ECLI:NL:RBZWB:2023:8453

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 november 2023
Publicatiedatum
5 december 2023
Zaaknummer
23-006320
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigverklaring van oproep in ontnemingszaak wegens niet-naleving betekeningsvereisten

Op 20 november 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, uitspraak gedaan in een ontnemingszaak. De veroordeelde was op 7 september 2016 door de politierechter veroordeeld tot betaling van een ontnemingsbedrag van € 12.279,50. Na aftrek van de vervreemdingsopbrengst van het conservatoir beslag resteerde er een openstaand bedrag van € 1.594,99. De ontnemingsvordering werd op 29 september 2016 ter executie overgedragen aan het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB), dat sindsdien heeft geprobeerd het volledige bedrag te incasseren. Tot op heden heeft de veroordeelde slechts € 624,06 betaald, waardoor er nog een bedrag van € 970,93 openstaat.

De vordering van het Openbaar Ministerie, die op 27 februari 2023 ter griffie werd ingediend, strekte tot het verlenen van een machtiging tot toepassing van gijzeling voor de duur van 19 dagen. De rechtbank heeft op 6 november 2023 de vordering in openbare raadkamer behandeld. Tijdens deze behandeling werd vastgesteld dat de oproep voor de behandeling van de vordering niet correct was betekend aan de veroordeelde, omdat er niemand op het adres aanwezig was om de brief aan te nemen. Hierdoor was niet voldaan aan de betekeningsvereisten voor de oproeping.

De rechtbank heeft daarom besloten de oproeping nietig te verklaren. Deze beslissing is gegeven door mr. R.J.H. Goossens, politierechter, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is openbaar uitgesproken op 20 november 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Breda
raadkamernummer : 23-006320
datum : 20 november 2023
beslissing van de politierechter op de vordering op grond van artikel 6:6:25 Wetboek van Strafvordering in de zaak van:

[Veroordeelde]

geboren op [geboortedag] 1974 te [geboorteplaats]
wonende op het adres [woonplaats]
hierna te noemen: de veroordeelde.

Feiten

Veroordeelde is op 7 september 2016 door de politierechter te Zeeland-West-Brabant veroordeeld tot betaling van een ontnemingsbedrag van € 12.279,50. Daarop is de vervreemdingsopbrengst van het gelegde conservatoir beslag in mindering gebracht, waardoor een openstaand bedrag van € 1.594,99 resteerde. Op 29 september 2016 is de ontnemingsvordering ter executie overgedragen aan het Centraal Justitieel Incassobureau (hierna: CJIB). Vanaf dat moment heeft het CJIB getracht het volledige bedrag te incasseren. Uiteindelijk is door veroordeelde een bedrag van € 624,06 betaald. Hierdoor resteert een bedrag van € 970,93.

Procedure

De vordering is op 27 februari 2023 ter griffie van deze rechtbank ontvangen. De officier van justitie heeft bij deze vordering zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 6 november 2023 de vordering in openbare raadkamer behandeld.

Vordering van het Openbaar Ministerie

De vordering van de officier van justitie strekt tot het verlenen van een machtiging tot toepassing van gijzeling voor de duur van 19 dagen.

Beoordeling

De rechtbank stelt vast dat geprobeerd is de oproep voor de behandeling van de vordering uit te reiken aan veroordeelde op het hierboven genoemde adres. Dit is niet gelukt, omdat er niemand op het adres aanwezig was om de brief aan te nemen. De oproep is hierna niet meer betekend aan het Openbaar Ministerie. Er is dan ook niet voldaan aan de betekeningsvereisten voor de oproeping. De rechtbank zal daarom de oproeping nietig verklaren.

Beslissing

De rechtbank verklaart de oproeping nietig.
Deze beslissing is gegeven door
mr. R.J.H. Goossens, politierechter,
in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2023.