ECLI:NL:RBZWB:2023:8480
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- S. Hindriks
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de omgevingsvergunning voor een bronsgieterij in strijd met het bestemmingsplan
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de aan vergunninghouder verleende omgevingsvergunning voor het gebruiken van zijn perceel in strijd met het bestemmingsplan. De omgevingsvergunning werd verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena op 29 april 2022. Eiser, die bezwaar had gemaakt tegen deze vergunning, werd in het bestreden besluit van 5 december 2022 in het ongelijk gesteld. De rechtbank heeft het beroep op 19 oktober 2023 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van het college en vergunninghouder aanwezig waren.
De rechtbank heeft eerst beoordeeld of eiser als belanghebbende kan worden aangemerkt in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser stelde dat hij belanghebbende is vanwege zicht op de schoorsteen van de bronsgieterij en de geuroverlast die hij ervaart. De rechtbank concludeert echter dat het zicht op de schoorsteen, gezien de afstand en aanwezigheid van andere objecten, van te geringe betekenis is om eiser als belanghebbende aan te merken. Ook de geuroverlast, die eiser slechts af en toe waarneemt, wordt als onvoldoende beschouwd om belanghebbendheid te rechtvaardigen.
De rechtbank oordeelt dat eiser weliswaar gevolgen ondervindt, maar dat deze gevolgen dermate gering zijn dat er geen sprake is van een persoonlijk belang bij de vergunningverlening. Daarom heeft het college eiser ten onrechte als belanghebbende aangemerkt. Het beroep van eiser wordt gegrond verklaard, het bestreden besluit wordt vernietigd en het bezwaar van eiser wordt niet-ontvankelijk verklaard. Eiser krijgt recht op vergoeding van griffierecht en proceskosten, die door het college moeten worden betaald.