ECLI:NL:RBZWB:2023:8439

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 oktober 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
407076
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Leuven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling hoofdverblijfplaats en zorgregeling voor minderjarigen na scheiding van ouders

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 oktober 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de hoofdverblijfplaats van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De man, vertegenwoordigd door mr. E. Meuwissen, verzocht om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen, terwijl de vrouw, vertegenwoordigd door mr. P.B.J. Dekker, verzocht om het hoofdverblijf bij haar te laten. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van eerdere beschikkingen en rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming, die adviseerde om het hoofdverblijf bij de vrouw te bepalen. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat het in het belang van de kinderen is om bij de man te blijven wonen, gezien de stabiliteit en continuïteit die zij daar ervaren. De rechtbank heeft ook een zorgregeling vastgesteld, waarbij de kinderen om de veertien dagen een weekend bij de vrouw doorbrengen en de helft van de vakanties en feestdagen. Daarnaast heeft de rechtbank vervangende toestemming verleend aan de man voor inschrijving van de kinderen bij school en zorgverleners, ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de vrouw. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan in hoger beroep worden aangevochten binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/407076 / FA RK 23-1062
Datum uitspraak: 30 oktober 2023
Nadere beschikking betreffende hoofdverblijfplaats en verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van
[de man] ,
hierna te noemen de man, danwel de vader,
wonende te [plaats 1] ,
advocaat: mr. E. Meuwissen te Sittard,
tegen
[de vrouw] ,
hierna te noemen de vrouw, danwel de moeder,
wonende te [plaats 2] ,
advocaat: mr. P.B.J. Dekker te Tilburg.
betreffende de minderjarigen:
-
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2010 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige 1] ;
-
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2013 te [geboorteplaats] hierna te noemen [minderjarige 2] ;
hierna ook gezamenlijk aangeduid als de minderjarigen.
Als belanghebbende in deze zaak wordt gezien:
-
de Stichting Jeugdbescherming Brabant, hierna te noemen de gecertificeerde instelling (GI), gevestigd in Tilburg.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het verdere procesverloop

1.1.
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- de op 14 juli 2023 gegeven beschikking en alle daarin genoemde stukken en het vonnis in Kort Geding van 16 juni 2023 en alle daarin genoemde stukken;
- het op 28 augustus 2023 ontvangen rapport van de Raad van 24 augustus 2023 en de brief van de Raad van 4 oktober 2023;
- de brief van mr. Dekker van 21 augustus 2023 met bijlagen;
- de brief van mr. Meuwissen van 18 september 2023 en de brief van 6 oktober 2023 met bijlagen.
1.2
De verzoeken zijn mondeling met gesloten deuren behandeld op 16 oktober 2023. Bij die gelegenheid zijn verschenen de man en zijn advocaat, de vrouw en haar advocaat, een vertegenwoordigster van de Raad en van de GI. Gelet op de nauwe samenhang van de onderhavige verzoeken met het door de Raad ingediende verzoek tot ondertoezichtstelling in de zaak met kenmerk C/02/413306/JE RK 23-1529, zijn deze zaken ter terechtzitting gezamenlijk behandeld. In de zaak van de Raad is bij separate beschikking beslist.
1.3
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben op 9 oktober 2023 met de kinderrechter gesproken. Tijdens de mondelinge behandeling is daarvan verslag gedaan.

2.De nadere beoordeling

2.1.
De man verzoekt primair te bepalen dat [minderjarige 2] en [minderjarige 1] hun hoofdverblijf zullen hebben bij de man met vaststelling van een omgangsregeling tussen [minderjarige 2] en [minderjarige 1] en de vrouw. Subsidiair verzoekt de man een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de man en de kinderen vast te stellen.
2.2.
De vrouw verzoekt, samengevat:
- het hoofdverblijf van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] bij de vrouw te bepalen;
- een zorg- en contactregeling vast te stellen tussen de man en [minderjarige 2] en [minderjarige 1] , inhoudende een weekend per veertien dagen van vrijdag uit school tot zondag, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen.
2.3.
