ECLI:NL:RBZWB:2023:8499

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
C/02/405001 / HA ZA 23-6 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. de Graaf
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake de ontbinding van een koopovereenkomst en de verplichtingen van partijen bij de overdracht van een horecaonderneming

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser in conventie] en [gedaagde in conventie] over de ontbinding van een koopovereenkomst betreffende een broodjeszaak. De rechtbank oordeelde dat de buitengerechtelijke ontbinding door [gedaagde in conventie] onterecht was, omdat zij [eiser in conventie] niet in gebreke had gesteld. De rechtbank concludeerde dat de tekortkomingen die [gedaagde in conventie] aanvoerde, niet voldoende waren om de ontbinding te rechtvaardigen. De rechtbank heeft [gedaagde in conventie] veroordeeld tot nakoming van de koopovereenkomst en tot betaling van een bedrag van € 73.402,46, vermeerderd met contractuele rente, en een bedrag van € 15.000,00, vermeerderd met rente. Daarnaast zijn buitengerechtelijke incassokosten toegewezen en zijn de proceskosten aan de zijde van [eiser in conventie] vergoed. In reconventie zijn de vorderingen van [eiser in reconventie] afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: C/02/405001 / HA ZA 23-6
Vonnis van 6 december 2023
in de zaak van
[eiser in conventie],
te [plaats 1] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser in conventie] ,
advocaat: mr. J. Ossewaarde te Middelburg,
tegen
[gedaagde in conventie],
te [plaats 2] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde in conventie] ,
advocaat: mr. H. Mink te Oost-Souburg.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 5 juli 2023 en de daarin genoemde stukken
- de conclusie van antwoord in reconventie, met producties 10 tot en met 13
- de brief met producties 13 tot en met 16 van de zijde van [gedaagde in conventie]
- de akte overlegging aanvullende producties met producties 14 tot en met 16 van de zijde van [eiser in conventie]
- de mondelinge behandeling van 17 oktober 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde in conventie] is in december 2021 / januari 2022 bij [eiser in conventie] in dienst getreden, als medewerker in de op dat moment door [eiser in conventie] gedreven (horeca)onderneming onder de naam [broodjeszaak] ’ (hierna: de broodjeszaak).
2.2.
In februari 2022 heeft [eiser in conventie] kenbaar gemaakt dat zij de broodjeszaak wilde verkopen. [gedaagde in conventie] heeft daarop haar interesse getoond. Partijen zijn daarop in overleg getreden. [eiser in conventie] werd daarbij bijgestaan door haar horecamakelaar en [gedaagde in conventie] door haar accountant.
2.3.
Op 3 juni 2022 hebben partijen een koopovereenkomst gesloten tot verkoop aan [gedaagde in conventie] van de gehele inventaris, goodwill, tot 31 december 2022 de handelsnaam en domeinnaam en de op de dag van levering aanwezige voorraad van de broodjeszaak. De koopsom bedroeg € 125.000,00, opgesplitst in een bedrag van € 85.000,00 voor de inventaris en een bedrag van € 40.000,00 voor de goodwill en handelsnaam. Ten aanzien van de betaling van de koopsom, kwamen partijen overeen dat een bedrag van € 12.500,-- binnen drie dagen na ondertekening van de koopovereenkomst zou worden betaald als waarborgsom en een bedrag van € 97.500,-- uiterlijk op 25 juni 2022. Het resterende gedeelte van € 15.000,-- zou worden voldaan in de vorm van een achtergestelde geldleningsovereenkomst. Ten aanzien van deze lening zijn partijen in de koopovereenkomst, voor zover hier relevant, het volgende overeen gekomen:

4.3.Indien sprake is van niet (tijdige) betaling van één of meer termijnen is koper jegens verkoper in verzuim en heeft verkoper het recht de geldleningsovereenkomst tussentijds te beëindigen waardoor alle nog te vervallen termijnen ineens en in zijn geheel opeisbaar zijn.
2.4.
Naast voornoemde afspraken is in de koopovereenkomst, onder meer en voor zover hier relevant, nog het volgende opgenomen:

5. Vergunningen
5.1.
Verkoper garandeert dat hij beschikt over alle vergunningen die bij het starten van de exploitatie door verkoper voor die exploitatie noodzakelijk waren en garandeert voorts dat hij voldoet aan alle vereisten die bij het verkrijgen van die vergunningen noodzakelijk waren. Verkoper verklaart dat geen procedures lopen met betrekking tot de verkrijging of intrekking van deze vergunningen of dat er enige aanschrijving daartoe is en dat verkoper geen geschillen hieromtrent verwacht.
(…)
6. Levering(…)6.3.Partijen verklaren volledig bekend te zijn met het verkochte, de staat waarin het verkochte zich bevindt en de financieel-economische situatie van de onderneming. Koper verklaart voldoende gegevens te hebben ontvangen om zich een goed beeld te kunnen vormen van het verkochte.
(…)
7. Garanties verkoper
(…)

Verkoper staat er jegens koper voor in met betrekking tot het verkochte die informatie te hebben gegeven die naar geldende verkeersopvattingen door hem ter kennis van de koper behoort te worden gebracht.
