ECLI:NL:RBZWB:2023:8464

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 november 2023
Publicatiedatum
5 december 2023
Zaaknummer
23-011803
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van voertuig met verborgen ruimte voor drugs

Op 20 november 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een zaak waarin een klaagschrift is ingediend door klager, die de teruggave van een in beslag genomen voertuig vorderde. Het voertuig was op 3 mei 2023 in beslag genomen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek tegen beslagene, die zonder geldig rijbewijs en onder invloed van alcohol met het voertuig reed. Klager, de eigenaar van het voertuig, stelde dat hij ernstige hinder ondervond van de inbeslagname, omdat hij het voertuig nodig had voor zijn vervoer, vooral na een ongeval waarbij hij zijn been had verloren. De raadsman van klager voerde aan dat er geen strafrechtelijke vervolging had plaatsgevonden en dat het voertuig teruggegeven moest worden.

De officier van justitie daarentegen stelde dat het beslag gehandhaafd moest blijven, omdat in het voertuig een verborgen ruimte was aangetroffen met 10 kilo hasj. De rechtbank overwoog dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van het voertuig, omdat het veiligstellen van de belangen waarvoor de inbeslagneming was toegestaan, het voortduren van het beslag noodzakelijk maakte. De rechtbank concludeerde dat er voldoende redenen waren om aan te nemen dat klager wist dat beslagene gebruikmaakte van zijn voertuig en dat het voertuig in verband stond met een strafbaar feit.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het klaagschrift ongegrond, waarmee de inbeslagname van het voertuig werd gehandhaafd. Deze beslissing is genomen in het kader van een summier onderzoek, waarbij de rechtbank niet in detail kon treden over de mogelijke uitkomst van een hoofdzaak of ontnemingsprocedure. De uitspraak werd gedaan door rechter R.J.H. Goossens, in aanwezigheid van griffier D. van Spelde, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
rk.nummer: 23-011803
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
hierna te noemen: klager.
Klager heeft in deze zaak woonplaats gekozen ten kantore van mr. B.P.J.H. van de Luijtgaarden, advocaat te Roosendaal, op het adres Bovendonk 11a, 4707 ZH Roosendaal.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 3 mei 2023 in het strafvorderlijk onderzoek tegen [beslagene] in beslag is genomen: een personenauto van het merk Kia, type Ceed, kleur zwart en voorzien van het [kenteken] (hierna: het voertuig).
  • het klaagschrift, ingediend op 4 mei 2023 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 6 november 2023. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. G. Smid, en mr. Van de Luijtgaarden als gemachtigd raadsman van klager.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
De (overige) belanghebbende (overeenkomstig artikel 552a lid 5 Sv), zijnde [beslagene] is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met een last tot teruggave aan klager. Daartoe is aangevoerd dat op 3 mei 2023 onder [beslagene] een auto in beslag is genomen waarvan klager eigenaar is. Klager ondervindt van (het voortduren van) de inbeslagname ernstige hinder, nu hij geen gebruik kan maken van de auto. Klager heeft de auto niet door enig strafbaar feit onttrokken aan enig rechthebbende. Daarnaast moet het onderzoek al zijn afgerond en is inbeslagname niet langer noodzakelijk voor de waarheidsvinding.
In raadkamer heeft de raadsman aangevoerd dat klager middels een ongeval zijn been is verloren en dat hij zijn voertuig daarom nodig heeft om zich te kunnen vervoeren. Daarnaast had klager geen wetenschap van de verborgen ruimte die zich in het voertuig bevindt. Klager is bereid om, wanneer tot teruggave van het voertuig wordt besloten, de verborgen ruimte uit het voertuig te laten verwijderen en het voertuig te laten keuren bij de RDW alvorens hij het voertuig weer in gebruik neemt. Voorts voert de raadsman aan dat het dossier een vordering ex artikel 552f Sv bevat, maar dat dit slechts een concept betreft. Nu er geen strafrechtelijke vervolging heeft plaatsgevonden, dient het voertuig te worden teruggegeven aan klager.