Bij vonnis in kort geding van 16 juni 2023 heeft de voorzieningenrechter aan de man – ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de vrouw – voorlopig toestemming gegeven voor de inschrijving van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op het adres van de man, inschrijving van [minderjarige 2] op [basisschool 1] en inschrijving van [minderjarige 1] op [basisschool 2] . Daarnaast heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de vrouw en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken recht hebben op contact met elkaar één weekend in de veertien dagen van vrijdagmiddag na school tot zondagavond 18:00 uur, waarbij de man de minderjarigen vrijdag na school naar de vrouw zal brengen en op zondagavond om 18:00 uur bij de vrouw zal ophalen, totdat in de bodemprocedure eventueel anders zal worden beslist. De voorzieningenrechter heeft de Raad verzocht om ten behoeve van en vooruitlopend op de bodemprocedure een onderzoek te verrichten en vervolgens rapport en advies uit te brengen over het hoofdverblijf, de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en eventuele andere zaken die de Raad van belang acht.
2.4.
In voornoemde beschikking heeft de rechtbank de behandeling van de zaak aangehouden in afwachting van het rapport van de Raad en het bericht van partijen over het gewenste verdere verloop van de procedure. Iedere verdere beslissing is aangehouden op na te noemen verzoeken. In het provisioneel verzoek met zaaknummer C/02/407079 / FA RK 1065 is het hoofdverblijf van de minderjarigen voorlopig bij de man bepaald.
Hoofdverblijf
2.5.
De raad adviseert in haar voornoemd rapport het hoofdverblijf van de kinderen bij moeder te bepalen. De reden is gelegen in het feit dat moeder tot aan februari 2023 voor de kinderen heeft gezorgd en dat de kinderen hier hun vertrouwde omgeving hebben opgebouwd, waaronder vrienden en hun school. De kinderen zijn in februari 2023 naar vader gegaan vanwege een escalatie tussen moeder en haar inmiddels ex-partner
.Moeder heeft toen juist gehandeld om de kinderen uit deze onveilige situatie te halen en hen bij vader onder te brengen. De insteek was om de kinderen tijdelijk bij vader te laten verblijven. Vader overlegt op dit moment onvoldoende met moeder. De raad heeft gehoord dat de kinderen bij vader willen blijven wonen maar hoort ook dat de kinderen van veel volwassenen zaken op de hoogte zijn en wellicht is hun mening hierdoor gekleurd. Bij de mondelinge behandeling heeft de raad het advies gehandhaafd.
2.6.
De vrouw is het eens met het advies van de raad. Bij de mondelinge behandeling heeft zij erop gewezen dat hetgeen de kinderen vertellen de verhalen van de vader zijn. De relatie tussen de ouders is steeds slechter geworden en de kinderen zitten in een loyaliteitsconflict. De vrouw ontkent weer een relatie met haar ex-partner te hebben. De man onderbouwt zijn stellingen niet. De Raad heeft gekeken naar het belang van de kinderen.
2.7.
De man is het niet eens met het raadsadvies. Er worden volgens hem teveel zorgen over de vrouw en haar mogelijkheden om de kinderen te bieden wat nodig is genegeerd en niet onderzocht. Zorgen van de eigen hulpverleners van de vrouw, van Veilig Thuis en van de man en de kinderen worden genegeerd. In het verleden zijn er zeer geregeld escalaties geweest tussen moeder en haar partner met geweld en agressie waarbij de man de kinderen dan kwam ophalen. De vrouw heeft zich na februari 2023 niet steeds aan de veiligheidsvoorwaarden gehouden. De ex-partner van de vrouw woont inmiddels weer half bij haar. Moeder kan de zorg voor de kinderen niet alleen aan. Zij vergeet de belafspraken met de kinderen. De communicatie tussen ouders is inderdaad slecht. Bij de mondelinge behandeling is namens de man nog aangevoerd dat de raad de lat te laag heeft gelegd door enkel te kijken naar onveiligheid in plaats naar het belang van de kinderen. Het is het meest in het belang van de kinderen op dit moment dat hun hoofdverblijf bij de man wordt bepaald.
2.8.