(…)
9. Personeel
9.1.
Partijen zijn zich er van bewust dat de onderhavige overeenkomst betrekking heeft op de overgang van een onderneming als bedoeld in art. 7:662 e.v. van het Burgerlijk Wetboek en dat ingevolge deze wettelijke bepalingen het bij de verkoper in dienst zijnde personeel van rechtswege bij de verkoop in dienst van koper zal komen op gelijkblijvende condities.
9.2.
Koper verklaart zich op de hoogte te hebben gesteld van de aard en omvang van het in dienst zijnde personeel en op de hoogte te zijn van de toepasselijke (collectieve) arbeidsovereenkomsten en overige condities (waaronder onder meer begrepen werktijden, salaris en emolumenten) van de betreffende individuele arbeidsovereenkomsten. Een lijst met de werknemers en de relevante gegevens van de arbeidsovereenkomsten is als bijlage aan deze overeenkomst gehecht. Koper verklaart de arbeidsovereenkomsten en de meest recente salarisspecificaties van het op deze lijst voorkomende personeel ter inzage gekregen te hebben, althans in staat te zijn gesteld deze in te zien.”
2.5.
Partijen hebben de overeenkomst van (achtergestelde) geldlening van € 15.000,-- afzonderlijk vastgelegd in een (ongedateerde) overeenkomst van geldlening die aan de koopovereenkomst is gehecht. Partijen zijn daarin overeengekomen dat [gedaagde in conventie] over de hoofdsom een rente is verschuldigd van 5% per jaar. De verschuldigde rente van € 62,50 per maand dient maandelijks achteraf, en voor het eerst op 1 augustus 2022 en vervolgens per de laatste dag van iedere maand, voldaan te worden.
2.6.
Omdat [gedaagde in conventie] niet in staat bleek het bedrag van € 97.500,-- (tijdig) te financieren, hebben partijen hebben daarnaast een, eveneens op 3 juni 2022 gedateerde, huurkoopovereenkomst gesloten. Hierin is onder meer het volgende opgenomen:

Artikel 2.
Deze koop en verkoop omvat het in het pand, staande en gelegen aan de [adres] te [plaats 2] (hierna verder te noemen“het pand”) gevestigde horecabedrijf (hierna verder te noemen“het bedrijf”), genaamd [broodjeszaak] , waarin tevens is begrepen de eventueel daarbij behorende goodwill en handelsnaam, alsmede de inventaris zoals deze is omschreven op de aan deze overeenkomst gehechte en daarvan dus deel uitmakende door partijen voor akkoord ondertekende lijst (hier te noemen “de inventaris”). Koper verklaart volledig bekend te zijn met het in huurkoop overgedragene, de staat waarin het zich bevindt en de financiële situatie en resultaten. Koper verklaart voldoende gegevens te hebben ontvangen om zich een goed beeld te hebben kunnen vormen van het in huurkoop overgedragene.
Artikel 3.
(…)
De koper zal de op de datum van levering de eventuele in het bedrijf aanwezige courante voorraden van het bedrijf in overleg tegen de originele factuurwaarde overnemen, mits niet afwijkend van markconforme condities. Courant is al hetgeen in de huidige bedrijfsvoering wordt gebruikt, niet over de houdbaarheidsdatum is en ongeopend is.
Artikel 4.
De totale koopprijs bedraagt € 125.000,- (…) Tevens wordt er bij ondertekening van deze overeenkomst een aanbetaling gedaan van € 32.500,- (…) De totale restsom ad € 92.500,- (…) zal door koper aan verkoper worden voldaan binnen 5 jaren en in 60 opeenvolgende maandelijkse termijnen van elk € 1.745,59 (…), per de eerste van iedere maand, ingaande 1 augustus 2022 (…) Indien de achterstand meer bedraagt dan twee maanden, is de verkoper bevoegd het totale bedrag ineens op te eisen, onverlet haar recht het in huurkoop overgedragene weer tot haar te nemen.
(…)
Artikel 12.
De verkoper heeft het recht om te zijner keuze hetzij alle nog te verschijnen maandelijkse termijnen dadelijk en in één som van de koper op te eisen, hetzij deze overeenkomst te ontbinden en teruggave van het bedrijf te vorderen ingeval:
  • de koper zijn uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen jegens de verkoper niet dan wel niet behoorlijk nakomt;
  • de exploitatie van het bedrijf van koper wordt gestaakt, geheel of gedeeltelijk wordt vervreemd, verhuurd dan wel onder enige andere titel aan een derde wordt overgedragen;
  • van slechte bedrijfsvoering die het voortbestaan van het horecabedrijf als geëxploiteerd voor de verkoop in gevaar brengt, hetgeen blijkt uit een terugval in de omzet;
  • de betaling van de verschuldigde maandelijkse termijnen (als bedoeld in art 4) meer dan twee opeenvolgende maanden achterwege is gebleven;
  • (…)
2.7.
