ECLI:NL:RBZWB:2023:8468

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 november 2023
Publicatiedatum
5 december 2023
Zaaknummer
23-018774
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv betreffende teruggave van inbeslaggenomen voertuig

Op 9 november 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een klaagschrift dat was ingediend door klager, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. N.M.E. Verpaalen. Het klaagschrift was gericht tegen het beslag dat was gelegd op een personenauto, een Seat Leon, in het kader van een strafvorderlijk onderzoek tegen een derde. Klager stelde dat hij de eigenaar van het voertuig was en dat de verdenking niet tegen hem gericht was. Tijdens de behandeling in raadkamer op 6 november 2023 zijn de officier van justitie, klager en zijn raadsvrouw gehoord. De officier van justitie heeft ter zitting aangegeven dat het klaagschrift gegrond verklaard moest worden, omdat het niet waarschijnlijk was dat de strafrechter het voertuig later verbeurd zou verklaren.

De rechtbank heeft overwogen dat het klaagschrift tijdig was ingediend en dat klager ontvankelijk was. Bij de beoordeling van het klaagschrift heeft de rechtbank vastgesteld dat het onderzoek in raadkamer een summier karakter heeft. De rechtbank heeft de relevante wetgeving, waaronder artikel 94 en artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, in acht genomen. De rechtbank concludeerde dat er geen strafvorderlijk belang meer bestond bij het voortduren van het beslag, aangezien klager als rechthebbende kon worden aangemerkt op basis van het kentekenbewijs dat hij had overgelegd.

De rechtbank heeft daarom het klaagschrift gegrond verklaard en gelast dat de Seat Leon aan klager wordt teruggegeven. Deze beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. D. van Spelde, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
rk.nummer: 23-018774
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 1958
wonende te [woonadres]
hierna te noemen: klager.
Klager heeft in deze zaak woonplaats gekozen ten kantore van mr. N.M.E. Verpaalen, advocaat te Breda, op het adres Paardeweide 18B, 4824 EH Breda.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 11 juli 2023 in het strafvorderlijk onderzoek tegen [naam] in beslag is genomen: een personenauto van het Seat, type Leon, kleur zwart en voorzien van het [kenteken] (hierna: het voertuig).
  • het klaagschrift, ingediend op 25 juli 2023 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 6 november 2023. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. G. Smid, klager en mr. Verpaalen als gemachtigd raadsvrouw van klager.
De (overige) belanghebbenden (overeenkomstig artikel 552a lid 5 Sv), zijnde [naam] en [naam 2] zijn behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met een last tot teruggave aan klager. Daartoe is aangevoerd dat klager de eigenaar van het voertuig is en dat de verdenking niet tegen hem is gericht. Klager en zijn partner hebben het voertuig nodig om naar hun werk te gaan. Daarnaast gebruikt de partner van klager het voertuig om naar haar moeder te gaan, waar zij als mantelzorger de zorg voor draagt.
Ter zitting heeft de raadsvrouw, gelet op het reeds schriftelijk ingenomen standpunt, verzocht om vervroegd op het klaagschrift te beslissen. Daarnaast voert zij aan dat uit het dossier blijkt dat beslagene steeds wisselde van voertuig, waardoor het inbeslaggenomen voertuig niet direct kan worden gelinkt aan strafbare feiten. Klager heeft ter zitting aangevoerd dat hij geen wetenschap had van waar zijn zoon, [naam] , het voertuig voor gebruikte. Klager heeft voorts aangevoerd dat hem niet bekend is wie [naam 2] , die als eigenaar van het voertuig op de kennisgeving van inbeslagname staat vermeld, is en toont ter zitting het kentekenbewijs van het voertuig, waarop hij als tenaamgestelde staat vermeld.
De officier van justitie heeft zich ter zitting, in afwijking van het schriftelijk ingenomen standpunt, op het standpunt gesteld dat het klaagschrift gegrond moet worden verklaard, nu het niet op voorhand hoogst waarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, het voertuig verbeurd zal verklaren.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Ingevolge artikel 116, eerste lid, Sv doet het Openbaar Ministerie de inbeslaggenomen voorwerpen teruggeven aan de beslagene, zodra het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet. In het systeem van de wet ligt aldus besloten dat, indien het Openbaar Ministerie bij de behandeling van een beklag als bedoeld in artikel 552a Sv te kennen geeft van oordeel te zijn dat het belang van strafvordering zich niet meer tegen de gevraagde teruggave verzet, de rechter, zonder zelf in een beoordeling van dit laatste punt te treden, op het klaagschrift dient te beslissen. Dit is bijvoorbeeld van belang bij een klaagschrift dat is gericht tegen het voornemen van de officier van justitie om de inbeslaggenomen voorwerpen terug te geven aan anderen dan de beslagene. In dat voornemen ligt, gelet op artikel 116, eerste lid, Sv, besloten dat het belang van strafvordering zich niet meer tegen teruggave verzet. Het staat de rechter dan niet vrij bij de beoordeling van het klaagschrift te treden in de vraag of zodanig belang aan de teruggave in de weg staat.
In deze doet zich het geval voor dat een ander dan degene tegen wie het strafvorderlijk onderzoek zich richt, stelt rechthebbende te zijn en zich beklaagt over de voortduring van het beslag en het uitblijven van een last tot teruggave. In een dergelijk geval zal de rechtbank bij de beoordeling tevens acht moeten slaan op het bepaalde in art. 33a, tweede lid aanhef en onder a, Sr, inhoudende dat voorwerpen die niet aan de veroordeelde toebehoren alleen verbeurd kunnen worden verklaard indien degene aan wie zij toebehoren bekend was met hun verkrijging door middel van het strafbare feit of met het gebruik of de bestemming in verband daarmede, dan wel die verkrijging, dat gebruik of die bestemming redelijkerwijs had kunnen vermoeden.
De rechtbank constateert dat op de kennisgeving van inbeslagname staat vermeld dat [naam 2] de eigenaar van het voertuig betreft. Uit het kentekenbewijs dat door klager ter zitting is getoond, is echter voldoende gebleken dat het voertuig aan klager toebehoort en dat hij redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt. De rechtbank is van oordeel dat er, gelet op het standpunt van de officier van justitie, geen strafvorderlijk belang meer bestaat bij het voortduren van het beslag. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag gegrond verklaren en de teruggave van het voertuig aan klager gelasten.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart:
- het klaagschrift gegrond en gelast de teruggave van de Seat Leon met goednummer G2395724 aan klager.
Deze beslissing is op 9 november 2023 gegeven door mr. R.J.H. Goossens, rechter, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 november 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).