De kinderen hebben tijdens het kindgesprek op de rechtbank aangegeven bij vader te willen wonen. Dat hebben ze ook bij de Raad gezegd en bij het kindgesprek op 12 juni 2023 in het kader van voornoemde Kort Geding procedure. De kinderen hebben veel last van de stress en spanningen tussen de ouders. [minderjarige 1] hoopt in zijn inclusieklas te blijven. [minderjarige 2] vindt zijn huidige school (iets) leuker. [minderjarige 1] heeft een goede band met [naam 1] , de partner van de man.
2.9.
Ingevolge artikel 1:253a lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Op grond van lid 2 van dit artikel kan deze regeling omvatten:
a. een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken
b. de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft
c. de wijze waarop informatie omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind wordt verschaft aan de ouder bij wie het kind niet zijn hoofdverblijfplaats heeft dan wel de wijze waarop deze ouder wordt geraadpleegd
d. de wijze waarop informatie door derden overeenkomstig artikel 377c, lid 1 en 2 BW wordt verschaft.
2.10.
De rechtbank oordeelt als volgt. In de gesprekken die de rechter met de kinderen heeft gevoerd, zowel voorafgaand aan de voornoemde Kort Geding procedure als die voorafgaand aan de mondelinge behandeling van de bodemprocedure, hebben de kinderen consistent verklaard bij de man te willen blijven wonen. Zij voeren daartoe aan dat zij een betere klik met de vader ervaren dan met de moeder. Voorts blijkt uit die gesprekken dat de kinderen zowel in de situatie van de vader als die van de moeder baat hebben (gehad) van de aanwezigheid van de partner van hun ouder. De partner van vader blijkt voor de kinderen van belang in de persoonlijke gespreksvoering en emotionele betrokkenheid. De (ex)partner van moeder lijkt van belang te zijn geweest bij schoolgang en het uitvoeren van huiswerkopdrachten.
In het raadsrapport komt naar voren dat moeder problemen heeft met haar emotieregulatie en in dat opzicht niet altijd betrouwbaar is voor de kinderen. Onduidelijk is of de moeder hiervoor, juist met het oog op de opvoeding en verzorging van de kinderen, hulp heeft (aanvaard).
De kinderen blijken in de omgeving van vader in betrekkelijk korte tijd een bestaan te hebben opgebouwd waaraan zij zekerheid ontlenen en ook welzijn ervaren. Het is voor de rechtbank zeer de vraag of een terugkeer bij moeder zal voorzien in zekerheid en welzijn in die mate. De kinderen ervaren de moeder zeker ook als een liefdevol persoon en de rechtbank twijfelt er niet aan dat zij die rol in dat opzicht ook zal kunnen invullen. Anders dan de raad acht de rechtbank het niet vanzelfsprekend om terug te grijpen op een situatie bij moeder in het verleden. Er is reden om tegenover die situatie in het verleden kritisch te staan: de moeder stond er in het verleden niet alleen voor. Toen ouders nog samen waren hadden zij steun aan elkaar en na de scheiding heeft de moeder steeds invulling gegeven aan het ouderschap tezamen met haar ex-partner.
Dit alles afwegende brengt de rechtbank tot de conclusie dat het in het belang van de kinderen niet wenselijk is om het hoofdverblijf nu weer te doen terugkeren bij de moeder. Aan het voorlopig karakter van het hoofdverblijf zal de rechtbank een einde maken en het hoofdverblijf bepalen bij vader.