De feitelijke levering van het verkochte heeft plaatsgevonden op 1 juli 2022, onder meer door overdracht van de sleutels van het voor de exploitatie van de onderneming gehuurde bedrijfspand (waarvan de huurovereenkomst per die datum door [gedaagde in conventie] was overgenomen) en de twee (bedrijfs)auto’s. In een op die datum door beide partijen ondertekende leveringsovereenkomst is opgenomen:

levering
Koper verklaart het verkochte (zoals omschreven in de koopovereenkomst met de daarbij behorende bijlagen) volledig te hebben controleren en naar tevredenheid in werkende staat (…) en zonder gebreken geleverd te hebben gekregen.”
2.8.
[gedaagde in conventie] heeft voorafgaand aan de levering een bedrag van € 32.500,-- aan [eiser in conventie] betaald. Na de levering heeft zij drie maandelijkse termijnen van € 1.745,59 (augustus, september en oktober) betaald en driemaal een bedrag van € 62,50 (wegens rente op de achtergestelde geldlening).
2.9.
Bij brief van 25 oktober 2022 heeft de advocaat van [gedaagde in conventie] het volgende aan [eiser in conventie] geschreven:

Op 3 juni 2022 is tussen u en cliënte een koopovereenkomst gesloten betreffende, kort gezegd, “ [broodjeszaak] ”. Inmiddels heeft cliënte het volgende geconstateerd (in willekeurige volgorde; en het is slechts een incomplete opsomming):
  • De koop betreft o.a. goodwill; in dat kader zou een lijst met klantcontacten aan cliënte verstrekt worden; dat heeft u niet gedaan; ook zijn, in weerwil van hetgeen afgesproken en overeengekomen was, de wachtwoorden voor de diverse sociale media-kanalen niet verstrekt;
  • Ook ziet de koop op o.a. de voorraad; die heeft u echter de avond vòòr de overname, naar diverse getuigen ook bevestigen, weggehaald;
  • Door u is gegarandeerd dat u beschikt over alle vergunningen die voor exploitatie noodzakelijk zijn; dat blijkt niet het geval te zijn want de “Scope10” is niet eerder gedaan en die is wettelijk verplicht; dit heeft onder andere geleid tot een, uiteraard niet voorziene, verhoging van verzekeringspremies; ook blijkt de terrasvergunning niet, zoals u wel had verklaard, te voorzien in toegestane plaatsing van vijf tafels buiten maar slechts twee;
  • De overnamesom is uiteraard gebaseerd op de hoogte van de kosten zoals door u opgevoerd aan de hand van de door u verstrekte financiële bescheiden; in afwijking van hetgeen daarin is opgevoerd aan personeelskosten blijken die in werkelijkheid op jaarbasis tienduizenden euro’s hoger dan door u in bedoelde bescheiden is verantwoord; dit is een gevolg van het feit dat, naar nu is gebleken, u het personeel deels “zwart” uitbetaalde; gevolg hiervan is dat cliënte een veel te hoge koopprijs heeft betaald c.q. moet betalen;
  • De koop heeft ook betrekking op twee auto’s; die zouden APK gekeurd zijn maar ook dat is niet het geval gebleken;
  • De (waarde van de) cadeaubonnen zou u aan cliënten vergoeden; ook dat heeft u niet gedaan.
Al met al is sprake van een dusdanige wanprestatie dat cliënte genoodzaakt is de ontbinding van de koopovereenkomst in te roepen en u te sommeren – en voor zoveel nodig in gebreke te stellen – om alles dat door cliënte aan u is betaald - € 45.000 – binnen 14 na heden volledig aan cliënte terug te betalen. (…)
2.10.
[gedaagde in conventie] heeft de exploitatie van de broodjeszaak per 4 november 2022 gestaakt.

3.Het geschil

In conventie
3.1.
[eiser in conventie] vordert – samengevat – het volgende:
te verklaren voor recht dat [gedaagde in conventie] niet rechtsgeldig de buitengerechtelijke ontbinding van de koopovereenkomst heeft ingeroepen;
[gedaagde in conventie] te veroordelen tot nakoming van de koopovereenkomst en haar daarbij te veroordelen tot:
a. Primair: betaling van € 73.402,46, vermeerderd met primair de contractuele boeterente van 2 promille per dag, subsidiair de wettelijke handelsrente en meer subsidiair de wettelijke rente;
b. Subsidiair:
i. Betaling van de achterstallige maandelijkse huurkooptermijnen van € 1.745,59 vanaf november 2022, vermeerderd met primair de contractuele boeterente van 2 procent per maand, subsidiair de wettelijke handelsrente en meer subsidiair de wettelijke rente;
ii. tijdige betaling van de toekomstige maandelijkse huurkooptermijnen van € 1.745,59, vermeerderd met primair contractuele boeterente van 2 procent per maandbedrag, subsidiair de wettelijke handelsrente en meer subsidiair de wettelijke rente;
3. [gedaagde in conventie] te veroordelen tot betaling van € 15.000,00, te vermeerderen met primair de contactuele jaarrente van 13%, subsidiair de wettelijke handelsrente en meer subsidiair de wettelijke rente;
4. [gedaagde in conventie] te veroordelen tot betaling van € 1.137,40 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente en subsidiair de wettelijke rente;
5. [gedaagde in conventie] te veroordelen in de kosten van de procedure vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
[eiser in conventie] legt aan haar vordering ten grondslag dat de door [gedaagde in conventie] ingeroepen ontbinding van de koopovereenkomst geen doel heeft getroffen, omdat [gedaagde in conventie] haar nooit in gebreke heeft gesteld. [eiser in conventie] is dan ook niet in verzuim geraakt. Voor zover dat wel het geval zou zijn, stelt [eiser in conventie] dat de gestelde tekortkomingen de ontbinding niet rechtvaardigen. [eiser in conventie] betwist ook dat zij tekortgeschoten is. [eiser in conventie] heeft daarom recht op nakoming van de overeenkomst door [gedaagde in conventie] . Omdat [gedaagde in conventie] vanaf november 2022 in gebreke is gebleven met het betalen van de maandelijkse termijnen, is het restantbedrag van € 73.402,46 ineens opeisbaar op grond van artikel 4 en 12 van de huurkoopovereenkomst. In ieder geval moet [gedaagde in conventie] de achterstallige en toekomstige termijnen betalen op grond van de overeenkomst. De achtergestelde lening van € 15.000,00 is ook opeisbaar op grond van artikel 4 van de koopovereenkomst en artikel 12 van de huurkoopovereenkomst. Van [eiser in conventie] kan niet gevergd worden dat de lening blijft bestaan nu de exploitatie van de broodjeszaak is gestaakt.
