ECLI:NL:RBZWB:2023:8475

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 november 2023
Publicatiedatum
5 december 2023
Zaaknummer
23-010584
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding ex artikel 530 Sv na sepot van strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 november 2023 uitspraak gedaan op een verzoekschrift tot schadevergoeding, ingediend door verzoeker na de seponering van zijn strafzaak op 25 januari 2023. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M. Eekhout, verzocht om een vergoeding van € 2.238,50 voor gemaakte kosten van rechtsbijstand, vermeerderd met een forfaitaire vergoeding voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker niet in staat was om de Nederlandse taal te machtigen, wat leidde tot extra kosten voor vertaling van de stukken. De officier van justitie, mr. G. Smid, heeft echter betoogd dat de gevraagde vergoeding gematigd moest worden, omdat het aantal uren en het gehanteerde uurtarief niet in verhouding stonden tot de complexiteit van de zaak.

De rechtbank heeft de procedure op basis van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) beoordeeld en vastgesteld dat verzoeker recht heeft op een schadevergoeding voor de kosten van rechtsbijstand. De rechtbank oordeelde dat het verzochte bedrag niet bovenmatig was, maar heeft wel een vermindering van 0,20 uren toegepast. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om een totale schadevergoeding van € 2.626,90 toe te kennen, bestaande uit € 1.946,90 voor kosten van rechtsbijstand en € 680,00 voor de kosten van de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. D. van Spelde, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-024433-23
rk-nummer: 23-010584
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 26 april 2023, in de zaak:
[verzoeker]
geboren op [geboortedag] 1976
wonende op het [woonadres]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. M. Eekhout, advocaat te Amsterdam op het adres Amstelveld 7, 1017 JD Amsterdam.
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 2.238,50, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 25 januari 2023;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 6 november 2023 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. G. Smid, en mr. Eekhout als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat de strafzaak tegen hem op 25 januari 2023 is geseponeerd. Verzoeker stelt kosten voor rechtsbijstand te hebben gemaakt en verzoekt daarvoor een vergoeding van € 2.238,50 toe te kennen, te vermeerderen met de forfaitaire vergoeding voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift.
In raadkamer heeft de advocaat aangevoerd dat verzoeker de Nederlandse taal niet machtig is, waardoor er tijd is besteed aan het vertalen van de stukken. Na het sepot is tijd besteed aan het vertalen van de sepotbrief die verzoeker eveneens in het Nederlands heeft ontvangen. Verzoeker is daardoor pas op 14 februari 2023 op de hoogte geraakt van de inhoud van die brief.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevraagde vergoeding voor de kosten voor rechtsbijstand moet worden gematigd. Daartoe voert hij aan dat het aantal uren dat aan de strafzaak is besteed en het bijbehorende uurtarief dat is gehanteerd, niet in verhouding staan tot de complexiteit van de strafzaak en de omvang van het dossier. Bovendien heeft de raadsvrouw na sepot nog diverse werkzaamheden verricht.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Gelet op de aard en de omvang van de zaak en het aantal uren dat doorgaans met soortgelijke strafzaken is gemoeid, acht de rechtbank het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van € 2.238,50 niet bovenmatig, gelet op het pleidooi van de raadsvrouw over de problematische communicatie in verband met de nationaliteit en verblijfplaats van verzoeker. Wel zal de rechtbank 0,20 uren in mindering brengen, nu de raadsvrouw zulks heeft bepleit. Gelet op vorenstaande en gelet op hetgeen tijdens het onderzoek ter zitting naar voren is gekomen, zal de rechtbank op gronden van billijkheid een vergoeding voor kosten van rechtsbijstand toekennen tot een bedrag van
€ 1.946,90.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 2.626,90, bestaande uit:
- € 1.946,90 aan kosten van rechtsbijstand; en
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
wijst het verzoek voor het overige af;
bepaalt dat een bedrag van
€ 2.626,90zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Van Gessel Advocaten, onder vermelding van [kenmerk] ”.
Deze beslissing is op 20 november 2023 gegeven door mr. R.J.H. Goossens, rechter, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 november 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).