De rechtbank acht het belang aan de zijde van moeder om de verzorging en opvoeding van de kinderen weer ter hand te nemen nu zij in het verleden het langste de opvoedster is geweest, minder zwaarwegend dan het belang van de kinderen om te mogen blijven rekenen op de continuïteit die zij thans in hun opvoeding ervaren. De moeder heeft aangevoerd dat zij door de feitelijke situatie in februari 2023 de kinderen tijdelijk kwijt raakte en dat dit dan nu niet met zich mee zou mogen brengen dat zij haar opvoederschap verliest terwijl zij inmiddels haar zaken weer volledig op orde heeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder inmiddels beschikt over eigen, zelfstandige woonruimte. Ook is duidelijk geworden dat moeder nog doende is die woonruimte de invulling te geven, nodig om daar de kinderen een permanent thuis te bieden. Opmerkelijk is dat de kinderen, die, ook tijdens en na de crisisperiode bij moeder zijn blijven komen, toch duidelijk van mening zijn bij de vader te willen blijven wonen. De moeder zegt dat dat de stem van de vader is, maar de rechtbank ziet dat toch anders. Gewezen wordt op hetgeen de raad omtrent de beide persoonlijke situaties van de ouders heeft beschreven. Op beide persoonlijke situaties valt wat af te dingen. Het is niet zo dat de ene of de ander situatie bij uitstek geschikt of ongeschikt zou zijn. Dat de omstandigheden, waaronder de mening van de kinderen, nu met zich meebrengen dat er een keuze dient te worden gemaakt voor de (nabije) toekomst brengt dan niet automatisch met zich mee dat voor de oude situatie gekozen moet worden. Misschien zijn de jongens thans in een levensfase gekomen dat het goed is dat zij een tijd de zorg en begeleiding van de vader ervaren. De rechtbank neemt de leeftijd van de jongens daarbij nu ook in aanmerking. Tenslotte merkt de rechtbank op dat zij het in het belang van de kinderen acht dat zij samen blijven, in de zin dat zij beiden hetzelfde hoofdverblijf hebben. Ze hebben duidelijk gemaakt af en toe flink ruzie te maken, wat lastig is op die momenten maar voor hun vorming uiteindelijk ook nodig.
Het verzoek van de man tot bepaling van het hoofdverblijf van de minderjarigen aan hem zal dan ook worden toegewezen onder afwijzing van het verzoek van de vrouw.
Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
2.11.
Bij de mondelinge behandeling heeft de raad geadviseerd, om (ook)voor het geval de minderjarigen hoofdverblijf bij de vader hebben een zorgregeling vast te stellen waarbij de moeder en de kinderen contact met elkaar hebben van vrijdag na school tot zondag 20.00 uur gedurende drie weekenden per maand en om de vakanties en feestdagen bij helfte te verdelen.
2.12.
De man verzoekt aanvullend, op de mondelinge behandeling, voor het geval het hoofdverblijf van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] bij hem zal worden bepaald, dat de huidige contactregeling met de vrouw waarbij de kinderen twee weekends per maand bij de vrouw verblijven alsmede de helft alle vakanties, voort te zetten. Verder bepleit hij een contactregeling tussen hem en de kinderen voor het geval het hoofdverblijf bij de vrouw wordt bepaald conform de situatie van vóór februari 2023 waarbij de kinderen àlle vakanties en weekenden en vrije schooldagen die aansluiten bij weekenden, bij de man waren.
2.13.
De vrouw bepleit in het geval, conform het advies van de raad het hoofdverblijf bij de vrouw wordt bepaald een contactregeling met de man volgens advies van de raad van drie weekenden per maand en de helft van de vakanties en feestdagen. Voor het geval het hoofdverblijf bij de man wordt bepaald verzoekt de vrouw aanvullend de gespiegelde contactregeling vast te stellen waarbij de vrouw dus drie weekenden per maand en de helft van de vakanties en feestdagen contact heeft met de kinderen.
2.14.
Met betrekking tot de contactregeling tussen moeder en de kinderen acht de rechtbank het meest in het belang van de kinderen dat zij om de veertien dagen een weekend bij moeder doorbrengen alsmede de helft van alle vakanties en feestdagen. De rechtbank gaat niet mee in de wens van de moeder (en het advies van de raad) om de kinderen drie aaneengesloten weekenden bij moeder te laten verblijven. Dat heeft te maken met de zekerheid en de regelmaat die de kinderen in hun opvoedsituatie bij de vader ervaren, gekoppeld aan de leeftijd waarop de kinderen nu (gaan) komen. Zij zullen in toenemende mate ook eigen wensen krijgen die zij tot op zekere mate moeten kunnen invullen. De rechtbank gaat ervan uit dat de vader het brengen en halen van de kinderen naar de moeder zal blijven faciliteren, in ieder geval tot het moment waarop de kinderen zelfstandig met de trein kunnen gaan reizen. De rechtbank zal de zorgregeling als na te bepalen in de beschikking vastleggen.