3.3.
[gedaagde in conventie] voert verweer. [gedaagde in conventie] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser in conventie] , met veroordeling van [eiser in conventie] in de kosten van deze procedure. [gedaagde in conventie] voert aan [eiser in conventie] niet heeft geleverd wat was overeengekomen. De bedrijfsnaam is niet overgedragen en de wachtwoorden van de social media-accounts zijn niet verstrekt. Verder heeft [eiser in conventie] de aanwezige voorraad niet overgedragen maar weggevoerd. Ook bleek een voor de (brand)verzekering noodzakelijke keuring van elektrische installaties (scope 10) te ontbreken. De terrasvergunning betrof slechts twee tafels in plaats van vijf. Tot slot bleek de koopsom gebaseerd te zijn op onjuiste jaarcijfers: de daarin vermelde loonkosten bleken te laag en de omzet te hoog, waardoor een onjuist beeld werd gegeven van het resultaat van de onderneming. De werkelijke personeelskosten zijn hoger doordat [eiser in conventie] het personeel zwart betaalde. Dezelfde hoeveelheid personeel wit laten werken kost dusdanig meer dat een positieve exploitatie niet mogelijk is. In de omzet was, anders dan werd voorgespiegeld, ook omzet van de foodtrucks van [eiser in conventie] meegenomen.
Omdat nakoming blijvend onmogelijk was, heeft [gedaagde in conventie] de overeenkomst terecht op 25 oktober 2022 buitengerechtelijk ontbonden. Zij hoeft de door [eiser in conventie] gevorderde betalingen daarom niet meer te doen.
In reconventie
3.4.
[eiser in reconventie] vordert – samengevat – te verklaren voor recht dat de koopovereenkomst op 25 oktober 2022 is ontbonden dan wel die overeenkomst alsnog te ontbinden waardoor:
[eiser in reconventie] de twee auto’s aan [verweerder in reconventie] terug moet leveren,
[verweerder in reconventie] het reeds betaalde ad € 32.500,00 aan [eiser in reconventie] moet terugbetalen en
[verweerder in reconventie] de vordering van de verhuurder vanaf de datum van ontbinding tot de datum van ontbinding van de huurovereenkomst moet voldoen,
met veroordeling van [verweerder in reconventie] in de proceskosten.
3.5.
[eiser in reconventie] verwijst ter onderbouwing van haar vordering naar hetgeen zij in conventie heeft aangevoerd. Als gevolg van de ontbinding van de koopovereenkomst dienen partijen over en weer geleverde prestaties terug te leveren. [verweerder in reconventie] heeft de inventaris van de onderneming weer in bezit genomen. [eiser in reconventie] dient de twee (bedrijfs)auto’s nog terug te leveren. [eiser in reconventie] heeft al € 32.500,-- van de koopsom betaald. Dit dient [verweerder in reconventie] als gevolg van de ontbinding aan haar terug te betalen. [eiser in reconventie] verwijst verder naar het vonnis van de kantonrechter van 22 maart 2023 waarbij de ontbinding van de huurovereenkomst met betrekking tot het bedrijfspand is uitgesproken en [eiser in reconventie] is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 11.039,65 + pm wegens achterstallige huur en servicekosten. Zij stelt dat [verweerder in reconventie] gehouden is dit bedrag aan haar te voldoen.
3.6.
