ECLI:NL:RBZWB:2023:8441

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 oktober 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
413306 / JE RK 23-1529
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • J. van Leuven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid kinderrechter in ondertoezichtstelling van minderjarigen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 oktober 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De minderjarigen verblijven feitelijk bij hun vader in [plaats 2], terwijl beide ouders het gezag over hen uitoefenen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat op basis van artikel 265 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de rechter van de woonplaats van de minderjarige bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen. Aangezien de minderjarigen feitelijk bij hun vader verblijven in een woonplaats die tot het arrondissement Limburg behoort, is de kinderrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant onbevoegd om van het verzoek kennis te nemen.

De kinderrechter heeft de zaak daarom verwezen naar de bevoegde rechtbank Limburg (Regio Midden). De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. Deveneijns, en de verzoekers en belanghebbenden zijn geïnformeerd over hun recht om hoger beroep in te stellen binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/413306 / JE RK 23-1529
Datum uitspraak: 30 oktober 2023
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
De Raad voor de Kinderbescherming,
Zeeland–West-Brabant, Breda,
hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2010 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2013 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [plaats 1] ,
advocaat mr. P.B.J. Dekker te Tilburg,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats 2] ,
advocaat mr. E. Meuwissen te Sittard.
De kinderrechter merkt als informant aan: de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Brabant, hierna te noemen de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 25 augustus 2023;
  • de brief van de Raad van 4 oktober 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 16 oktober 2023. Daarbij waren aanwezig de man en zijn advocaat, de vrouw en haar advocaat, een vertegenwoordigster van de Raad en van de GI. Gelet op de nauwe samenhang van het onderhavige verzoek tot ondertoezichtstelling met de verzoeken in de zaak met kenmerk C/02/407076/FA RK 23-1062, zijn deze verzoekschriften ter terechtzitting gezamenlijk behandeld. In laatstgenoemde noemde zaak is beslist bij separate beschikking.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn erkend door vader. Hij oefent samen met de moeder ook het gezag uit over de minderjarigen.
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven feitelijk bij vader.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De beoordeling: bevoegdheid

4.1.
De kinderrechter overweegt het volgende. Op grond van artikel 265 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is de rechter van de woonplaats van de minderjarige of, bij gebreke van een woonplaats in Nederland, van het werkelijk verblijf van de minderjarige, bevoegd om van het onderhavige verzoek, betreffende minderjarigen, kennis te nemen. Ingevolge artikel 1:12 van het Burgerlijk Wetboek is de woonplaats van de minderjarige dezelfde als de woonplaats van degene die het gezag over de minderjarige uitoefent. Beide ouders oefenen in het onderhavige geval het gezag uit en in dat geval volgt de minderjarige de woonplaats van de gezagdragende ouder bij wie hij feitelijk verblijft. De minderjarigen verblijven feitelijk bij hun vader in [plaats 2] . In de gelijktijdig met deze beschikking afgegeven beschikking met het kenmerk C/02/407076/FA RK 23-1062 heeft de rechtbank het hoofdverblijf van de minderjarigen bepaald bij de vader. Aangezien de ouder die het ouderlijk gezag uitoefent en bij wie de minderjarigen verblijven, woonachtig is in een woonplaats behorende tot het arrondissement Limburg (Regio Midden) is de kinderrechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant onbevoegd om van het verzoek kennis te nemen. De kinderrechter verwijst de zaak, in de stand waarin zich deze bevindt, naar de bevoegde rechter, te weten de rechtbank Limburg (Regio Midden).

5.De beslissing

De kinderrechter:
verklaart zich onbevoegd om van het verzoek kennis te nemen;
verwijst de zaak, in de stand waarin zich deze bevindt, naar de rechtbank Limburg (Regio Midden).
Deze beschikking is gegeven door mr. Van Leuven, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2023, in aanwezigheid van mr. Deveneijns als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.