Vervangende toestemming
2.15.
De man heeft zijn verzoek vermeerderd in het verzoekschrift van 23 juni 2023, in die zin dat hij verzoekt voor het geval het verzoek van de man om de gewone verblijfplaats van de [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij hem te bepalen wordt toegewezen, aan de man, ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de vrouw:
- toestemming te verlenen om [minderjarige 1] in te schrijven bij de middelbare school ‘ [school] ’, gevestigd aan de [adres 1] ;
- toestemming te verlenen om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in te schrijven bij de huisarts dr. [naam 2] van [huisartsenpraktijk] , gevestigd aan [adres 2] , althans bij een andere huisartsenpraktijk in [plaats 1] dan wel in de directe omgeving van [plaats 1] ;
- toestemming te verlenen om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in te schrijven bij [tandartspraktijk] , gevestigd aan de [adres 3] , althans bij een andere tandartsenpraktijk in [plaats 3] dan wel in de directe omgeving van [plaats 1] ;
- toestemming te verlenen om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in te schrijven op de zorgpolis van de man bij CZ;
- te bepalen dat de vrouw de paspoorten van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op eerste verzoek van de man dient af te geven aan de man.
2.16.
De vrouw voert verweer. De verzoeken dienen te worden afgewezen want als het hoofdverblijf bij de man zal worden bepaald zal zij vrijwillig meewerken aan hetgeen de man verzoekt.
2.17.
De rechtbank oordeelt als volgt. Bij de mondelinge behandeling heeft de vrouw toegezegd dat zij in deze situatie, waarbij het hoofdverblijf van de minderjarigen bij de man wordt bepaald haar medewerking zal verlenen tot inschrijving van de minderjarigen op de scholen en bij de zorgverleners in de omgeving van de man, als door hem verzocht. De rechtbank zal de moeder hiertoe de gelegenheid bieden gedurende vier weken na afgifte van deze bechikking. Het is voor de kinderen een belangrijk signaal wanneer moeder die termijn ook daadwerkelijk zal benutten. In het geval de termijn onbenut verstrijkt zal de vader in dat geval gerechtigd zijn met deze beslissing, die in dat geval de toestemming van de moeder vervangt, de navolgende zaken als hierna te bepalen te bewerkstelligen.
Ter zitting hebben de ouders medegedeeld dat de paspoortkwestie is geregeld. Dat betekent dat de rechtbank dat verzoek zal afwijzen.

3.De beslissing

De rechtbank
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de minderjarigen
1. [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] , op [geboortedag 1] 2010,
2. [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2013,
hun hoofdverblijf hebben bij de man;
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de vrouw en de minderjarigen
1. [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] , op [geboortedag 1] 2010,
2. [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2013,
in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar eenmaal per twee weken van vrijdagmiddag na school tot zondag 18.00 uur en gedurende de helft van de vakanties en feestdagen, waarbij de man de minderjarigen vrijdag na school naar de vrouw zal brengen en op zondagavond om 18:00 uur bij de vrouw zal ophalen;
verleent, uitvoerbaar bij voorraad, voor zo ver nog nodig, met ingang van vier weken na heden aan de man – ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de vrouw – vervangende toestemming om
- voornoemde [minderjarige 1] in te schrijven bij de middelbare school ‘ [school] ’, gevestigd aan de [adres 1] ;
- voornoemde minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in te schrijven bij de huisarts
dr. [naam 2] van [huisartsenpraktijk] , gevestigd aan [adres 2] , althans bij een andere huisartsenpraktijk in [plaats 1] dan wel in de directe omgeving van [plaats 1] ;
- voornoemde minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in te schrijven bij [tandartspraktijk] , gevestigd aan de [adres 3] , althans bij een andere tandartsenpraktijk in [plaats 3] dan wel in de directe omgeving van [plaats 1] ;
- voornoemde minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in te schrijven op de zorgpolis van de man bij CZ;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van Leuven, en, in tegenwoordigheid van mr. Deveneijns, griffier, in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2023.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.