[verweerder in reconventie] voert verweer. [verweerder in reconventie] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser in reconventie] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser in reconventie] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser in reconventie] in de kosten van deze procedure. [verweerder in reconventie] herhaalt hetgeen zij in conventie heeft gesteld. Zij betwist verder dat [eiser in reconventie] de handelsnaam niet kon gebruiken tot 31 december 2022, dat [eiser in reconventie] geen toegang had tot de social media en dat zij de voorraad van de broodjeszaak heeft weggehaald. [verweerder in reconventie] betwist dat zij een zaak met een terras met vijf tafels heeft verkocht en dat [eiser in reconventie] dit dus mocht verwachten. Dat de personeelskosten van [eiser in reconventie] hoog waren, heeft zij zelf veroorzaakt door te veel personeel aan te nemen. [eiser in reconventie] heeft bij de overname alleen de arbeidsovereenkomsten van twee werknemers overgenomen, waaronder die van haar eigen dochter. De omzet van de foodtrucks was door corona verwaarloosbaar zodat dat geen vertekend beeld geeft van de jaarcijfers. Ten aanzien van de elektrische installatie voert [verweerder in reconventie] aan dat de keuring daarvan niet verplicht was. Dat de installatie niet gekeurd was betekent nog niet dat de ze ook gebrekkig was en bovendien was de elektrische installatie geen onderdeel van de koop. Tot slot voert [verweerder in reconventie] aan dat er geen grondslag is op grond waarvan [verweerder in reconventie] de huurtermijnen van [eiser in reconventie] zou moeten betalen.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie, zal de rechtbank die hierna gezamenlijk beoordelen. Daarbij zal de rechtbank ervan uitgaan dat [gedaagde in conventie] ontbinding heeft beoogd van zowel de koopovereenkomst als de huurkoopovereenkomst en de overeenkomst van geldlening. Dit waren immers met elkaar samenhangende overeenkomsten met het zelfde doel te weten overdracht van de onderneming van [eiser in conventie] aan [gedaagde in conventie] . Partijen hebben geen rangorde afgesproken met betrekking tot de overeenkomsten. De rechtbank zal er daarom bij de beoordeling van uitgaan dat de overeenkomsten samen de afspraken tussen partijen weergeven, tenzij er sprake is van een relevante tegenstrijdigheid.
Was of is er een grondslag voor ontbinding?
4.2.
Op grond van artikel 6:265 lid 1 Burgerlijk wetboek (BW) kan een partij een overeenkomst ontbinden als er sprake is van een tekortkoming aan de zijde van de wederpartij die de ontbinding rechtvaardigt. Het tweede lid van dat artikel bepaalt dat, voor zover nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is, de bevoegdheid tot ontbinding pas ontstaat wanneer de schuldenaar is verzuim is. De ontbinding kan ook door de rechter worden uitgesproken (artikel 6:267 lid 2 BW). Verzuim treedt op grond van artikel 6:82 BW in als de schuldenaar in gebreke wordt gesteld en nakoming vervolgens uitblijft of zonder ingebrekestelling in de gevallen genoemd in artikel 6:83 BW. Vast staat dat [gedaagde in conventie] [eiser in conventie] niet in gebreke heeft gesteld. [gedaagde in conventie] heeft ook niet gesteld dat één van de gevallen genoemd in artikel 6:83 BW van toepassing waren. Om te kunnen beoordelen of de door [gedaagde in conventie] uitgebrachte ontbindingsverklaring doel heeft getroffen, moet dus enerzijds vast staan dat sprake is van een tekortkoming en dat nakoming op dat punt tijdelijk of blijvend onmogelijk was. Als dit het geval is moet daarnaast, aangezien dit ook in geschil is, vaststaan dat die tekortkoming de ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigt. De rechtbank zal aan de hand van dit toetsingskader de door [gedaagde in conventie] gestelde tekortkomingen achtereenvolgens beoordelen.
Handelsnaam
4.3.
Tussen partijen is in geschil of [gedaagde in conventie] , zoals zij stelt, genoodzaakt was om direct na de overname verder te gaan onder de naam “ [lunchroom] ” doordat [eiser in conventie] haar niet toestond de naam “ [broodjeszaak] ” gebruiken omdat [eiser in conventie] zelf onder de naam “ [broodjeszaak] ” verder ging met haar foodtruck(s). [gedaagde in conventie] miskent hierbij echter dat zij op grond van de koopovereenkomst gerechtigd was om tot 31 december 2022 de handelsnaam “ [broodjeszaak] ” te gebruiken en daarbij (verder) niet (meer) afhankelijk was van de toestemming van [eiser in conventie] . In het midden kan blijven of [eiser in conventie] in die periode inderdaad ook gebruik bleef maken van die handelsnaam. Ook indien dat het geval was, betekent dat nog niet dat [eiser in conventie] tekortgeschoten is in het “leveren” van de handelsnaam. Voor zover [gedaagde in conventie] meende dat het [eiser in conventie] niet vrijstond om ook van die handelsnaam gebruik te maken, had het op haar weg gelegen om [eiser in conventie] daar dan op te wijzen en te sommeren dat gebruik te staken.
Aangezien van een tekortkoming op dit punt dus geen sprake was, levert dit ook geen grond op voor ontbinding van de (huur)koopovereenkomst.
Social media accounts
4.4.
