ECLI:NL:RBZWB:2023:8446

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
5 december 2023
Zaaknummer
02-323516-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal door twee of meer verenigde personen met valse sleutels

Op 5 december 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen meerdere diefstallen van geldbedragen heeft gepleegd. De verdachte, geboren in 2000, werd bijgestaan door raadsman mr. H. van Asselt. De inhoudelijke behandeling vond plaats op 21 november 2023, waar de officier van justitie, mr. J.J. Peerboom, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De tenlastelegging omvatte diefstallen waarbij gebruik werd gemaakt van bankpassen die door oplichting waren verkregen. De rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte twee specifieke diefstallen had gepleegd, maar achtte de overige diefstallen wel bewezen op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en andere bewijsmiddelen.

De rechtbank legde de verdachte een taakstraf van 200 uur op, evenals een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met een proeftijd van twee jaar. Bij de strafoplegging werd rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zijn verantwoordelijkheid voor de feiten, en het advies van de reclassering. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, die niet alleen financiële schade hadden geleden, maar ook in hun gevoel van veiligheid waren aangetast. De verdachte werd vrijgesproken van twee specifieke diefstallen, maar de overige feiten werden bewezen verklaard, wat leidde tot de opgelegde straf.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/323516-22
vonnis van de meervoudige kamer van 5 december 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2000 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsman mr. H. van Asselt, advocaat te Roosendaal.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 21 november 2023, waarbij de officier van justitie, mr. J.J. Peerboom, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I van dit vonnis opgenomen. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte, samen met anderen, meerdere geldbedragen heeft gestolen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert vrijspraak van de diefstal van € 1.200,00 van [slachtoffer 1] en van de diefstal van € 4.538,50 van [slachtoffer 2] , omdat daar onvoldoende bewijs voor is. De overige tenlastegelegde diefstallen acht hij bewezen op grond van het dossier en de bekennende verklaring van verdachte op zitting.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van de diefstal van € 1.200,00 van [slachtoffer 1] en van de diefstal van € 4.538,50 van [slachtoffer 2] vanwege onvoldoende bewijs. Voor de bewezenverklaring van de overige tenlastegelegde diefstallen refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II van dit vonnis opgenomen.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte € 1.200,00 van [slachtoffer 1] en € 4.538,50 van [slachtoffer 2] heeft gestolen. Verdachte ontkent deze feiten en voldoet evenmin aan het signalement van degene die deze geldbedragen heeft gepind. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van deze diefstallen.
Op grond van de bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting, acht de rechtbank de overige tenlastegelegde diefstallen wettig en overtuigend bewezen. Bij deze diefstallen was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en een of meer anderen. Verdachte heeft namelijk de pinpassen en pincodes van een of meer anderen gekregen, is daarmee gaan pinnen en moest vervolgens een deel van de geldbedragen afgeven aan een of meer anderen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op meer tijdstippen in de periode van 7 juli 2021 tot en met 22 september 2021 te Middelburg en te Arnemuiden en Bergen op Zoom en te Kapelle, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
- ( telkens) een geldbedrag, dat geheel aan [slachtoffer 1] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, en
- ( telkens) een geldbedrag (in totaal ongeveer 6.850,00 euro), dat geheel aan [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, en
- ( telkens) een geldbedrag (in totaal ongeveer 5.950,00 euro), dat geheel aan [slachtoffer 5] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, en
- ( telkens) een geldbedrag (in totaal ongeveer 5.000,00 euro), dat geheel aan [slachtoffer 6] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s)die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door telkens gebruik te maken van een bankpas die door oplichting is verkregen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 200 uur met aftrek van het voorarrest. Ook vordert hij oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met een proeftijd van twee jaar. Aan de proeftijd dienen de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Hij woont bij zijn vriendin, is zzp’er en wordt gesteund door de mensen om hem heen. Daarnaast heeft verdachte zijn verantwoordelijkheid genomen voor de onderliggende feiten en is hij na deze feiten niet meer met politie en justitie in aanraking gekomen. Verder is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing. Gelet op het voorgaande dient aan verdachte een lagere taakstraf te worden opgelegd dan is geëist. Verdachte heeft baat bij de oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van vier diefstallen van geldbedragen. Al deze diefstallen heeft hij samen met een of meer anderen gepleegd en zijn begaan met de bankpassen van oudere slachtoffers. Door middel van georganiseerde bankhelpdeskfraude zijn van deze kwetsbare mensen op een geraffineerde wijze de bankpassen en pincodes bemachtigd. Hoewel verdachte niet degene is geweest die de bankpassen afhandig heeft gemaakt, heeft hij wel met deze bankpassen meerdere keren grote geldbedragen opgenomen. De totale buit bedroeg namelijk € 18.700,00.
De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij willens en wetens met de bankpassen van anderen geld heeft opgenomen, zonder eraan te denken wat voor gevolgen dit voor de slachtoffers zou hebben. Hij heeft zich daarbij enkel laten leiden door zijn eigen financiële gewin. Ook lijkt er enige vorm van structuur te zitten in de wijze waarop er werd gehandeld. Verdachte is onderdeel geweest van een dergelijke gestructureerde groep en vormt daarmee een onmisbare schakel die deze verwerpelijke vorm van criminaliteit mogelijk maakt. Verdachte en zijn medeverdachten hebben de slachtoffers niet alleen financiële schade toegebracht, maar ook hun gevoel van veiligheid en vertrouwen in de medemens is geschaad.
Naast de ernst van het feit heeft de rechtbank bij het bepalen van de straf rekening gehouden met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet al eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld en dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Ook houdt de rechtbank in strafmatigende zin rekening met de houding van verdachte. Hij heeft op zitting een bekennende verklaring afgelegd en neemt verantwoordelijkheid voor zijn handelen.
Verder houdt de rechtbank rekening met het reclasseringsrapport van 4 september 2023, waarin wordt geadviseerd een deels voorwaardelijke straf op te leggen met een proeftijd en bijzondere voorwaarden. Verdachte lijkt er nu op uit om zijn leven positief vorm te geven. Hij heeft steunende personen om zich heen en heeft zijn leven de afgelopen jaren op bepaalde punten verbeterd. Zijn cannabisgebruik is verminderd en hij heeft een dagritme. Het risico op recidive acht de reclassering gemiddeld, omdat verdachte een gebrek heeft aan probleeminzicht en oplossingsvaardigheden. De reclassering vindt het daarom van belang dat verdachte een cognitieve vaardigheidstraining gaat volgen.
Alles overziend vindt de rechtbank de eis van de officier van justitie passend. Zij legt verdachte een taakstraf van 200 uur op en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met een proeftijd van twee jaar. Aan de voorwaardelijke straf zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te
nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels,
meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 200 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
100 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf naar rato van 2 uur per dag;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaarden:
* dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met verdachte opnemen voor de eerste afspraak;
* dat verdachte actief deelneemt aan de gedragsinterventie CoVa of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
- geeft opdracht de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Gillesse, voorzitter, mr. D. van Kralingen en mr. J.P.E. Mullers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Andraws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 5 december 2023.
mr. Mullers en mr. Gillesse zijn niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.