ECLI:NL:RBZWB:2023:8472

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 november 2023
Publicatiedatum
5 december 2023
Zaaknummer
23-006785
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding ex artikel 530 Sv na sepot van strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 november 2023 uitspraak gedaan op een verzoekschrift tot schadevergoeding, ingediend door verzoeker na een sepot van zijn strafzaak. Verzoeker, die werd verdacht van overtreding van de Opiumwet, had kosten voor rechtsbijstand gemaakt en verzocht om een vergoeding van € 1.979,56, vermeerderd met een forfaitaire vergoeding voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift. De rechtbank constateerde dat het verzoekschrift op 14 april 2022 was ingekomen, en ondanks dat het verzoek op 17 maart 2023 als te laat was ingediend, werd het verzoek toch ontvankelijk verklaard op basis van de eerder genoemde datum.

Tijdens de behandeling in de raadkamer op 6 november 2023 waren de officier van justitie en de advocaat van verzoeker aanwezig. De advocaat voerde aan dat de gemaakte kosten niet als bovenmatig moesten worden aangemerkt, gezien de langlopende aard van de zaak en het feit dat er nog werkzaamheden waren verricht na het sepot. De officier van justitie steunde het verzoek om vergoeding.

De rechtbank oordeelde dat de kosten van rechtsbijstand voldoende onderbouwd waren en dat er gronden van billijkheid aanwezig waren om de gevraagde schadevergoeding toe te kennen. Uiteindelijk werd het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toegewezen tot een totaalbedrag van € 2.659,56, bestaande uit € 1.979,56 voor rechtsbijstand en € 680,00 voor de kosten van de indiening en behandeling van het verzoekschrift. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is informatie verstrekt over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
rk-nummer: 23-006785
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 14 april 2022, in de zaak:
[verzoeker]
geboren op [geboortedag] 1970 te [geboorteplaats]
wonende op het adres [woonplaats]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. C.J.M. Jansen, advocaat te Tilburg op het adres Tivolistraat 18, 5017 HP Tilburg.
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 1.979,56, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 18 januari 2022;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 6 november 2023 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. G. Smid, en mr. Jansen als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat verzoeker werd verdacht van overtreding van de Opiumwet. De strafzaak tegen hem is op 18 januari 2022 geseponeerd. Verzoeker stelt kosten voor rechtsbijstand te hebben gemaakt en verzoekt daarvoor een bedrag van
€ 1.979,56 toe te kennen, te vermeerderen met de forfaitaire vergoeding voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift.
In raadkamer voert de advocaat aan dat sprake is geweest van een langlopende zaak. Na het sepot zijn er nog werkzaamheden verricht, omdat diverse goederen die in de strafzaak in beslag zijn genomen niet terug waren gegeven aan verzoeker. Gemaakte kosten mogen niet te snel als bovenmatig worden aangemerkt wanneer duidelijk is dat de kosten zijn gemaakt in het kader van de strafzaak.
De officier van justitie heeft zich in afwijking op het schriftelijk standpunt op het standpunt gesteld dat de gevraagde vergoeding kan worden toegewezen.

2.De beoordeling

De rechtbank constateert dat op het verzoekschrift staat vermeld dat het verzoek op 17 maart 2023 is ingekomen op de griffie. Gelet daarop is het verzoekschrift te laat ingediend. De rechtbank constateert echter ook dat op het verzoekschrift de datum 14 april 2022 staat vermeld. De rechtbank zal daarom 14 april 2022 aanhouden als ontvangstdatum van het verzoekschrift. Gelet daarop is het verzoekschrift tijdig ingediend en is verzoeker ontvankelijk in zijn verzoekschrift.
De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 1.979,56is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 2.659,56, bestaande uit:
- € 1.979,56 aan kosten van rechtsbijstand; en
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
bepaalt dat een bedrag van
€ 2.659,56zal worden overgemaakt op rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Jansen & Van Rooijen Advocaten, onder vermelding van “2022054 CJ”.
Deze beslissing is op 20 november 2023 gegeven door mr. R.J.H. Goossens, rechter, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 november 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).