[gedaagde in conventie] stelt dat [eiser in conventie] haar nooit de wachtwoorden van de social media-accounts heeft verstrekt, waardoor zij daar geen toegang toe had, hetgeen de voortzetting van de bedrijfsvoering ernstig gehinderd heeft. [eiser in conventie] heeft als verweer onder meer aangevoerd dat zij nooit in gebreke is gesteld. Dit verweer slaagt. Het verstrekken van de wachtwoorden om toegang te krijgen tot de accounts was niet blijvend onmogelijk. [gedaagde in conventie] heeft in dit verband alleen verwezen naar een app-bericht van 28 juli 2022, waarin zij aan [eiser in conventie] vraagt “Hey! Wat is het ww van insta en Facebook?”, waarop [eiser in conventie] heeft geantwoord “Wachtwoord kijk ik later ff weet ik niet uit mijn hoofd”. [eiser in conventie] heeft verwezen naar een WhatsApp-gesprek waarin zij wachtwoorden aan [gedaagde in conventie] verstrekt. Indien dit voor [gedaagde in conventie] onvoldoende was, lag het op haar weg om [eiser in conventie] te sommeren de (juiste) wachtwoorden alsnog te verstrekken en daarvoor een redelijke termijn te stellen. Aangezien zij dit niet heeft gedaan, is [eiser in conventie] op dit punt niet in verzuim geraakt. Aangezien nakoming op dit punt ook niet blijvend onmogelijk was, levert het niet verstrekken van de wachtwoorden, voor zover dit het geval was, geen grond op voor ontbinding van de (huur)koopovereenkomst.
Voorraad
4.5.
Tussen partijen is in geschil of [eiser in conventie] is tekortgeschoten in de nakoming van de koopovereenkomst door, voor de levering, de aanwezige voorraad uit het bedrijfspand te verwijderen. Partijen zijn in de koopovereenkomst overeengekomen dat het verkochte onder meer omvatte ”de op de dag van de levering aanwezige voorraad”, zonder nader te specificeren waaruit die voorraad bestond. In de huurkoopovereenkomst is niet opgenomen dat de voorraad onderdeel uitmaakt van het verkochte (artikel 2), maar juist dat de voorraad eventueel in overleg tegen de originele factuurwaarde door [gedaagde in conventie] kon worden overgenomen (artikel 3). Aangezien de huurkoopovereenkomst is gesloten omdat de betalingsafspraken in de koopovereenkomst niet haalbaar bleken te zijn, mocht [gedaagde in conventie] er naar het oordeel van de rechtbank niet vanuit gaan dat er – zonder nadere afspraken daarover – op het moment van levering ook voorraad zou worden overgedragen. Voor zover dat ook daadwerkelijk niet is gebeurd, levert dit dus geen tekortkoming op van de zijde van [eiser in conventie] . Hieruit volgt dat dit ook geen grond was of is voor ontbinding van de (huur)koopovereenkomst.
Keuring van de elektrische installatie
4.6.
[gedaagde in conventie] voert aan dat zij na overname van de onderneming van haar verzekeringstussenpersoon vernam dat de verzekeraar bij voorzetting van de (brand)verzekering als voorwaarde stelde dat en binnen zes maanden een keuring zou plaatsvinden van de elektrotechnische installaties. Zij stelt dat [eiser in conventie] haar verplichtingen uit artikel 7.1 van de koopovereenkomst heeft geschonden door de onvolkomenheden in de elektrische installatie niet aan haar te melden. [eiser in conventie] betwist dat de elektrotechnische installatie gebrekkig was en dat aan haar ooit is medegedeeld dat zij verplicht was een keuring te laten uitvoeren. Gelet op dit verweer had het op de weg van [gedaagde in conventie] gelegen om te stellen dat de verzekeraar ook al aan [eiser in conventie] de eis had gesteld dat de installatie gekeurd zou worden. Dit heeft [gedaagde in conventie] niet gedaan. Het enkele feit dat de verzekeraar deze eis aan [gedaagde in conventie] heeft gesteld, is onvoldoende om te concluderen dat [eiser in conventie] op dit punt haar in artikel 7.1 van de koopovereenkomst bedoelde garantie/mededelingsplicht heeft geschonden. Dit verwijt van [gedaagde in conventie] levert daarom ook geen grond op voor ontbinding van de overeenkomst(en).
Terrasvergunning
4.7.
[gedaagde in conventie] stelt verder dat [eiser in conventie] artikel 5.1 van de koopovereenkomst heeft geschonden, omdat na de levering bleek dat er slechts een terrasvergunning voor twee bistrotafels met elk twee stoelen was afgegeven. In de praktijk werd het terras volgens [gedaagde in conventie] gebruikt voor vijf tafels met elk vier stoelen. [eiser in conventie] had dit aan [gedaagde in conventie] moeten melden. De omzet van [eiser in conventie] was deels gerealiseerd in strijd met de bestaande vergunning en dus niet legaal, aldus [gedaagde in conventie] . [eiser in conventie] betwist dat er structureel een terras met vijf tafels stond. Dit was volgens [eiser in conventie] alleen zo op bijzondere dagen zoals de jaarlijkse kermis, hetgeen dan door de gemeente werd gedoogd. Zij stelt verder dat zij ook niet heeft gegarandeerd dat er een terrasvergunning was voor vijf tafels en wijst erop dat op de inventarislijst bij de koopovereenkomst ook maar twee tafels zijn vermeld.
4.8.
