ECLI:NL:RBZWB:2023:8473

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 november 2023
Publicatiedatum
5 december 2023
Zaaknummer
23-009922 en 23-009923
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoekschrift schadevergoeding ex artikelen 530 en 533 Sv in verband met inverzekeringstelling en rechtsbijstandskosten

Op 20 november 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende verzoekschriften tot schadevergoeding op basis van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering. Verzoekster, geboren in 1964, had een verzoek ingediend voor schadevergoeding ten laste van de Staat, naar aanleiding van een inverzekeringstelling en gemaakte kosten voor rechtsbijstand. De verzoekschriften waren ingediend op 14 april 2023, en de zaak was eerder geseponeerd op 26 januari 2023 wegens een oud feit. Tijdens de behandeling in raadkamer op 6 november 2023 waren de officier van justitie en de advocaat van verzoekster aanwezig, maar verzoekster zelf was niet verschenen.

Verzoekster stelde immateriële schade te hebben geleden door de inverzekeringstelling en vroeg een vergoeding van € 130,00. Daarnaast verzocht zij om vergoeding van € 1.815,00 voor rechtsbijstandskosten. De officier van justitie betwistte de vergoeding voor de inverzekeringstelling, maar erkende dat de kosten voor rechtsbijstand konden worden toegewezen, gezien de omstandigheden rondom de intrekking van de dagvaarding.

De rechtbank overwoog dat verzoekster de verdenking aan zichzelf te wijten had, waardoor er geen gronden van billijkheid waren voor de schadevergoeding wegens inverzekeringstelling. Echter, de rechtbank vond wel gronden van billijkheid voor de vergoeding van de rechtsbijstandskosten, gezien de handelwijze van het Openbaar Ministerie. Uiteindelijk werd het verzoek tot schadevergoeding voor de inverzekeringstelling afgewezen, maar werd een totaalbedrag van € 2.495,00 toegewezen voor de rechtsbijstandskosten en de indiening van de verzoekschriften.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-120820-20
rk-nummers: 23-009922 en 23-009923
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 14 april 2023, in de zaak:
[verzoekster]
geboren op [geboortedag] 1964 te [geboorteplaats]
wonende op het [woonadres]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. R. El Bellaj, advocaat te Tilburg op het adres Ringbaan-Noord 62, 5046 AC Tilburg.
Verzoekster is [verzoekster] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 130,00, € 130,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 1.815,00, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 26 januari 2023;
  • de stukken waaruit blijkt dat verzoekster op 8 februari 2020 in verzekering is gesteld en op 8 februari 2020 in vrijheid is gesteld;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 6 november 2023 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. G. Smid, en mr. El Bellaj als gemachtigd advocaat van verzoekster gehoord.
Verzoekster is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoekster is aangevoerd dat zij werd verdacht van het doden van een tiental katten. De strafzaak tegen verzoekster is op 26 januari 2023 geseponeerd, omdat sprake was van een oud feit. Verzoekster stelt immateriële schade te hebben geleden ten gevolge van de door haar ondergane inverzekeringstelling gedurende één dag en verzoekt daarvoor een vergoeding van € 130,00 toe te kennen. Voorts heeft verzoekster kosten voor rechtsbijstand gemaakt, waarvoor zij een vergoeding van € 1.815,00 verzoekt. Tot slot wordt een forfaitaire vergoeding voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift gevraagd.
In raadkamer voert de advocaat aan dat het aan het Openbaar Ministerie te wijten is dat de gemaakte kosten zijn opgelopen. Verzoekster is gedagvaard en de dagvaarding is tweemaal ingetrokken, maar verzoekster heeft in de tussentijd wel kosten voor rechtsbijstand gemaakt. Voorts voert de advocaat aan dat verzoekster het feit waarvan zij werd verdacht niet heeft bekend, waardoor niet kan worden gezegd dat een vervolging tot een bewezenverklaring van het feit zou hebben geleid.
De officier van justitie heeft zich schriftelijk op het standpunt gesteld dat de verzochte kosten voor de door verzoekster ondergane inverzekeringstelling moeten worden afgewezen. Daartoe voert hij aan dat sprake is van een beleidssepot en dat het niet billijk is een vergoeding toe te kennen nu verzoekster de verdenking aan haarzelf te wijten heeft. Verzoekster heeft immers verklaard dat de in de vuilniszakken aangetroffen overleden katten van haar waren en dat zij de vuilniszakken in containers heeft geplaatst. Bovendien is er geen sprake van een zaak die onmiskenbaar tot een vrijspraak zou hebben geleid. Ten aanzien van de kosten voor rechtsbijstand stelt de officier van justitie zich, in afwijking op het schriftelijk ingenomen standpunt, op het standpunt dat deze kosten kunnen worden toegewezen. De kosten die verzoekster heeft gemaakt zijn opgelopen doordat het Openbaar Ministerie de dagvaarding tweemaal heeft ingetrokken.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De rechtbank is van oordeel dat verzoekster de tegen haar gerezen verdenking en de daarop gevolgde vrijheidsbeneming aan haarzelf te wijten heeft gehad, zodat er geen gronden van billijkheid zijn een vergoeding voor geleden schade als gevolg van de inverzekeringstelling toe te kennen. Daarbij heeft de rechtbank onder meer de verklaring van verzoekster bij de politie in aanmerking genomen.
Gelet op het pleidooi van de raadsman, met name wat betreft de handelwijze van het openbaar ministerie ten aanzien van het plannen en vervolgens weer intrekken van de strafzaak van verzoekster op zitting, zijn wel gronden van billijkheid aanwezig voor vergoeding van de kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 1.815,00. Dit bedrag is in raadkamer in voldoende mate onderbouwd en toegelicht en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst de verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv af;
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 2.495,00bestaande uit:
- € 1.815,00 aan kosten van rechtsbijstand; en
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
bepaalt dat een bedrag van
€ 1.815,00zal worden overgemaakt op [rekeningnummer 1] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Advocatenkantoor Govers en Sarrari, onder vermelding van [kenmerk 1] ;
bepaalt dat een bedrag van
€ 680,00zal worden overgemaakt op [rekeningnummer 2] ten name van Advocatenkantoor Govers, onder vermelding van [kenmerk 2] .
Deze beslissing is op 20 november 2023 gegeven door mr. R.J.H. Goossens, rechter, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 november 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).