De officier van justitie heeft zich schriftelijk op het standpunt gesteld dat het beslag gehandhaafd dient te blijven. Daartoe is aangevoerd dat op 3 mei 2023 proces-verbaal is opgemaakt tegen [beslagene] wegens het rijden zonder geldig rijbewijs en het rijden onder invloed. Ten aanzien van beide feiten is sprake van recidive, waarbij wordt opgemerkt dat het feit met pleegdatum 4 april 2023 met hetzelfde voertuig is gepleegd. Daarnaast is in het voertuig een verborgen ruimte met daarin 10 kilo hasj aangetroffen. Het voertuig staat op naam van klager. Ook in het geval waarin er niet (meer) wordt vervolgd, wordt de onttrekking aan het verkeer verzocht ex artikel 552f Sv (ECLI:NL:HR:2022:39). Gelet op het feit dat er daadwerkelijk drugs worden vervoerd met dit voertuig, is het onwenselijk dat dit voertuig weer toegelaten wordt op de openbare weg. Het is daarom niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de onttrekking aan het verkeer van het voertuig zal bevelen. Verzocht wordt dan ook het klaagschrift ongegrond te verklaren.
In raadkamer heeft de officier van justitie aangevoerd dat het uitbouwen van een verborgen ruimte slechts eenmaal eerder is toegestaan en dat dat in de praktijk niet haalbaar is gebleken. De officier van justitie persisteert daarom bij het schriftelijk ingenomen standpunt.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Alvorens wordt overgegaan tot de inhoudelijke beoordeling van het klaagschrift, constateert de rechtbank dat het raadkamerdossier een vordering ex artikel 552f Sv bevat. Dit betreft echter een conceptvordering en de rechtbank zal de vordering daarom buiten beschouwing laten. Bovendien is in raadkamer niet gebleken dat geen sprake (meer) is van een vervolging jegens beslagene.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
In deze doet zich het geval voor dat een ander dan degene tegen wie het strafvorderlijk onderzoek zich richt, stelt rechthebbende te zijn en zich beklaagt over de voortduring van het beslag en het uitblijven van een last tot teruggave. In een dergelijk geval zal de rechtbank bij de beoordeling tevens acht moeten slaan op het bepaalde in art. 33a, tweede lid aanhef en onder a, Sr, inhoudende dat voorwerpen die niet aan de veroordeelde toebehoren alleen verbeurd kunnen worden verklaard indien degene aan wie zij toebehoren bekend was met hun verkrijging door middel van het strafbare feit of met het gebruik of de bestemming in verband daarmede, dan wel die verkrijging, dat gebruik of die bestemming redelijkerwijs had kunnen vermoeden.
De rechtbank stelt vast dat beslagene zonder rijbewijs en onder invloed in het inbeslaggenomen voertuig heeft gereden. Er is sprake is van herhaald plegen en een van de eerder gepleegde feiten is eveneens in het inbeslaggenomen voertuig gepleegd. Klager is als rechthebbende van het voertuig verantwoordelijk voor wie hij in zijn voertuig laat rijden en van klager wordt ook verwacht dat hij weet wie er gebruikmaakt van zijn voertuig. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat vooralsnog voldoende termen aanwezig zijn om ervan uit te gaan dat klager wist dat beslagene gebruikmaakte van zijn voertuig.
Voorts stelt de rechtbank vast dat in het voertuig een verborgen ruimte is aangetroffen. Dat blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van 9 mei 2023. De Hoge Raad heeft bepaald dat de enkele omstandigheid dat in een voertuig een verborgen ruimte is aangebracht en dat het een feit van algemene bekendheid is dat dergelijke verborgen ruimtes veelal worden gebruikt voor criminele doeleinden, zoals het vervoeren van drugs, niet toereikend is voor het oordeel dat het voertuig vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer. Uit het dossier is echter gebleken dat in de verborgen ruimte in onderhavig voertuig 10 kilo hasj is aangetroffen. De rechtbank is daarom van oordeel dat het voertuig in verband staat tot een strafbaar feit.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het – in deze stand van het onderzoek en met inachtneming van het summiere karakter van de raadkamer – niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de onttrekking aan het verkeer van het voertuig zal bevelen. De rechtbank zal het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag dan ook ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart:
- het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 20 november 2023 gegeven door mr. R.J.H. Goossens, rechter, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 november 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).