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde in conventie] uit artikel 5.1 van de koopovereenkomst niet zonder meer mocht afleiden dat [eiser in conventie] garandeerde dat de terrasvergunning was verstrekt voor vijf tafels. De koper mag alleen die eigenschappen verwachten waarvan hij de aanwezigheid niet hoeft te betwijfelen. Wanneer de koper twijfelt of moet twijfelen dient hij verkoper hierover vragen te stellen of zelf onderzoek te verrichten. In dit geval was er volgens de rechtbank aanleiding om te twijfelen en heeft [gedaagde in conventie] vervolgens geen vragen gesteld of onderzoek verricht. In de koopovereenkomst is de terrasvergunning niet expliciet vermeld. Op de inventarislijst bij de overeenkomst onder het kopje “Terras” staan bovendien maar twee tafels vermeld. Het had gelet hierop op de weg van [gedaagde in conventie] gelegen om, indien het voor haar van belang was om te weten hoeveel tafels er op het terras waren toegestaan, hier vragen over te stellen.
Aangezien er wel een terrasvergunning aanwezig was, concludeert de rechtbank dat [eiser in conventie] ook op dit punt aan haar verplichtingen uit de (huur)koopovereenkomst heeft voldaan. Hoeveel tafels er wanneer in de praktijk voor de overname werden buitengezet, kan daarom in het midden blijven. Het ontbreken van een terrasvergunning voor vijf tafels, levert dus geen grond op voor ontbinding.
Loonkosten
4.9.
[gedaagde in conventie] voert aan dat in de jaarcijfers van de broodjeszaak een onjuist beeld geschetst is ten aanzien van de loonkosten die nodig waren om de broodjeszaak te exploiteren. Deze waren in werkelijkheid veel hoger dan het bedrag dat in de jaarcijfers stond vermeld omdat [eiser in conventie] haar personeel zwart betaalde. [eiser in conventie] betwist dat dit het geval was. Zij wijst erop dat [gedaagde in conventie] bij de overname alleen de contracten met haar eigen dochter er een gesubsidieerde arbeidskracht heeft overgenomen en niet verplicht was om meer personeel aan te nemen.
4.10.
De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een tekortkoming aan de zijde van [eiser in conventie] omdat [gedaagde in conventie] ook op dit punt niet heeft voldaan aan haar onderzoeksplicht. Het is niet in geschil dat [gedaagde in conventie] bij de overname slechts twee arbeidsovereenkomsten van [eiser in conventie] had overgenomen. In artikel 9.2 van de koopovereenkomst heeft [gedaagde in conventie] verklaard dat zij zich op de hoogte heeft gesteld van de aard en omvang van het in dienst zijnde personeel en dat zij de arbeidsovereenkomsten en de meest recente salarisspecificaties van het op deze lijst voorkomende personeel ter inzage gekregen heeft, althans in staat is gesteld deze in te zien. Zij had aan de hand daarvan kunnen uitrekenen welke loonkosten gemoeid waren met de twee overgenomen werknemers. Verder staat vast dat [gedaagde in conventie] al geruime tijd zelf in de broodjeszaak werkzaam was en goed op de hoogte was van de werktijden en het aantal oproepkrachten dat naast het vaste personeel werd ingezet. Ter zitting heeft ze verklaard dat voor de overname wel 10 of 15 mensen in de broodjeszaak werkten, dat haar dochter via de bank werd betaald, maar dat ander personeel contant werd uitbetaald. Volgens [gedaagde in conventie] was de broodjeszaak zes dagen per week geopend van 09.00 uur tot 19.00 uur of 19.30 uur. Aan de hand van die gegevens had [gedaagde in conventie] , die, zoals ze zelf stelt, bij de overname werd bijgestaan door een accountant, kunnen uitrekenen hoeveel oproepkrachten er naast de vaste werknemers nog ingezet moesten worden en een prognose kunnen maken van de te verwachten loonkosten. Zij had daarbij, zeker omdat ze wist dat er ook personeel contant werd uitbetaald, niet zonder mee mogen afgaan op de loonkosten die in de jaarstukken van [eiser in conventie] vermeld stonden. Uit de door [gedaagde in conventie] als producties 10 overgelegde verklaring kan worden afgeleid dat haar accountant een dergelijke prognose ook wel heeft gemaakt, maar dat de werkelijke loonkosten veel hoger bleken uit te komen. Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden, moet dit voor haar rekening blijven. Hetgeen [gedaagde in conventie] hierover heeft aangevoerd, vormt dus geen grond voor ontbinding van de overeenkomst(en).
De omzet van de foodtrucks
4.11.
