ECLI:NL:RBZWB:2023:8469

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 november 2023
Publicatiedatum
5 december 2023
Zaaknummer
23-011076
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van voertuig en contant geld

Op 20 november 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een klaagschrift dat was ingediend door klager, geboren op 1 januari 1962. Het klaagschrift was gericht tegen de inbeslagname van een Mercedes Benz C300D en een bedrag van € 192.700,00 aan contant geld, dat op 4 april 2023 onder klager in beslag was genomen. Klager, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. B.J. de Pree, stelde dat het belang van strafvordering zich niet verzet tegen de teruggave van het voertuig, aangezien er geen aanwijzingen waren dat hij geen verhaal zou bieden in het geval van een veroordeling. Klager had het voertuig nodig voor zijn werk en huurde momenteel een auto, wat leidde tot onnodige kosten.

De officier van justitie, mr. G. Smid, betoogde echter dat het voertuig in beslag was genomen op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering, en dat er een verdenking van witwassen tegen klager bestond. De rechtbank overwoog dat er een groot bedrag aan contant geld in het voertuig was aangetroffen, waarvan de herkomst niet bekend was. Dit leidde tot de conclusie dat het niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter het voertuig later zou verbeurd verklaren.

Na beoordeling van de argumenten van beide partijen, concludeerde de rechtbank dat het klaagschrift ongegrond was. De rechtbank verklaarde dat het belang van strafvordering zich verzet tegen de teruggave van het voertuig, en dat de inbeslagname gerechtvaardigd was. De beslissing werd genomen in raadkamer, waarbij de rechtbank het summiere karakter van het onderzoek in acht nam. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. R.J.H. Goossens, in aanwezigheid van griffier mr. D. van Spelde, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-111750-23
rk.nummer: 23-011076
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op 1 januari 1962 te [geboorteplaats]
wonende op het [woonadres]
hierna te noemen: klager.
Klager heeft in deze zaak woonplaats gekozen ten kantore van mr. B.J. de Pree, advocaat te Utrecht, op het adres Maliebaan 57, 3581 CE Utrecht.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 4 april 2023 onder klager in beslag is genomen: een personenauto van het merk Mercedes, type Benz C300D en voorzien van het [kenteken] (hierna: het voertuig).
  • het klaagschrift, ingediend op 1 mei 2023 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 6 november 2023. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. G. Smid, klager en mr. De Pree als raadsman van klager.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan klager. Daartoe is aangevoerd dat het belang van strafvordering zich niet verzet tegen teruggave van het voertuig. Het dossier biedt immers geen aanwijzing dat klager, in het geval van een veroordeling, geen verhaal zal bieden. Voorts is voortduring van de inbeslagname disproportioneel. Klager heeft het voertuig nodig voor zijn werk en huurt nu een auto, waardoor hij onnodig kosten moet maken.
In raadkamer heeft de raadsman aangevoerd dat in onderliggende strafzaak een inval is gedaan bij het bedrijf van de vader van klager. Klager was daar destijds werkzaam en zijn privévoertuig is bij deze inval in beslag is genomen. De strafrechtelijke verdenking richt zich echter tegen het bedrijf en niet tegen klager. Het inbeslaggenomen voertuig staat daar dan ook los van en moet derhalve worden teruggegeven. Ten aanzien van het contante geld dat in het voertuig is aangetroffen heeft de raadsman aangevoerd dat het bedrijf met contant geld werkt, hetgeen gebruikelijk is in Marokko. Klager moest geld afstorten en had dit geld daarom in zijn voertuig liggen.
Klager heeft in raadkamer aangevoerd dat het voertuig zijn privévoertuig betreft en dat het aangetroffen geldbedrag van klanten van het bedrijf is.
De officier van justitie merkt op dat het voertuig in beslag is genomen op grond van artikel 94 Sv en dat er geen sprake is van conservatoir beslag, terwijl het klaagschrift zich daar wel op lijkt te richten. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het beslag gehandhaafd dient te blijven, nu klager wordt verdacht van witwassen. Er is € 192.700,00 aan contant geld in het voertuig aangetroffen, waarvan de herkomst niet bekend is geworden. Het voertuig is dan ook een middel waarmee het strafbare feit waarvan klager wordt verdacht is begaan. Om die reden is het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, het voertuig verbeurd zal verklaren.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De rechtbank stelt vast dat er een groot bedrag aan contant geld in het inbeslaggenomen voertuig is aangetroffen. Gelet op het aangetroffen geldbedrag, de verdenking en hetgeen door de raadsman en officier van justitie in raadkamer naar voren is gebracht, is de rechtbank van oordeel dat het vooralsnog niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, het voertuig verbeurd zal verklaren. De rechtbank zal gelet op het voorgaande het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart:
- het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 20 november 2023 gegeven door mr. R.J.H. Goossens, rechter, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 november 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).