzoek zich richt, stelt rechthebbende te zijn en zich beklaagt over de voortduring van het beslag en het uitblijven van een last tot teruggave. In een dergelijk geval zal de rechtbank bij de beoordeling tevens acht moeten slaan op het bepaalde in art. 33a, tweede lid aanhef en onder a, Sr, inhoudende dat voorwerpen die niet aan de veroordeelde toebehoren alleen verbeurd kunnen worden verklaard indien degene aan wie zij toebehoren bekend was met hun verkrijging door middel van het strafbare feit of met het gebruik of de bestemming in verband daarmede, dan wel die verkrijging, dat gebruik of die bestemming redelijkerwijs had kunnen vermoeden.
De toe te passen maatstaf sluit niet uit dat de rechtbank, indien de omstandigheden van het geval dat meebrengen, bij de beoordeling van het klaagschrift tevens onderzoekt of voortzetting van het beslag in overeenstemming is met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit (vgl. HR 18 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:379).
Het onderzoek met betrekking tot de rechtmatigheid van het beslag ziet op de formaliteiten waaraan een beslaglegging moet voldoen. Het ziet –gelet op het summiere karakter van de beklagprocedure ex art. 552a Sv– niet op vragen die betrekking hebben op de door de zittingsrechter te beantwoorden vragen. Van de beklagrechter kan immers niet worden gevergd dat hij ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure treedt. Daarvoor is in de beklagprocedure geen plaats omdat ten tijde van een dergelijke procedure het dossier dat uiteindelijk aan de zittingsrechter in de hoofd- of ontnemingszaak zal worden voorgelegd, nog niet compleet is en voorkomen moet worden dat de beklagrechter vooruitloopt op het in de hoofd- of de ontnemingszaak te geven oordeel
De rechtbank stelt vast dat de door de raadsman opgeworpen punten de te beantwoorden vragen van de zittingsrechter raken, zodat zij zich daar in deze procedure niet over zal uitlaten. De zaak waarnaar de raadsman verwijst betreft ook een inhoudelijke strafzaak en geen klaagschriftprocedure als hier aan de orde.
De rechtbank is niet gebleken dat niet aan de formaliteiten voor de inbeslagneming zelf is voldaan.
De speedboot is in het kader van de waarheidsvinding in beslag genomen. Vervolgens is gebleken dat deze van diefstal afkomstig is. Dit betekent dat het belang van strafvordering de voortduring van het beslag niet meer vordert en het voorwerp terug kan naar de beslagene, tenzij deze niet als de redelijkerwijs rechthebbende kan worden aangemerkt. Uit het dossier volgt dat de boot van diefstal afkomstig is en dat klager wordt vervolgd voor heling. Onder die omstandigheden kan klager redelijkerwijs niet worden aangemerkt als rechthebbende. Het klaagschrift is dus ongegrond.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart:
- het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 13 oktober 2023 gegeven door mr. E.G.F. Vliegenberg, rechter, in tegenwoordigheid van J.H. Cornelissen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 oktober 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).

Voetnoten

1.Rechtbank Gelderland 18 mei 2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:2432