Tot slot verwijt [gedaagde in conventie] [eiser in conventie] dat de jaarcijfers niet kloppen omdat de daarin genoemde omzet ook omzet van de foodtrucks van [eiser in conventie] omvat terwijl de foodtrucks geen onderdeel van de koopovereenkomst zijn. Ter zitting heeft [eiser in conventie] erkend dat de in de jaarcijfers genoemde omzet ook omzet van de foodtrucks omvatte. In zoverre is er dus sprake van een tekortkoming, aangezien namens [eiser in conventie] voorafgaand aan het sluiten van de koopovereenkomst op een vraag namens [gedaagde in conventie] is medegedeeld dat in de aangeleverde cijfers geen omzet van de foodtrucks is opgenomen. [eiser in conventie] heeft echter onder meer aangevoerd dat deze tekortkoming de ontbinding niet rechtvaardigt, omdat de foodtruck in de jaren 2020 en 2021 door corona maar enkele keren is ingezet en er nauwelijks omzet uit voort is gekomen en in totaal een negatief resultaat van € 50,-- uit voort is gekomen. Gelet op dit verweer had het op de weg van [gedaagde in conventie] gelegen om te onderbouwen welke invloed de “misgelopen” omzet van de foodtrucks had op haar bedrijfsresultaat. [gedaagde in conventie] heeft echter in het geheel geen inzicht gegeven in haar bedrijfsresultaat en dus ook niet onderbouwd in hoeverre haar werkelijk gerealiseerde omzet afweek van de omzet zoals opgenomen in de jaarcijfers van [eiser in conventie] . Bij gebrek aan relevante stellingen op dit punt, komt de rechtbank ook niet toe aan bewijslevering. Het verweer van [eiser in conventie] dat deze tekortkoming de ontbinding niet rechtvaardigt slaagt.
Conclusie
4.12.
Gelet op het voorgaande heeft [gedaagde in conventie] de overeenkomst niet rechtsgeldig ontbonden. De door [eiser in conventie] gevorderde verklaring voor recht hierover zal worden toegewezen en die van [gedaagde in conventie] in reconventie zal worden afgewezen. De tekortkomingen die [gedaagde in conventie] heeft gesteld, bieden dus ook geen grond voor ontbinding door de rechter, zoals [gedaagde in conventie] subsidiair heeft gevorderd. Ook de overige vorderingen van [gedaagde in conventie] zullen daarom worden afgewezen. [gedaagde in conventie] dient de overeenkomsten dus na te komen.
4.13.
Het door [eiser in conventie] primair gevorderde bedrag van € 73.402,46 ten aanzien waarvan partijen de huurkoopovereenkomst hadden gesloten is op grond van artikel 12 van de huurkoopovereenkomst opeisbaar en dus toewijsbaar. Ook de gevorderde boeterente is onweersproken en dus toewijsbaar op grond van artikel 11.1 van de koopovereenkomst.
4.14.
Ook de achtergestelde lening van € 15.000,00 is op grond van artikel 4 van de koopovereenkomst opeisbaar en dus toewijsbaar, vermeerderd met de gevorderde rente van 13% op grond van artikel 4.4 van de geldleningsovereenkomst.
De buitengerechtelijke incassokosten
4.15.
[eiser in conventie] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Partijen zijn in artikel 16 van de huurkoopovereenkomst een vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten overeengekomen die van de wettelijke regeling afwijkt. De door [eiser in conventie] gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten zal worden toegewezen, nu [gedaagde in conventie] de verschuldigdheid daarvan op grond van de tussen hen gesloten overeenkomst niet betwist en geen aanleiding is om (ambtshalve) tot matiging van de gevorderde vergoeding over te gaan. De primair gevorderde wettelijke handelsrente over dit bedrag zal worden afgewezen, aangezien ten aanzien van deze vordering geen sprake is van een handelsovereenkomst als bedoeld in artikel 6:119a BW.
De proceskosten in conventie
4.16.
[gedaagde in conventie] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser in conventie] worden begroot op:
- dagvaarding € 128,26
- griffierecht € 1.301,00
- salaris advocaat € 2.366,00 (2,0 punten × tarief € 1.183,00)
- nakosten €
173,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 3.968,26.
De proceskosten in reconventie
4.17.
[eiser in reconventie] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [verweerder in reconventie] worden begroot op:
- salaris advocaat € 766,00 (1,0 punt × tarief € 766,00)
- nakosten €
98,00
Totaal € 864,00.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde in conventie] jegens [eiser in conventie] niet rechtsgeldig (onrechtmatig) de buitengerechtelijke ontbinding heeft ingeroepen van de koopovereenkomst en gebiedt [gedaagde in conventie] die overeenkomst na te komen;
5.2.
veroordeelt [gedaagde in conventie] om aan [eiser in conventie] te betalen een bedrag van € 73.402,46, vermeerderd met de contractuele rente van 2 ‰ per dag over dit bedrag met ingang van 16 november 2022 tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagde in conventie] om aan [eiser in conventie] te betalen een bedrag van € 15.000,00, vermeerderd met de contractuele rente van 13% per jaar over dit bedrag met ingang van 16 november 2022 tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [gedaagde in conventie] om aan [eiser in conventie] te betalen een bedrag van € 1.137,40, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 2 januari 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.5.
veroordeelt [gedaagde in conventie] in de proceskosten aan de zijde van [eiser in conventie] van € 3.968,26, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet betaling het vonnis daarna betekend, dan moet [gedaagde in conventie] € 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over deze bedragen met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.6.
wijst het meer af anders gevorderde af,
in reconventie
5.7.
wijst de vorderingen af,
5.8.
veroordeelt [eiser in reconventie] in de proceskosten, aan de zijde van [verweerder in reconventie] van € 864,00,
in conventie en in reconventie
5.9.
verklaart dit vonnis wat betreft de beslissingen in 5.2, 5.3, 5.4, 5.5 en 5.8 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. de Graaf en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2023.